De broers Jan en Pieter Hulst wekken met hun overtuigende eigenzinnigheid allebei eenzelfde soort nostalgie op in hun werk. De één op het toneel, de ander met kippen- puree in kinderprogramma’s bij de VPRO. ‘Nostalgie’ zal echter, net als de vaak door pu- bliek gebruikte beschrijving ‘absurd’, niet overeenkomen met Jan en Pieter’s eigen ideeën over hun doen en laten. Ik schets een portret van hoe deze mannen van vandaag, een tijdloze en oprechte onvoorspelbaarheid bieden aan de kunsten. Onvoorspelbaar, zoals elke vraag in ons gesprek op hilarische wijze een onverwachte wending neemt.
Tekst: Sofia de Valk /// Beeld: Zazie Stevens

Jan (33) en Pieter (31) Hulst, broers, opgegroeid in een creatief nest, in het witte huisje op de Ringdijk in Amsterdam. Als kind werd ik na zwemles en een dampende oliebol bij mijn vader achterop de fiets regelmatig even mee op bezoek genomen en zag ik het dijkhuis van binnen; lijkend op ons eigen huis, maar dan stoerder en geleefder. Na jaren niet meer in contact te zijn geweest met de familie, zie ik de namen van de jongens steeds vaker oppoppen op Theaterkrant.nl en in de VPRO-gids. Jan is theaterregisseur, te kennen van zijn gelaagde en op de tijd afgestemde voorstellingen in samenwerking met Kasper Tarenskeen, en als een van de makers van de komische, soms surrealistische filmpjes op het YouTube-kanaal Joardy Film (en Season; de serie). Pieter is afgestudeerd psycholoog en creatief binnen de televisiewereld, waar hij begon voor Straten van Amsterdam (AT5) en momenteel wetenschappelijke kinderprogramma’s bedenkt en maakt voor de VPRO.
Hij doet eigenlijk precies hetzelfde als hij altijd deed, maar nu zijn de resulterende beelden scherp en gelaagd.
Ze komen samen aan, stommelen beiden met mondkapjes nog half over hun mond het smalle trappenhuis op. De voorgaande stilte in huis maakt direct plaats voor wat humor en eigenzinnigheid; Pieter herinnert zich mijn naam nog door zijn ezelsbruggetje. Zoals al in een appje werd gezegd, verwijst hij naar mijn vader en Bulgarije, waarvan de vergezochte logica door zijn volmondige lach vreemd genoeg aanneembaar is. Je kunt de jongens niet níet mogen, beiden komen met oprecht geïnteresseerde ogen op mij af, maar met een lieve bescheidenheid blijven ze ook knikkend op een gepaste afstand wiebelen. Broers zijn ze in elke zin van het woord; ze zijn elkaars tegenpolen, maar vullen elkaar juist ook constant aan door middel van op elkaar aansluitende interesses, gedachtegangen en humor op het randje van het aardoppervlak.
Als de recorder net loopt schiet Pieter direct naar het puntje van zijn stoel: ‘Voordat we beginnen wilde ik nog iets zeggen. Ik heb hier een pukkel, had je die al gezien?’ Hij wijst naar de binnenhoek van zijn rechteroog. ‘Dat is namelijk ee…’ Voordat ik het echt kan verstaan valt Jan in: ‘Ja, wat de fuck is dat, ouwe?’ Pieter springt weer in, nog altijd wijzend naar zijn oog: ‘Ja, nee, dit komt dus doordat ik niervet van een koe in mijn oog heb gehad. Ik was bij een slager, omdat we kaarsen wilden maken van koeienniervet, en toen, ja, ging dat mis. Het is nu een buitenbacteriële besmetting.’ Hij zit in zijn verhaal, zijn lichaam beweegt enthousiast mee, waarbij ik niet weet of de fascinatie nu de kaarsen van niervet betreft, of zijn puist door zijn nog onverklaarde ervaring. Ik ben nog niet op hun tempo ingespeeld en Pieter legt nog voor mijn volgende vraag in één adem uit hoe dat werkte: ‘tonken’. Dat is dus het maken van kaarsen van niervet. En na een beschrijving inclusief ‘hup-hup afbeeldingen’ met zijn handen en de bijkomende feiten waarom bijenwas duurder is, maar beter is voor hindoes, besluit hij lachend: ‘Dat wilde ik even vertellen’. Stilte.
Aangezien ze als broers wellicht in meer soorten situaties met elkaar bekend zijn, vraag ik of ze iets over elkaar kunnen vertellen. ‘Nah, ik heb Jan al een maand niet gesproken, ik ben ook wel benieuwd hoe het met hem gaat,’ zegt Pieter. Als ik ze vertel dat ze vaak als ‘vernieuwende makers’ worden beschreven, kijkt Jan mij even verbaasd aan en draait zijn hoofd daarna vlug weg. Van links komt er echter direct een vinger: ‘Ja hij, ja Jan. Ik vind hem zeker een vernieuwende maker, man. Zal ik eerst even dan?’ Pieter vertelt zijn twee jaar oudere broer het beste te leren kennen door zijn voorstellingen en filmpjes. Van zichzelf kan Jan nogal gesloten zijn, maar via zijn voorstellingen kun je toch altijd zien hoe het met hem gaat. ‘Voor de rest vind ik het heel gaaf wat hij doet,’ gaat Pieter verder, waarna hij direct aanstipt waarin hij denkt dat zij het meest verschillen. ‘Hij houdt heel weinig rekening met het publiek. In tegenstelling tot mijzelf dan. Hij emmert maar door met wat hij zelf tof vindt, maar hij onderwijst het publiek door zijn smaak aan het publiek op te dringen. En dat publiek wordt steeds groter.’ Groter, zoals ook zijn professionaliteit groter zou worden volgens Pieter. ‘Hij doet eigenlijk precies hetzelfde als hij altijd deed, maar nu zijn de resulterende beelden scherp en gelaagd. Bij Joardy Films heeft hij drie jaar lang geroepen dat je je publiek moet proberen teleur te stellen, waarna Jan doelbewust door bleef prikken. En dan flikt hij het steeds weer. Ja, en dan lach ik in mijn vuistje.’
We hebben trouwens ook een pratende aardappel in het programma, die regelmatig Nietzsche of Russell aanhaalt.
Of Jan dat herkent? ‘Ja, dat vind ik mooi gezegd. Ik weet alleen niet zo goed of het precies klopt over het rekening houden met publiek, want ik probeer dat heus wel. Ik vind het een groot compliment, maar ik wil natuurlijk ergens wel dat het publiek komt.’ Voor Joardy Films, die Jan samen met zijn compagnon Jim Deddes maakt, zit hij aan niemand vast. Als theaterregisseur is hij daarentegen verbonden aan grotere cultuurinstellingen en meerdere mensen die een bepaald publiek willen bereiken. ‘Als een kunstenaar geen publiek krijgt, kan dat een bijzonder soort succes betekenen. Maar dat als motivatie, is dan weer “navelstaarderigheid”.’ Jan snapt wel direct wat Pieter bedoelt met het doordrukken van zijn eigen beeldvorming. ‘Het is ook een soort schelden,’ denkt hij hardop, waarbij hij zijn eigen verzadiging als drijfveer denkt te nemen. Hij is snel uitgekeken. Als iets een succes is, of een typetje voor Joardy viral gaat, dan vindt hij het juist tof om dat van het web af te halen. Sommigen zouden dat misschien pesten noemen, maar volgens Jan is het ook een verrassing voor het publiek. Pieter knikt hevig en voegt tussendoor toe: ‘Ja dat! Ik ben al lange termijn fan van je en ik vind het juist zo leuk dat je altijd plots met iets nieuws komt. Alhoewel Jan, ik vind wel dat je nu weer ’s met iets nieuws mag komen, hoor.’
Foto: Mattias Maat
Concessiesoep met vleesresten en niervet
Jan en Pieter groeiden op in een omgeving waar kunst en spelen met intellectuele taal bekend terrein waren en de televisienorm voor kinderen bij programma’s als Villa Achterwerk lag. Pieter werkt nu zelf voor de VPRO. Momenteel maakt hij het jeugdprogramma De proefkeuken, waar hij met acteur Willem Voogd simpele, maar kritische vragen op een kinderlijk intuïtieve en goed smerige manier onderzoekt. Zoals het maken van een kaars en dan kliederen met het niervet van de koe, of knakworsten maken waarbij ze het kippenrestvlees met een close-up smeuïg door de vingers laten glijden. ‘Televisie is een heel ander medium dan waar Jan in zit. In het theater moet je wel iets heel erg geks doen wil het publiek weglopen. Bij televisie klikt men zo door. Wij zijn gedwongen minder genuanceerd te zijn.’
De proefkeuken is echter verre van gelijk aan de meeste hedendaagse televisie. Net als Jans theater wordt het wel eens ‘absurd’ genoemd. ‘Wij moeten ervoor waken dat we dadelijk niet toch in de concessiesoep gaan verdrinken,’ zegt Pieter, sprekend voor hem en de makers met wie hij achter de schermen de omroep keer op keer uitdaagt. Zijn voorstellen met, in zijn woorden, ‘slappe grappen’ of minutenlange leaders zonder tekst, worden niet direct aangedurfd door de snelle ‘weg-zap’ maatschappij. Ik vraag waarom hij toch voor die concessiesoep heeft gekozen. ‘Nah,’ antwoordt Pieter vrij direct, ‘omdat ik niet eigenzinnig genoeg ben.’ Ik keer mij tot Jan met de vraag of dat slechts Pieters overtuiging is en zie direct zijn schuddende hoofd. ‘Nee man, dat vind ik niet.’ Jan had al een paar minuten zijn stille rol aangenomen, maar zegt nu plotseling: ‘Het is grappig dat wij beiden door anderen absurd worden genoemd. De grap is dat zowel ik als Pieter helemaal geen absurde dingen willen doen. Wij doen gewoon de dingen zoals wij denken dat het te doen is. Wanneer anderen dat gek of absurd noemen, draai ik het graag om. Waarom zou De proefkeuken raar zijn, waar vragen letterlijk beantwoord worden door te doen en te spelen met de werkelijkheid en is het aan de andere kant doodnormaal als Froukje de Both plots je huis binnenstapt, je gaat vertellen hoe je interieur beter zou vallen en vervolgens binnen 24 uur je huis op zijn kop gooit. Dat het laatste de gewoonste zaak is en De proefkeuken niet, dat vind ik absurd.’
‘Ja, maar oké,’ geeft Pieter toe, ‘ik vind het ook wel leuk om binnen die commerciële “likregels” mijn eigen kruidenmengseltjes te gooien.’ Ik leg uit dat ik moet denken aan het ‘niet alles hoeven uit te leggen’, het verkleden voor de camera en dat iedereen gelooft dat je even niet Pieter de presentator bent. Pieter mompelt verward: ‘Ja, ik vind het inderdaad leuk om niet alles uit te leggen, een beetje te spelen en anderen te verbazen. We hebben trouwens ook een pratende aardappel in het programma, die regelmatig Nietzsche of Russell aanhaalt, of gewoon een tegeltjeswijsheid als: “Wie een worst koopt of een weduwe trouwt, weet nooit wat er allemaal in is gedouwd”.’ Pieter geniet van de slappe grappen in het werk, de klinkslagen. ‘Zolang ze maar niet plat zijn, het moet niet plat worden!’
Zoals het maken van een kaars en dan kliederen met het niervet van de koe, of knakworsten maken waarbij ze het kippenrestvlees met een close-up smeuïg door de vingers laten glijden.
‘Kun jij om Pieters tv lachen, Jan?’ ‘Ja man, ik vind hem kapot grappig.’ ‘Gast, jij kijkt helemaal niet naar mijn programma’s,’ roept Pieter verontwaardigd. ‘Jawel man, op brakke dagen bingewatch ik hele seizoenen van De proefkeuken.’ Het zijn niet eens de grapjes waar hij om lacht, maar het feit dat deze televisie überhaupt bestaat. Dat het gemaakt wordt. ‘Dat mijn broertje dan naar een fabriek gaat en slappe woordgrappen maakt. Ik zie het constant voor me, hoe mijn broertje dan weken van tevoren bij al die saaie mensen van de redactie zeurt. Urenlang door alle problemen en angsten heen lullen, om zijn idee erin te krijgen. Ik zie Pieter al vechten met zo’n guy, zo’n bange guy.’ Pieter lacht mee en vertelt een anekdote over hoe hij nu een nieuwe animatieserie voor kinderen maakt getiteld ‘Hello Skitty: een kat die overal lak aan heeft’. Hij heeft nu alleen al een discussie over de achtergrond van de leader. Dat is namelijk een berg met tieten. ‘Precies dat,’ lacht Jan. ‘Ik hoor al die ouders de redactie bellen en roepen: “Please, doe het niet!” Sowieso krijgt hij het uitgezonden, dat vind ik nog veel grappiger dan die tieten zelf.’
Volgens Jan is zijn broertje daarom helemaal niet zo’n ‘likker’ als Pieter zelf beweert, hij ziet alles wat Pieter maakt als oprecht. ‘Nee joh, dat valt niet mee, je wilt niet weten. Ik ben echt een likker,’ verdedigt Pieter zich. ‘Nou gast, dan lik je op een hele rare manier. Dan lik je op een manier waarna mensen het gewoon raar en absurd vinden.’ ‘Wel man, ik zou graag lekker willen likken.’ Jan sust: ‘Je probeert het gewoon.’ ‘Ja,’ ademt Pieter uit, ‘maar uiteindelijk valt mijn goedbedoelde gelik toch niet bij iedereen in de smaak.’ Toch zegt Pieter dat het interessant is dat Jan zo’n schijt kan hebben aan wat mensen van hem vinden. ‘Mensen die Jan stom vinden, vindt Jan zelf gewoon stom’, legt Pieter uit. ‘Ik ben in die zin echt bang. Ik ben altijd bezig met bevestiging zoeken, ook bij mijn oudere broer.’ Grappend en hun armen in de lucht gooien, roepen ze de grootste clinch tussen elkaar te hebben gevonden. ‘Ik wil geen bevestiging, jij zoekt bevestiging, whaaat!’
Kritiek vraagt Pieter voornamelijk van ouders van wie kinderen zijn tv-programma kijken, of van brakke studenten. ‘Ouders bepalen wat hun kind eet, maar ook wat goed is om te zien. Sinds iPads niet meer zijn weg te denken zijn bij kinderen van zes jaar, moet er op zijn minst nog bepaald worden wat ‘oké’ is om naar te kijken.’ Iets dat de broers en ik gemeen hebben is onze jeugdervaring met televisie. ‘Wij mochten echt niet naar Amerikaanse televisie kijken,’ zegt Pieter. ‘Wel gast,’ gooit Jan, ‘dat mocht wel man. We werden alleen keihard geshamed. Da’s nog erger. Net als wanneer we met plastic flippo’s binnenkwamen. Dan werden we ook vies aangekeken. En dan wil je het ver weg stiekem toch, maar je kunt het gewoon niet meer willen.’ We knikken alledrie lachend. Jan vertelt over een scène uit zijn voorstelling Pretenza: ‘Daar was een zoon die zoveel klassieke muziek moest luisteren van zijn ouders, dat hij vervolgens in de club muziek van Avicii niet kon verdragen. Hij werd gepest en het is gewoon helemaal kut.’ ‘Dat is zo verdrietig,’ lacht Pieter. Wij grinniken mee tot Jan kalm stelt: ‘Nee, maar deze jongen gaat er echt aan onderdoor. Hij wil het echt leuk vinden, Avicii, maar het lukt hem niet, die jongen is serieus doodongelukkig.’
Nostalgie mag dus niet verward worden met oubolligheid. Er moet een hedendaagse liefde in zitten
‘En nu?’ vraag ik hun beiden over de huidige televisienorm. Pieter schudt zijn hoofd. ‘Het is echt verschrikkelijk. Ouders lijken veel te tolereren. Zo streng en oplettend ze zijn als het gaat om het dieet van hun kroost, zo gemakzuchtig zijn sommigen tegenover de mentale voeding van hun kinderen. “Hop” ipad aan, en zoek ’t maar uit met je Enzo Knol. Wij kunnen met de Nederlandse televisie allang niet meer opboksen tegen Netflix en Elsa.’ Maar hoopgevend voegt hij toe, waarmee hij bij één van de motivaties voor zijn makersplezier komt: ‘Het enige wat wij kunnen doen, is proberen om er nog heel veel liefde en oprechtheid in te stoppen. Juist niet dát maken wat we al op Netflix kunnen vinden. Eigenheid is heel belangrijk.’ Nu begrijp ik waar mijn nostalgische gevoel vandaan kwam. Het waarborgen van een fantasie waarvan iedereen de naad van de pruik kan zien, maar vervolgens is het gewoon zo echt als maar kan. Geen fastfood. Geen knipknip. Jan vindt dat we wel moeten oppassen met nostalgie. ‘Je hebt qua essentie en inhoud wel gelijk, maar het mag niet overkomen dat we daarin moeten blijven hangen. Je moet echt nieuwe shit maken. Modern, alles moet modern. We mogen niet terug naar “met kurk” man. Eigenlijk moet je Frozen maken, maar dan helemaal leip. Echt vet, maar inhoudelijk met liefde. Echt niet terug naar “met kurk”.’ Pieter roept instemmend: ‘Neee, niet terug naar “met kurk” nee!’ Nostalgie mag dus niet verward worden met oubolligheid. Er moet een hedendaagse liefde in zitten.

Geen Shakespeare, maar vette Duitsers
De duidelijke ingeboezemde liefde voor eigen- en oprechtheid, leidde voor beiden niet direct tot de keuze om naar de Regieopleiding van de Theaterschool in Amsterdam te gaan (Jan) of om het wereldje van ‘lik-en-flirt-tv’ op te zoeken (Pieter). Jan had op zijn middelbare school meerdere vrienden en ‘Popie Jopie’s’ om zich heen die riepen dat ze acteur wilde worden. ‘Van huis uit wisten wij wel een beetje hoe dat werkt; dat dat dus niet zó gaat. Ik wilde gewoon niet bij die mensen horen, over wie mensen denken: wat een wholesome guy.’ Na een paar blauwe maandagen Rechten en een mix van Kunstgeschiedenis, Media en Cultuur te hebben gestudeerd, kwam hij erachter dat hij toch echt wil ‘maken’. Pieter zegt er net op straat over te hebben nagedacht: ‘Ja Liesbeth, onze moeder, vertelde mij ineens dat jij was aangenomen, maar niemand wist dat jij überhaupt toelating had gedaan. Wat dacht jij, ouwe, ik trek studeren niet meer, fuck it, ik doe auditie, maar ik zeg lekker niks?’
Ik rebelleerde en kwam er ook nog goed mee weg als de enfant terrible
Dat is dus precies wat Jan niet wilde. ‘Dat wereldje, met fenomenale Instagramposts over derde rondes en het leipe gedoe rondom de theaterschoolbubbel, terwijl ik nog geen één keer iets vets van zo’n gast heb gezien.’ Maar Jan wist dat een opleiding voor theater ook een plek is met de juiste mensen, waar je aan de lopende band dingen kan maken en uitproberen. Hij schetst zichzelf als een atypische theaterschoolstudent, maar wellicht is dit ook een rol die door iemand gespeeld moet worden in zo’n bubbel. ‘Tijdens de opleiding nam ik een attitude aan waarbij ik alles kut en slecht vond wat ik zelf deed, alsof het mij niet uitmaakte. Nu weet ik dat het super lame is je eigen werk niet serieus te nemen.’ Jan denkt niet bangig te zijn geweest voor het krijgen van bepaalde kritiek. Hij wist destijds zelf al snel of iets slecht of medium was, maar zijn image leek belangrijker. ‘Ik wilde niet aan Shakespeare, maar aan een vette Duitser. Ik zat dan voor de image dagen in de bieb Goethe te lezen. Maar als een klasgenoot op de toneelschool een keer Goethe had gedaan, had ik dat juist niet gedaan.’ Nu ziet hij dat dit een tegendraadse houding was. ‘Ik rebelleerde en kwam er ook nog goed mee weg als de enfant terrible. Jans huidige attitude zit in het zoeken naar de ultieme werkvorm. ‘Nu voel ik ook wanneer ik iets slechts heb gemaakt, maar weet ik wel waarom ik dat maakte.’ Hij zal pas op zijn vijftigste ‘echt goede shit’ maken, beweert hij. Dat zit ‘m echter niet in creatieve ruimte. Hij leert nu in korte tijd, binnen administratieve omgevingen te plannen, zich te voegen naar andermans wensen en te schuiven tot aanwezige mogelijkheden. ‘Het is grappig dat Pieter in het begin zei mij veel ruimte in te zien nemen, door de tijd en speelplaats die ik heb. Maar die drie maanden zijn in het theater ook ontzettend kort, waarnaast ik constant afhankelijk ben van een team lieve bezorgde mensen.’ Jan heeft soms een visioen van de ultieme werkwijze op Sicilië. ‘Gewoon een half jaar durende eilandervaring, om te schrijven en te denken. Een eiland is echt ultiem, ja.’
Meet and greet met de toekomstige makers van Elsa On Crack
Zoals Jan ver vooruit kijkt en vandaag als een oefening ziet, zegt Pieter alles te hebben gedaan wat hij ooit wilde doen. Althans, er komt elk moment weer een nieuw soort vrijheid waar hij zich in wil verliezen. ‘Ik zou nu ‘De reis van Hannibal’ maken. Een programma waarbij we met een ezel, –die overigens Baudet heet, ’t Franse woord voor mannetjesezel–, de route van Spanje naar Rome zouden afleggen. Inclusief de barre tocht over de Alpen. Ik had hier een pilot voor gemaakt en die is verkocht. Als je een telefoontje krijgt met het bericht dat je daadwerkelijk zo’n soort programma mag maken bij de VPRO, is dat voor mij echt het meest sexy dat er is. Alsof je een gerecht kan slijten aan Ron Blaauw.’
Pieter heeft echter ook een omweg gemaakt. ‘Het was voor mij een no-go om acteur te worden.’ Hier heeft hij het niet over de exact dezelfde weerstand als Jan, maar over de voetsporen van zijn vader die een bekend acteur is. Het idee om acteur te willen worden lijkt wel echt te hebben bestaan, maar hij brengt daar tegenin: ‘De optie bestond niet, ik zou echt niet “het zoontje van” worden. Rechten deed mijn broer al, dus dat kon ik ook niet doen, daarom werd het maar psychologie.’ Naast deze opsomming besluiten we in ons gesprek dat Pieter voor dít interview ook als jong gastje uit Ajax is getrapt. Men mag het een mythe noemen, maar ik zie toch echt een vorige generatie Frenkie de Jong aan tafel zitten.
In ieder geval rolde hij AT5 in en in de loop van het gesprek wordt duidelijk hoe hij met zijn gelikte charme en slappe doch intelligente grappen, vanuit daar een kandidaat Slimste Mens (2017) en spelende presentator voor diverse wetenschapsprogramma’s werd. Pieter werkt daar genoodzaakt sneller dan Jan. Hij krijgt één dag, in plaats van drie maanden om een aflevering te schrijven. Jan deelt zijn doordachte verklaring: ‘Als iemand mij voor een begroting vraagt waar mijn voorstelling over zal gaan, heb ik dus de tijd van een voorstelling, plusminus 1,5 uur, nodig om dat uit te leggen. Hiervoor doe ik er dus blijkbaar al drie maanden over om dat zelf te begrijpen.’ Men heeft misschien wat minder lang nodig om een aflevering van De proefkeuken te verwerken en er iets van te vinden, in tegenstelling tot de wereldgrootse vraagstukken en moralen in het werk van Jan. Pieter snauwt dan lachend: ‘Ja, maar moet je bedenken hoe goed het zou zijn als ik drie maanden kreeg in plaats van één dag.’
Ik zag niet eerder de optie om mijn vraag te stellen of zij denken samen te kunnen werken. Het leek mij wat clichématig en naïef, maar zoals zij onderdrukte wensen hadden om te acteren en te maken, vraag ik toch wat ze van dat idee zouden vinden. Jan reageert direct, sneller dan zowel Pieter als ik verwachtte: ‘Lijkt me hartstikke leuk, ja!’ Pieter reageert verwonderd: ‘Echt, meen je dat echt?’ ‘Ja, natuurlijk man. Ik denk dat we goed samen zouden werken als we from scratch zouden beginnen. Als we nu zouden gaan schrijven en binnen een paar maanden subsidie aanvragen, dan denk ik dat wij over drie jaar iets gaafs hebben.’ ‘Wow, leuk,’ glundert zijn broertje. ‘Ja, ik zie het wel voor me.’ Ik zie in Jans ogen hoe hij binnen een mum van tijd tot een concept probeert te komen en dan: ‘Zoiets als Elsa on Crack, daarmee hebben we binnen twee à drie jaar iets vets.’ Ik vraag Pieter lachend of hij dat ziet zitten met zijn oudere broer. Hij: ‘Elsa on crack?!’ hij zwaait zijn been naar links en schudt zijn mouw. ‘Hell yes!’ Terwijl we ons alledrie nog afvragen wat nu ook alweer die deal was van Frozen, openen we nog een biertje. Ons gesprek gaat door en wordt ergens in de komende jaren nog wel eens vervolgd. Ik wil de recorder stopzetten. Pieter roept nog vlug: ‘Kun je hier wat mee? Al dat geleuter, heb je niet nog wat meer soundbites nodig?’ Terwijl hij in een startschot gaat staan alsof hij zo gaat beatboxen, vult Jan nog aan: ‘Ja, we kunnen het gewoon nog eens overdoen, en dan antwoorden we met iets waar je wel iets aan hebt. Dan was dit gewoon de test.’
