Tekst /// Sarah Groeneweg Beeld /// Bob Foulidis
Dat de Amsterdamse huizenmarkt een ramp is, is geen nieuws. De prijzen stijgen de pan uit, huisjesmelkers heersen over de stad en gentrificatie is in plaats van de uitzondering de regel geworden. Dit moet anders, vonden de Kinderen van Møkum. Dus zetten zij zich in voor een nieuwe activistische kraakbeweging in de stad.
Het is misschien wel de fantasie van ieder kind: leven als de Stampertjes uit Pluk van de Petteflet. Elke nacht een slaapfeestje met je beste vrienden, matrassen naast elkaar op de grond. Voeg daar huurvrij wonen en elke dag feesten in de woonkamer aan toe, en je krijgt het ideaalbeeld van een studentenleven. Voor de Kinderen van Møkum werd het de werkelijkheid.
De groep jonge Amsterdamse krakers vond het belachelijk dat ze het niet konden betalen om in hun eigen geboortestad te blijven wonen, en merkten terecht op dat 700 euro voor een bezemkast gewoon geen doen is. In een statement op een krakerswebsite schreven ze dat ze het gevoel hadden te worden ‘gedwongen tot in de eeuwigheid bij onze ouders te blijven of deze stad vriendelijk te verlaten’. Omdat er niks gebeurde vanuit de gemeente wat betreft het woningtekort, en ook pandeigenaren uit de stad geen initiatief namen, besloten ze het heft zelf in handen te nemen en een kraakbeweging te starten. Met behulp van een grotere kraakbeweging kraakten ze in 2018 een groot pand op de hoek van de Utrechtsestraat en de Prinsengracht. Daarna trokken ze van kraakpand naar kraakpand.
Kraken in Amsterdam is uiteraard niet nieuw; sterker nog, het is de plek waar het allemaal begon. De allereerste georganiseerde kraakacties in Nederland vonden al plaats in 1964. Studenten riepen elkaar op om in te trekken in door de gemeente ‘onbewoonbaar’ verklaarde panden, die nog jaren zouden leegstaan voordat ze gesloopt werden. Onder leiding van de Provo’s namen dit soort bewegingen in grote mate toe. Vanaf 1968 werd de term kraken gebruikt voor het bezetten van leegstaande panden. De kraakbeweging zette door en groeide in omvang. Vanaf het eind van de jaren 70 begon de spanning tussen de linkse activistische bewegingen en de gevestigde orde flink op te lopen, met krakersrellen als gevolg. De jaren 80 werden ook getypeerd aan de hand van deze rellen. Lang was Nederland een van de weinige landen waar het kraken nog niet verboden was in de wet, maar vanaf 2010 kwam daar verandering in met de invoering van het kraakverbod. Dit verbod heeft ook tot enkele rellen en veel verzetsacties geleid, maar hierna is het vrij stil gebleven rond de krakersbewegingen.
Tot een paar jaar geleden dus. De Kinderen van Møkum verzetten zich niet alleen tegen de gemeente en de pandeigenaren, maar trokken hun beweging breder naar een activistische beweging voor vernieuwing. Ze publiceerden een manifest waarin ze zich keerden tegen de ‘kapitalistische ziektes’ en ‘money-oriented pricks’ van de stad. Ze wonnen een rechtszaak, waardoor ze niet uit het Klokhuis, hun laatste kraakpand, gezet konden worden. Ook binnenshuis gingen ze verder met hun activisme: zo traden ze op met activistische acts en vergaderden ze met Extinction Rebellion. Dit alles met maar één doel: de stad weer van hen maken.
Toch blijkt uit de documentaire De kinderen van Mokum, en ik dat hoe gemotiveerd de mensen, hoe groots de plannen of hoe mooi de idealen ook zijn, een nieuw begin soms niet haalbaar is. De documentaire, gemaakt door Dikla Zeidler, volgt twee jaar lang de groep jongeren die veranderingen probeert te brengen in het woonbeleid van de stad. We zien de staat van het pand dat ze net hebben gekraakt, inclusief dode duif, en ook hoe het pand wordt opgeknapt. Beelden van de wildste feesten worden afgewisseld met beelden van een vriendengroep die gezellig samen staat te koken. Ook hun activistische overleggen komen aan bod. Toch heeft de documentaire niet het einde dat Zeidler voor ogen had: de opgehemelde plannen werden nooit uitgevoerd. Na maanden van activisme begon het collectief langzaam uit elkaar te vallen. De jongeren kregen andere prioriteiten, zoals school of een baan, en het Klokhuis werd onleefbaar. Het leven als Stampertje verloor na een tijd zijn charme. Het pand had geen gas of licht, er was veel ongedierte, er was geen sociale controle meer en iedereen begon langzaam te vertrekken. Inmiddels is het collectief opgeheven en noemt de groep zich niet langer de Kinderen van Møkum, hoewel ze nog wel een hechte vriendengroep zijn. Sommigen van hen zijn nog wel betrokken bij woonprotesten en andere kraakbewegingen.
Toch betekent het einde van de Kinderen van Møkum niet het einde van de kraakbeweging onder Amsterdamse jongeren. Afgelopen jaar kraakte de nieuwe beweging Pak Mokum Terug het voormalige Hotel Marnix, dat ze omdoopten tot Hotel Mokum. Een groep van ongeveer twintig jongeren kraakte het pand, onder andere om aandacht te vragen voor het woningtekort in Amsterdam, maar ook om een plek voor goedkope cultuur te waarborgen. Qua idealen liggen de Kinderen van Møkum en Pak Mokum Terug dus erg dicht bij elkaar, al was de organisatie van Pak Mokum Terug in vergelijking een stuk beter geregeld. Hotel Mokum was binnen de kortste keren schoon en stond vol met meubels. Toch is ook deze kraakactie mislukt: een maand na het kraken van Hotel Mokum werd het pand ontruimd door de gemeente van Amsterdam. Voor de ontruiming organiseerde de groep een protest waar veel jongeren op af kwamen, met optredens van onder andere Hang Youth en Sophie Straat. Toch mocht het niet baten: Hotel Mokum bestaat niet meer. Ook over Pak Mokum Terug is een documentaire gemaakt, dit keer door Vice. Op 11 maart is de documentaire over de krakers in première gegaan.
Hoewel zowel de acties van de Kinderen van Møkum als die van Pak Mokum Terug zijn mislukt, zijn deze bewegingen te zien als een startschot. De initiatieven die door de jongeren zijn genomen, in combinatie met de grote belangstelling voor de acties, laten zien dat Amsterdam smacht naar een nieuw begin. De boodschap van de groepen is duidelijk: dit kan zo niet langer. Amsterdam moet weer een stad worden waarin wordt geleefd door alle bevolkingsgroepen, en waar ras-Amsterdammers kunnen wonen en blijven wonen. Amsterdam moet een stad zijn waar ruimte is voor activistische bewegingen, voor kunst, voor muziek. Kortom: het is de hoogste tijd dat de stad weer van iedereen wordt.