Terwijl de bioscopen, theaters en concertzalen gesloten zijn, voeren topsporters hun werk naar hartenlust uit. Er wordt zelfs gesproken over een vaccinatievoorrang voor topsporters: ze lijken het stempel ‘essentieel beroep’ te hebben gekregen. Maar is dat wel eerlijk? Waarom mogen topsporters alles weer, maar de rest van het land niet?
Tekst: Max Rensink /// Beeld: Imke Chatrou
In mijn eentje op de bank, hoge hartslag, grote ogen. De wedstrijd staat op het punt te beginnen. De aanblik van een leeg voetbalstadion blijft een vreemd beeld, ook al heb ik daar al een jaar aan kunnen wennen. Vanwege de avondklok is iedereen genoodzaakt de wedstrijd van Ajax tegen AS Roma thuis te bekijken, maar de spanning is er nauwelijks minder om. Wat was ik blij toen de voetbalcompetitie eindelijk weer begon in september, want het levert zoveel vermaak op in deze verder saaie tijd. Ook de Tour de France, de hockeycompetitie, het basketbal van de Amerikaanse NBA en talloze andere grote sportevenementen konden weer plaatsvinden. Voor deze zomer staan het EK voetbal en de Olympische Spelen in Tokio op het programma. Genoeg te beleven dus.
De vrijheid van topsporters
Al maanden is er veel kritiek op de Nederlandse vaccinatiestrategie: die zou slecht gecoördineerd zijn, chaotisch en vooral te sloom. In het Verenigd Koninkrijk vaccineren ze veel sneller en het risico van het uitstellen van de tweede AstraZeneca vaccinatie zou net als in het Verenigd Koninkrijk ook hier genomen moeten worden, aldus Ernst Kuipers en Diederik Gommers. Volgens hen lijkt de urgentie van de huidige situatie niet door te dringen tot het kabinet. Het uitstellen van de tweede vaccinatie heeft als gevolg dat een groter aantal kwetsbare mensen hun eerste prik eerder kan krijgen, die ook al beschermend werkt. Mensen in de horeca kunnen niet of nauwelijks werken, terwijl consumenten snakken naar een koud drankje op een terras, een bioscoopbezoek en een toneelvoorstelling. Allemaal nog ten strengste verboden. Bij het uitstellen van de tweede vaccinatie zou dit mogelijk sneller weer kunnen.
Topsporters staan in de schijnwerpers en dat deze schandaaltjes het nieuws halen is niet zo gek
Voor topsporters geldt een uitzondering: zij mogen hun werk wel gewoon uitvoeren, al sinds de zomer van 2020. De sporters leven in een soort testsamenleving, waarin zij wekelijks – of vaker – worden getest en daardoor hun leven weer kunnen oppakken. Daar staat niet iedereen achter. Er kwam veel kritiek op het ‘frisse kapsel’ van voetballers van Ajax toen in de rest van Nederland alle kapperszaken gesloten waren. Tijdens de eerste golf in mei vorig jaar was er verbazing over een foto waarop de Nederlandse spits van Sevilla, Luuk de Jong, deelneemt aan een feestelijk etentje met zijn teamgenoten en hun partners. Ook tijdens de afgelopen zomer: Novak Djokovic, de Servische nummer één van de tenniswereld, organiseerde tijdens een demonstratietoernooi een feestavond waarbij de aanwezige tennissers zich niet aan de coronaregels hielden. Veel tennissers raakten besmet, ook Djokovic zelf.
Topsporters staan in de schijnwerpers en dat deze schandaaltjes het nieuws halen is niet zo gek. Maar er is meer aan de hand. Want waarom mogen de sporters wel naar hun werk? Omdat het van groot belang is om voor vermaak te zorgen, zou je kunnen antwoorden. Maar dat zou je ook kunnen zeggen over bijvoorbeeld de cultuursector. Is dat niet de sector die bij uitstek voor een lach en een traan kan zorgen? Is deze uitzonderingspositie voor topsporters wel eerlijk?
De overheid heeft aan het begin van de pandemie een scheiding gemaakt tussen ‘essentiële’ en ‘niet-essentiële’ beroepen. Dat een overheid hierover beslist is lijkt misschien logisch, maar waarom bepalen politieke partijen welke beroepen het label essentieel krijgen? Het lijkt me dat we eerst een discussie zouden moeten voeren over wie daarover zou moeten beslissen. Economische belangen spelen in de huidige politiek bijvoorbeeld vaak een grote rol, terwijl dat niet altijd iets zegt over de noodzaak van een beroep. De keuzes die gemaakt zijn doen dan ook de wenkbrauwen fronsen. Wat is de reden dat de boekwinkels niet open zijn, maar de slijterijen wel? Waarom zijn de musea gesloten, maar kan je vanaf Schiphol wel op vakantie gaan? En waarom mag de cultuursector zijn werk niet doen, maar gaat de landelijke voetbalcompetitie gewoon door? Keuzes die moeilijk zijn uit te leggen.
Vaccinatievoorrang
In sommige landen gaat de uitzonderingspositie voor topsporters heel ver. Volgens een NRC-artikel van 15 maart krijgen topsporters in Litouwen, Servië, Hongarije, Israël en Mexico zelfs voorrang bij de vaccinatie. Op 24 maart schreef de NOS dat topsporters in Nieuw-Zeeland eerder worden gevaccineerd, omdat meedoen aan de Olympische Spelen van ‘nationaal belang’ is. Deze voorrang blijft overigens niet beperkt tot de Spelen, maar geldt ook voor andere internationale sportevenementen. In Nederland gaan er ook stemmen op om topsporters met voorrang te vaccineren. Al in januari vonden er hierover gesprekken plaats tussen het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Nederlandse sportorganisatie NOC*NSF. En inderdaad: op 13 april kwam naar buiten dat de Nederlandse Olympiërs met voorrang een vaccin zullen krijgen en dat daar diezelfde week nog mee zal worden gestart.
Met een dergelijke vaccinatievoorrang voor topsporters heeft het ministerie topsport duidelijk als essentieel geclassificeerd. Maar moeten we niet in eerste instantie kijken welke risico’s zij lopen op een ernstige besmetting? Hoewel er onderzoeken lopen naar de kans op hartschade en een hartspierontsteking na een corona-infectie, waar topsporters meer kans op lijken te hebben omdat zij veel van hun hart vragen, is de kans dat deze mensen ernstig ziek worden niet groot. Topsporters zijn jong en in absolute topconditie, waardoor ze natuurlijk een kleinere kans hebben om op de Intensive Care te belanden dan de gemiddelde vijftiger of zestiger. Waarom zouden zij dan eerder een vaccinatie moeten krijgen? De topsportsector geeft duidelijk aan dat topsporters geen voorrang willen op kwetsbaren en dat zij met hun bekendheid en status vaccinatie willen aanmoedigen.
Dat voorrang voor topsporters überhaupt onderwerp van gesprek is, komt onder andere omdat er enorm veel geld omgaat in de sportwereld. Dat heeft waarschijnlijk een grote invloed op de huidige positie van de topsport, omdat geld moet rollen: tijdens de huidige pandemie ligt de economie – wat dat ook precies is – wereldwijd volledig op zijn gat. In het recente Australische artikel ‘The sporting bubble as gilded cage’ beschrijven de auteurs Adele Pavlidis en David Rowe dat in Australië de topsport deels weer opstartte omdat er online veel wordt gegokt en daar dus veel winst te maken is. In de coronaperiode nam het online gokken met 142 procent toe in Australië. Veel te verdienen, dus.
Zorgmedewerkers in de acute zorg zijn de enigen die tot nu toe met voorrang zijn gevaccineerd. Er zijn veel artsen, verpleegkundigen en andere zorgmedewerkers die nog niet aan de beurt zijn voor een vaccinatie. De voorrang voor acute zorgmedewerkers is terecht, omdat zorgmedewerkers in het algemeen meer blootgesteld worden aan het virus – zij vangen immers alle zieke mensen op – en omdat zij geen noodzakelijke zorg meer kunnen leveren als ze ziek thuis zitten. Voor topsporters gaan beide argumenten niet op.
(Inter)nationale ongelijkheid
De uitzonderingspositie voor topsporters leidt zowel nationaal als internationaal tot een toename van ongelijkheid. In sommige landen zijn er meer faciliteiten om veilig te trainen en zijn er veel meer tests beschikbaar dan in andere landen, wat voor sporters uit die landen een trainingsachterstand tot gevolg kan hebben. Ook de voorrang bij de vaccinatie kan voor grote verschillen zorgen. De Nederlandse Jumbo-Visma wielerploeg moest afgelopen najaar de Giro d’Italia, één van de drie grote wielerrondes, verlaten na twee positieve tests in het team. Als sommige teams komende zomer wel zijn gevaccineerd en anderen niet, kan dat tot dergelijke ongelijke situaties leiden. Ook technisch directeur van het NOC*NSF Maurits Hendriks, die pleit voor snelle vaccinatie van de Nederlandse topsporters, waarschuwt hiervoor: als een Nederlandse sporter veertien dagen in quarantaine zou moeten rondom de Olympische Spelen, kan dat desastreuze gevolgen hebben voor Olympische deelname. Om Nederlandse topsporters gelijke kansen te geven, zou je hen dus met voorrang moeten vaccineren, luidt het argument. Tegelijkertijd zijn er landen waar het vaccineren nog niet is begonnen – met name Afrikaanse landen – waardoor topsporters uit die landen waarschijnlijk lang op hun vaccinatie moeten wachten. Enerzijds wil de Nederlandse topsporter niet achterblijven, maar anderzijds is het ook oneerlijk tegenover de nog niet gevaccineerde topsporters om met voorrang gevaccineerd te worden.
Op deze manier lijkt de uitzonderingspositie voor topsporters een uitvergroting van de gevolgen van de coronacrisis wereldwijd
Niet alleen internationaal, maar ook nationaal ontstaan er verschillen. Zo schrijven Pavlidis en Rowe dat er in Australië een duidelijke disbalans te zien is in de doorgang van sportcompetities voor vrouwen ten opzichte van mannen. Tijdens de piek in besmettingen kon door vrouwen alleen de sport ‘netball,’ dat erg op korfbal lijkt, gespeeld worden. Voor mannelijke topsporters was er veel meer ruimte om hun sport doorgang te laten vinden. Ook in Amerika was er een groot verschil tussen mannen en vrouwen. Hoewel zowel de mannelijke als vrouwelijke basketbalcompetitie doorging, verschilden de omstandigheden nogal van elkaar: de mannen verbleven op het luxe resort van Disneyland in Orlando, terwijl de vrouwen in een gebouw woonden met ‘veel ongedierte, insecten op hun matrassen, slecht voedsel en geblokkeerde waterleidingen,’ aldus Pavlidis en Rowe.
De ongelijkheid neemt toe volgens al bestaande patronen: minder vermogende landen zullen meer achterop raken en door het gebrek aan mogelijkheden voor vrouwelijke topsporters wordt het hen ook moeilijker gemaakt dan hun mannelijke collega’s. Op deze manier lijkt de uitzonderingspositie voor topsporters een uitvergroting van de gevolgen van de coronacrisis wereldwijd.
Meer bewegen!
Toch zit ik gespannen klaar op de bank. Hoe je het ook wendt of keert, voor veel mensen leveren de sportwedstrijden een welkome afleiding van het thuiswerken, de gesloten terrassen en (de angst voor) besmettingen. Daarnaast gaan er echt niet zoveel Nederlandse topsporters naar de Olympische Spelen: inclusief staf gaat het om maximaal 800 mensen. Dat zal geen groot verschil maken in de vaccinatiestrategie. Bovendien geeft aandacht voor sport mensen ook meer zin om zelf te gaan sporten. We weten hoe belangrijk dat is, zeker in deze periode van stilzitten en met een gevaarlijk virus op de loer. Een goede lichamelijke conditie kan helpen het virus te verslaan. Misschien moeten we meer nadruk leggen op het motiveren van de bevolking om te gaan sporten. Een voorstel: de topsporters mogen doorgaan in hun competities, maar dan moeten ze wel af en toe een gratis online sporttraining geven. En voorafgaand aan hun wedstrijd een vlog maken om mensen aan te moedigen te gaan bewegen. En een keer een racefiets cadeau doen. Als het ze lukt om mensen te activeren, kan ik misschien wel meegaan in de classificatie ‘essentieel’.