In november is de Nederlandse vertaling van Adorno’s voordracht Aspecten van het nieuwe rechtsradicalisme verschenen. Deze voordracht hield hij op 6 april 1967 in Wenen. Het boek kent nog steeds populariteit, aangezien volgens velen de inhoud van zijn voordracht nog altijd relevant is. In hoeverre is dit zo? Kunnen we verbanden trekken tussen het hedendaagse Nederlandse politieke landschap en de uiteenzetting die Adorno geeft over rechtse politiek?
Theodor W. Adorno (1903-1969) is een van de grote namen in kritische theorie. Filosofen die deze stroming aanhangen staan kritisch tegenover de maatschappij en zetten uiteen wat er allemaal mis mee is. Adorno is erg bekend door zijn esthetica en het onderscheid dat hij maakt tussen zogenoemde hoge en lage kunst. Adorno is door zijn hele oeuvre heen kritisch geweest tegenover rechtse idealen. Niet zo gek ook: hij was immers een Duitser met een katholieke moeder en joodse vader en was ten tijde van de Tweede Wereldoorlog genoodzaakt om te emigreren naar Amerika, waar hij nóg een ideologie tegen het lijf liep waar hij het niet mee eens was: consumerisme en cultuurindustrie (het constant opnieuw maken van hetzelfde principe, maar het verkopen alsof het radicaal nieuw is). Beide ideologieën zien we heden ten dage nog steeds. Over consumerisme en cultuurindustrie heb ik het al eerder gehad (in het decembernummer), nu is het de beurt aan rechtse politiek.
Adorno is vrij summier in zijn voordracht, maar raakt wel een aantal kernpunten. Zo zet hij een aantal maatschappelijke voorwaarden voor het fascisme uiteen. Ten eerste de concentratietendens van het kapitaal. Dit houdt in dat het grootste deel van het kapitaal eigendom is van een kleine groep. Daarnaast bestaat er een bedreiging voor de kleinburgerlijke stand, zoals bijvoorbeeld de werkloosheid door technologische vooruitgang. De laatste voorwaarde die Adorno noemt is de alsmaar groter wordende kloof tussen stad en platteland. Dit zien we nu ook heel sterk terugkomen met de onduidelijke regels binnen de agrarische sector.
Daarnaast werkt het fascisme vanuit een verwachting van angst en catastrofe. Fascisme gaat er ergens vanuit dat alles (ja, echt alles) tot een slecht einde komt wanneer er geen veranderingen komen. In zekere zin wíl het zelfs een catastrofe – eentje waar daadwerkelijk iedereen aan onderdoor zal gaan. Vanuit deze drie voorwaarden en de ondergangsfantasie is het fascisme, en rechtse politiek in het algemeen, erg goed in staat om een meeslepend verhaal te creëren.
Adorno stelt dat er niet één strakke definitie van het fascisme is, maar een zoekopdracht en een Wikipedia-artikel leggen er genoeg over uit om de term hier te kunnen gebruiken. Volgens het Wikipedia-artikel wordt fascisme gekenmerkt als een dictatuur die de maatschappij sterk onderverdeelt in ‘hokjes’ en elke tegenstand met kracht (en macht) tegengaat. Daarnaast is er ook een verlangen om alles te karakteriseren als militair. Dit verlangen is duidelijk terug te zien bij de nazi’s en Adorno benoemt het ook in zijn voordracht. Door militair sterk te zijn, maak je het jezelf als staat namelijk gemakkelijker om hard op te treden tegen tegenstand.
Laten we proberen om een vergelijking te maken met een hedendaagse rechtse partij: Forum voor Democratie (FvD). Als eerste zal ik moeten stellen dat er zeer zeker géén een op een relatie bestaat tussen de praktijken van FvD en het fascisme zoals Adorno het beschrijft. Er zijn echter wel een aantal algemenere zaken die Adorno toelicht in meer of mindere mate te herkennen bij de FvD.
Goed, we zien nog geen overmatig militarisme bij FvD, maar een aantal andere punten die Adorno bespreekt lijken toepasbaar te zijn op FvD. Om een voorbeeld te noemen: Adorno heeft het in zijn voordracht over het principe van autoriteit halen uit moeilijk controleerbare feiten. Wanneer je stelt dat iemand iets heeft gezegd of gedaan, zonder dat daar duidelijke bronnen voor zijn, lijkt het alsof jij iets heel unieks weet, terwijl het pure onzin kan zijn. Op de website van FvD staat een verkorte versie van een artikel dat Thierry Baudet heeft geschreven: ‘The Philosopher of Love’. De gehele versie zou op de website van NRC staan. Onderaan het artikel staat echter een link naar een pagina die niet bestaat… Het artikel is wel te vinden wanneer je hem opzoekt op de website van NRC, onder een andere titel: ‘Baudet: Scruton heeft als leermeester mijn wereldbeeld beslissend gevormd’ . Ik moet toegeven, ik kwam dit slechts tegen omdat ik daadwerkelijk ging zoeken op de website van FvD. Eigenlijk is dit dus een schaamteloze uitoefening van “cherry-picking”: specifieke zaken uitzoeken die een punt kracht bijstaan.
In de verkorte versie heeft Baudet het over de natiestaat en waarom deze tegenwoordig niet meer bestaat. We zouden onze esthetische en kunstzinnige geest over ‘thuis’ uit het oog zijn verloren. Een gebrek aan kunst staat dus in lijn met een gebrek aan saamhorigheid. Een natiestaat staat dan borg voor liefde – liefde voor thuis. Het is een soort conservatisme. De huidige, geatomiseerde samenleving is daarmee liefdeloos. Deze liefde voor thuis zou je kunnen opvatten als een voorstadium van nationalisme. Gepaard met de elitaire houding van FvD is dit niet een heel gek idee. Gelukkig is het nog niet zo ver, maar wanneer je een kritiek zoals die van Adorno ernaast houdt, kan je wel de vergelijking trekken.
Een ander aspect dat opvalt in dit artikel – en aan Baudet in het algemeen – is zijn taalgebruik: Een erg intellectueel ogende retoriek. Niet alleen in dit artikel, maar in veel van Baudets uitingen komt dit duidelijk naar voren – denk aan zijn gebruik van metaforen, of om zonder aanleiding Latijn te spreken. Adorno licht het gebruik van propaganda ook toe in zijn voordracht. Fascistische bewegingen (en recht-populistische bewegingen in het algemeen) maken allemaal veelvuldig gebruik van propaganda. Dit is tevens één van de middelen die geperfectioneerd worden, terwijl het doel ervan onduidelijk blijft – propaganda wordt als het ware zelf het doel. Jezelf verhullen achter mooie taal kan je zien als een vorm van propaganda. Al is het minder direct dan klare taal in advertenties. Samen met het idee van moeilijk controleerbare feiten zet je een scherm op waarachter je kan schuilen.
En daarmee raken we ook aan een kernaspect van Adorno’s voordracht: een onduidelijk doel. Volgens Adorno gaat dit gepaard met een vernietigingsdrang, een fetisj voor totale catastrofe, zoals Richard Wagners Wotan (ook in een voordracht kon Adorno het niet laten om ‘hoge’ kunst ten tonele te laten treden): “Weet je wat Wotan wil? Het einde.” Dit soort partijen voeden zich met ondergangsfantasieën – ze hebben ze als het ware nodig. Wanneer zaken dreigen mis te lopen, verschijnen rechtse partijen pas écht op het toneel. Wanneer de eigen situatie uitzichtloos lijkt, ontstaat er een drang naar de ondergang, maar dan van werkelijk alles.

FvD lijkt zo’n uitzichtloze situatie te propageren wanneer de partij het heeft over de Europese Unie. In het partijprogramma wordt gesproken over de “uitzichtloze mislukte Euro”, “ongecontroleerde immigratie” en “roekeloos avonturisme”. Geen van deze stellingen slaat de plank geheel mis, maar zoals hierboven al gesteld: het gaat programma meer uit van een krachtige retoriek dan van argumentatie.
Wanneer op de website van FvD wordt gekeken naar het kopje ‘actueel’, valt op dat in de nieuwsitems een veel krachtigere houding wordt aangenomen. Wederom is er sprake van overmatige retoriek – zaken worden als rampscenario’s geschetst – en ze worden bovendien door elkaar heen genoemd. In een artikel over de stikstofwet wordt bijvoorbeeld ook immigratie erbij gehaald.
Wellicht het meest interessante punt is dat rechtse partijen – en fascistische partijen nog meer – wettelijk nauwelijks iets verkeerds doen. Elke actie op zich is een prima actie – op het eerste gezicht. Ook bij FvD kan men dit bespeuren. Het gaat constant over het terugwinnen van de democratie, en ervoor zorgen dat de politieke partijen geen vriendjespolitiek kunnen hanteren om aan de macht te blijven. Echter, wanneer je dit combineert met de “Wet Bescherming Nederlandse Waarden” (een van de standpunten van FvD) riekt het naar nationalisme. Misschien maak ik mij hier wederom schuldig aan cherry-picking, maar het valt wel op.
Met dit soort kritieken moeten we natuurlijk wel in ogenschouw nemen dat ze in een specifieke context plaatsvinden. Adorno vermeldt zelf meerdere malen dat zijn verhandeling in eerste instantie over Duitsland gaat. We kunnen zijn ideeën dus niet lukraak projecteren op andere landen, laat staan op andere tijdsperioden. Dat zijn vertoog inderdaad nu nog relevant is, betekent niet dat we alles waar hij het over heeft een op een terugzien in Nederland. En dat is maar goed ook. We kunnen dus niet zeggen dat FvD fascistisch, dan wel rechts-radicaal is. Tenminste niet op de manier waarop Adorno die ideologieën beschrijft. FvD gebruikt een aantal technieken die Adorno karakteristiek vindt voor rechtse-, en fascistische-, partijen, maar tegelijkertijd weten we dondersgoed dat elke politieke partij zijn handen vuil maakt aan retoriek en polemiek.
Zo radicaal als het tachtig jaar terug in Duitsland was, is het gelukkig (nog) niet in Nederland. Laten we vooral bedenken dat we kritisch moeten blijven, en zelf niet mee gaan doen aan polemieken en retoriek als pilaar gaan gebruiken. Adorno zei dit al in 1967 en dat is één van de dingen die we dus wél rechtstreeks op ons huidige leven kunnen projecteren.
Tekst: Arthur Meijer // Beeld: Imke Chatrou