Tekst: Marije Klei // Beeld: Dorota Dabrowska
Verloren in gedachten loop ik door de straten van mijn dromen,
de chaos in de stad pakt in donkere wolken samen.
Hoe ik ooit was en wie ik ooit wilde zijn.
Ik ga zitten op het gebroken asfalt,
het leven van de mensen schreeuwt om mij heen.
Er rennen twee jongens langs,
op zoek naar elkaar en het onbekende.
Kleumend in mijn dunne zomerjas kijk ik ze na;
ze hadden hun ogen dicht.
Op de hoek van de straat staat een oude man,
wantrouwend staart hij naar boven.
Met weet van het verleden is kennelijk alleen de toekomst nog beangstigend.
De oude man stapt op de bus,
zijn blauw gestreepte paraplu ligt verlaten op de grond.
Ik pak hem op.
De hemel barst open.
Neuriënd loop ik droog verder.