Linda Nochlins schreeuw in de kunstwereld weerklinkt nog altijd

De in 2017 overleden Linda Nochlin, moeder van de feministische kunstgeschiedenis, publiceerde in 1971 het baanbrekend en buitengewoon gepassioneerd geschreven essay Why Have There Been No Great Women Artists?, waarmee ze de kunstwereld met een historisch-academisch perspectief herdefinieerde. Op 8 maart vieren we Internationale Vrouwendag en zodoende is dit de ultieme gelegenheid voor een eerbetoon aan dit monumentale essay dat een halve eeuw na datum nog altijd actueel is.  

Als een van de eersten bood Nochlin een nieuw perspectief op de bestaande discussie rondom het gebrek aan grote vrouwelijke kunstenaars. In tegenstelling tot wat voorheen werd gezien als de oorzaak, namelijk de verhouding tot mannelijke kunstenaars, gooide zij het gesprek om. Met rake voorbeelden en humoristische anekdotes beargumenteerde ze dat het gebrek aan vrouwelijke artistieke prestaties niet wordt veroorzaakt door een intrinsieke kunstzinnige minderwaardigheid van vrouwen ten opzichte van mannen, maar door sociale en institutionele barricades. ‘The fault lies not in our stars, our hormones, our menstrual cycles, or our empty internal spaces, but in our institutions and our education — education understood to include everything that happens to us from the moment we enter, head first, into this world of meaningful symbols, signs and signals.’

Het onbevraagbare bevraagd

De Amerikaanse kunsthistorica kende een rijk CV. Na haar bachelor Filosofie en master Engels, behaalde ze in 1963 haar PhD in Kunstgeschiedenis aan het gerenommeerde New Yorkse Institute of Fine Arts, waar ze later doceerde. In 1970 liep ze geheel toevallig de bekende galerijhouder Richard Feigen tegen het lijf. Hij wilde graag kunstwerken van vrouwen tentoonstellen, maar kon geen grootse werken vinden en stelde Nochlin de vraag: Why have there been no great women artists? Dagenlang bleef deze vraag in haar hoofd rondspoken en na lang piekeren, besloot ze een kritisch essay te schrijven waarin ze stapje voor stapje zijn vraag beantwoordt.

Nochlins eerste publicatie over vrouwen en kunst sloeg in als een bom. Het veroorzaakte een paradigmaverschuiving in de kunsthistorische wereld en legde de basis voor de feministische kunstkritiek. Daarnaast sneed Nochlins mes aan twee kanten: ze bevraagde niet alleen het tot dan toe onbevraagbare waarover wel werd nagedacht, maar waar niemand de ballen voor had het ook daadwerkelijk aan de kaak te stellen, ze dwong de kunstwereld tegelijkertijd met een beter antwoord te komen.  

Dat antwoord moest gezocht worden in de kunst als institutie met zijn ‘white Western male viewpoint, unconsciously accepted as the viewpoint of the art historian.’ De feministische kunstbeweging, waarvan Nochlin het icoon werd, stelde niet alleen de sociale en institutionele structuren van kunstproductie aan de kaak, maar ook de structuren van de gehele kunstwereld. De geschiedenis en diens tradities werden blootgelegd en kritisch geanalyseerd. Alleen door het onbevraagde bespreekbaar te maken komen we tot dieperliggende, van nature aangenomen opvattingen en ideeën, en kunnen we volgens Nochlin het wereldwijde gebrek aan grote vrouwelijke kunstenaars begrijpen en verhelpen. 

Grootsheid is een mythe

Nochlin, die zichzelf voor de publicatie van haar essay niet als feminist beschouwde, begint haar stuk door op subtiele wijze af te rekenen met de onbevredigende, veelal feministische reacties op haar centrale vraag. Feministen komen vaak met allerlei onbekende en ondergewaardeerde voorbeelden van vrouwelijke kunstenaars op de proppen −zoals de zeventiende-eeuwse Belgische pionier van het stilleven, Clara Peeters, of de meest begeerde schildersdochter van de late achttiende eeuw, Angelika Kauffmann− als een soort weerlegging van de vraag. Op zichzelf zijn deze voorbeelden goede toevoegingen aan onze kunsthistorische kennis, die bovendien laten zien dat er wel degelijk bekwame vrouwen actief zijn geweest in de kunstwereld, maar ze verklaren niet hoe het kan dat ze nooit als groots, virtuoos en meesterlijk zijn beschouwd. Laat staan hoe het kan dat ze geen plekje in het Rijksmuseum hebben. In feite bevestigen feministen door het aanvoeren van deze ‘hidden women artists’ de norm dat vrouwen ondanks de opkomende gendergelijkheid nooit een grootse en betekenisvolle status hebben verkregen in de beeldende kunst.

Vervolgens maakt ze korte metten met een tweede veelgehoorde reactie op haar vraag; dat er een bepaalde vrouwelijke stijl in de kunsten zou bestaan die zowel qua vorm als inhoud verschilt van de mannelijke stijl. Vrouwen zouden doordat ze én biologisch anders in elkaar steken dan mannen én een geheel andere positie in de maatschappij hebben, met een meer gevoelige, introverte en genuanceerde kwast schilderen dan mannen. 

In het verlengde hiervan ligt de misconceptie dat vrouwelijk succes fundamenteel anders is dan mannelijke succes. Nochlin gelooft echter niet in het bestaan van succes, grootsheid en ‘de Grote Kunstenaar’. Doordat we kunst al jarenlang te naïef en te romantisch beschouwen als ‘directe, persoonlijke expressie van individuele en emotionele belevingen’, aldus Nochlin, zijn we gaan geloven in het bestaan van artistieke genieën. Sinds de oudheid kennen we een soort magisch aura toe aan meesterlijke kunstenaars zoals Picasso, Michelangelo en Courbet. Zij zouden als wonderkinderen, met een door God ingegeven en onbedwingbare schilderzucht, op de wereld zijn gezet. Om de kunstwereld te veranderen, ten gunste van vrouwen, moeten we van deze mythe af. 

De vastgeroeste overtuiging van het bestaan van artistieke genieën, is in de geschiedenis een van de grootste blokkades geweest voor vrouwelijke kunstenaars die streefden naar de top van de kunstwereld (‘whatever that may be’, aldus Nochlin). Waarom er geen grootse vrouwelijke kunstenaars zijn, valt vanuit de genie-mythe immers gemakkelijk te verklaren: als vrouwen gezegend waren met verheven artistiek talent, dan zou dit vanzelf aan het licht zijn komen. Aangezien dit nooit gebeurd, is de conclusie van deze aanhangers van de genie-mythe dat er dus geen vrouwen zijn die zijn gezegend met het wonderlijke kunstenaarstalent, oftewel in Nochlins metaforische woorden ‘the golden nugget of artistic genius’.  

Een nieuw tijdperk voor de kunstenares?

Ondanks decennia van allerlei vormen van activisme en een flinke toename van gelijkheid in de wereld, moet gelijkheid nog steeds zijn recht vinden binnen de kunstwereld. Musea barsten van de vrouwvriendelijke initiatieven: het Madridse Museo del Prado stelde tot voorkort 65 werken van twee Italiaanse vrouwelijke Renaissanceschilders in hun tijdelijke expositie tentoon, The National Gallery in London start in april met hun bijna vier maanden durende expositie van de barokkunstenares Artemisia Gentileschi en het Amerikaanse Baltimore Museum of Art toont dit jaar warempel alleen maar werken van vrouwen.

Waarom dan dat geklaag over onder-representatie? Er zijn nu toch veel meer vrouwelijke kunstenaars dan vroeger? Musea doen toch hard hun best meer werk van vrouwen te exposeren? Er zijn toch genoeg grote vrouwelijke kunstenaars van deze tijd zoals Louise Bourgeoise, Yayoi Kusama en de opmerkelijke Cindy Sherman?

Correct, maar het punt is dat we minder bereid zijn te investeren in kunst gemaakt door vrouwen waardoor vrouwen nooit hetzelfde niveau als mannelijke kunstenaars bereiken. Uit recent onderzoek  van het Amerikaanse Artnet blijkt dat slechts 11 procent van aangekochte kunst, tentoongesteld door de 26 grootste musea van Amerika, van een vrouwelijke kunstenaar is. In Nederland bleek het vorig jaar na onderzoek van Stichting Mama Cash niet veel beter gesteld met de vrouwenvertegenwoordiging in musea: slechts 13 procent van de tentoongestelde werken in Nederlandse musea is door vrouwen gemaakt. Onmiddellijk kwamen musea in actie. Het Stedelijk Museum zette extra in op vrouwelijke kunstenaars door het aanschaffen van maar liefst twee werken van vrouwen en het Groninger Museum kwam op precies het goede moment met een nieuwe expositie: Strijd! 100 Jaar Vrouwenkiesrecht.

Ook cijfers over veilingaankopen bevestigen de nog altijd bestaande onderwaardering van werk van vrouwen: in de afgelopen tien jaar is er ruim 196,6 biljoen dollar aan kunst op veilingen uitgegeven waarvan slechts een magere 4,8 biljoen dollar (omgerekend 2 procent) aan kunst door vrouwen. ‘For context, works by Pablo Picasso generated $4.8 billion at auction during the same period, more than the total spent on every single female artist in our data set combined’, aldus twee onderzoekers in een alarmerende Artnet-publicatie van vorig jaar. 

Nochlins publicatie is dus nog altijd actueel en urgent. Het toegankelijk geschreven en relatief korte stuk is een aanrader voor iedereen die geïnteresseerd is in kunst(geschiedenis). Na haar grote doorbraak als kunstcritica hield Nochlin zich tot haar dood bezig met de voortschrijding van de feministische kunstbeweging in haar honderden publicaties. 

Feministen spreken wel eens van een pre-Nochlin en een post-Nochlin tijdperk, maar zelfs in de huidige tijd van post-Nochlin wordt er nog altijd niet goed geluisterd. Hopelijk biedt het nieuwe decennium meer perspectief voor de kunstenares.   

Benieuwd naar Nochlins invloedrijke essay? Het originele stuk is te downloaden als PDF en de herschreven versie is te vinden op de website van Artnews.

Tekst: Freek Haye // Beeld: Bob Foulidis

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s