
De kozijnen klapperen
Die van het keukenraam
Ik ren, slalom,
door de ideeën
Die zinvol leken
Ik ren, heen en daar
Almaar door mijn hoofd
De mierzoete honing,
die al dan stroperig zwaar,
normaal gesproken
een verslavende soort energie,
voor méér, naar het volgende,
ná een fietstocht in de haast
Hield van de mengelmoes,
die breed over stad verspreid
We dansten van deur naar brug,
speelden schuimende frustratie
Nu een knoop van pasjes,
die ik dacht te kunnen dansen
Ik hoor beneden geroepen
dat ze vol zijn van de pap
Daar is hij in stilte
Al gaan liggen in de brij
Graag zou ik even
van keukenraam ontdoen
De wind laten winnen
en warboel zien ontspringen
Chaos is bij neergelegd
een extase van niet passen
Geen compact beton
Of een etmaal zonder uren
Zonder stille achterdeur
maar weergaloos losbandig
Die mij vragen en doen smeken
Of ik dadelijk nog wacht
Tekst/// Sofia de Valk. Beeld/// Dorota Dabrowska