Tekst /// Maartje Stam Beeld /// Alicia Koch
Sinds ruim een maand mag ik mijzelf een gelukkige inwoner noemen van il-Zamalek; een wijk in Caïro, Egypte. Elke ochtend loop ik in de wijk naar het Nederlands-Vlaams Instituut om daar te gaan studeren. In de avonden verleg ik de grenzen van de uitstapjes en pakken mijn vrienden en ik de metro of taxi naar bijvoorbeeld Wust il-Balad, het centrum van de stad. Hierdoor krijg ik elke dag nieuwe indrukken van de metropool en kan ik de voordehandliggende conclusie trekken dat de 5.292,7 kilometer afstand tussen Caïro en Amsterdam een aantal verschillen in straatbeeld oplevert. Eén van deze verschillen is de bawwāb.
Bijna ieder flatgebouw in Caïro heeft een bawwāb (mv. bawwābūn) voor de deur staan. Volgens het grote Arabische-Engelse woordenboek Hans Wehr is de definitie van een bawwāb een portier, dus iemand die belast is met het in- en uitlaten van bezoekers. De bawwāb die bij mijn flatgebouw staat, is een vrouw genaamd Hoda. Ze woont in hetzelfde flatgebouw in een deels-open ruimte op de begane grond samen met haar twee zoons, dochter en bejaarde schoonvader. Haar man woont er ook, maar is niet altijd thuis vanwege werk op het platteland. Hoda overtreft de definitie van bawwāb met het werk dat zij verricht en aanbiedt aan de flatbewoners. Zo maakt zij het trappenhuis schoon, helpt zij ons wanneer wij niet weten hoe we de oven moeten gebruiken en staan zij en haar kinderen altijd klaar om iets op te halen voor ons in de supermarkt.
Tot nu toe zie ik de bawwāb van iedere willekeurige flat vaak voor het pand op een plastic tuinstoel zitten, het leven op straat inspecterend en wachtend op mogelijke bezoekers. De bawwābūn kletsen wat af met elkaar op een dag en vormen samen een sterk netwerk. Wanneer ik na het teruglopen van het instituut hen zie zitten bij mijn flat voelt het extra als thuiskomen. Hun bekende en vriendelijke gezichten en de simpele gesprekken over hoe de dag was, hebben hier een grote bijdrage in. Naast het verwelkomen van flatbewoners en bezoekers, heeft het inspecteren en wachten nog een andere functie, zo hebben mijn huisgenoten en ik gemerkt.
Mijn vrienden en ik hadden twee keer achter elkaar dezelfde jongen ontmoet in de metro. Twee keer kan geen toeval meer zijn, dachten we. Het lot wil dat we vrienden worden! Na de tweede ontmoeting zagen we elkaar regelmatig in groepsverband. Hij nam ook zijn vrienden mee. Het was gezellig en bovendien handig om Egyptisch met hen te oefenen. We spraken altijd af met deze jongens in een koffietent. Toen één van de jongens een middagje langskwam voor een kopje koffie bij ons thuis, en dus het gebouw en ons appartement binnentrad, gebeurde er iets geks. Na afloop ontvingen wij meteen een Whatsapp-berichtje van zowel de huiseigenaar als de makelaar: we moesten uitkijken voor Egyptenaren en hen niet in ons appartement toelaten. Nu, dit is wat haast elke Egyptenaar over elkaar zegt, en aangezien wij deze jongens langzamerhand goed begonnen te kennen, namen wij deze boodschap aan met een korreltje zout. Toch bleef er een vraag hangen na het appje. De huiseigenaar en de makelaar wonen niet in de buurt. Hoe wisten zij dat wij bezoek hadden ontvangen die middag? Het antwoord was de bawwāb. Waarom ze het verteld heeft, weten we niet. Misschien was het een opdracht van de huiseigenaar, aangezien zij erop stond dat we geen Egyptenaren binnen lieten. Het leek hoe dan ook alsof ons privéleven nauw gevolgd werd en de scheiding tussen het publieke en privé leven voelde voor een moment zo dun als een rietje.
Ik ben van mening dat mijn publieke en privé leven in mijn buurt en in mijn straat gedeeltelijk gecreëerd en beïnvloed worden door de bawwāb en haar gezin. Het verhaal dat zojuist is verteld kan daar een voorbeeld van zijn. Vind ik dat erg? Tot nu toe niet. Hoda en haar gezin zijn namelijk vriendelijke mensen met goede intenties die altijd voor ons klaarstaan. Bovendien merk ik dat ze mij ook (onbewust) helpen met het versterken van de verbintenis tussen de wijk, haar inwoners en mij. Dit komt voornamelijk door hun vele kennissen in de buurt.
Zo gaan mijn vrienden en ik regelmatig naar een tent om de hoek van de straat waar heerlijke broodjes falafel, shoarma en patat met kaas verkocht worden. Terwijl we wachten op ons broodje komt Ahmed, de zoon van Hoda, weleens aanwaaien. Nadat wij onze grote sadīq (‘vriend’) hebben begroet met een stevige handdruk, vervolgt hij het geven van die handdrukken aan een heleboel andere mensen die in de buurt staan. Deze actie van hem leidt tamelijk vaak tot nieuwe gesprekken tussen buurtbewoners en ons, omdat zij ons Arabisch horen praten met Ahmed en zij daardoor extra nieuwsgierig zijn geworden naar ons.
Daarnaast hebben mijn vrienden en ik dankzij Judi, de dochter van Hoda, ook veel kleine, nieuwe vriendinnen gemaakt in de buurt. Dit omdat Judi het leuk vindt om in de entreehal van het gebouw te spelen alsof we in een echte schoonheidssalon zijn en ons graag onderdompelt in make-up. Onlangs hadden we zo’n speelsessie met al haar vrienden van de straat en werd na afloop ieder kind langzaam maar zeker teruggeroepen naar huis door zijn ouders. Zo hebben we in een middag twee vliegen in een klap geslagen: we hadden namelijk zowel de jongere als de wat oudere bewoners ontmoet.
Al met al kan gezegd worden dat de bawwāb, Hoda, en haar gezin een rol spelen bij het creëren van verbinding tussen mijn publiekelijke en privé leven, maar dat zij ook zorgen voor verschillende sterke banden binnen het openbare leven. Vooral het laatste zorgt ervoor dat mijn inburgeringsproces in Caïro iets rapper verloopt, wat een prettige bijkomstigheid is aan mijn verblijf in het mooie Egypte.