Tekst /// Afra van Ooijen Beeld /// Lesine Möricke
Je thuis voelen kan op heel veel manieren. Je kan je bijvoorbeeld thuis voelen in een stad, op een sportclub of bij een studievereniging, bij familie of vrienden, in je stamkroeg, of op je werk. Je kunt je op één of meer van zulke plekken thuis voelen. Gek genoeg heb ik me altijd heel erg thuis gevoeld in de Bijenkorf op de Dam, ook al had ik daar financieel gezien niks te zoeken. Je ergens thuis kunnen voelen, waar of met wie dat ook mag zijn, is een zegen en een voorrecht op zich. Hopelijk zal ieder mens in het leven zich op een of meer plekken thuis kunnen voelen. Je thuis voelen kan in gradaties. Voor mij blijft het ultieme thuisgevoel daar waar je nest is. Want hoe thuis ik me ook kan voelen in de Bijenkorf, daar zou ik niet snel een halfuurtje in een afgeragd joggingpak onderuitgezakt zitten scrollen op mijn telefoon met een oncharmante onderkin. Dat kan ik echt alleen binnen mijn eigen muren.
Het eerste nest dat we kennen is het nest waarin we opgroeien. Of dat nu een warm nest is of niet, over het algemeen is een gemene deler dat niemand het nest waarin hij opgroeit kan kiezen. Pas daarna, wanneer we de middelbare school verlaten en onszelf voorliegen enorm volwassen, verantwoord en verstandig te zijn, worden de kaarten opnieuw geschud. Het ouderlijk nest zal plaatsmaken voor een nieuwe plek. Dat kan voor de een bevrijdend zijn en voor de ander verwarrend. Ik zag in die tijd hoe vrienden om me heen door het slijk gingen om een eigen kamer te vinden in Amsterdam. Voordat ze die kamer bemachtigd hadden, leken zij die droomkamer al volledig tot hun nieuwe thuis gemanifesteerd te hebben. Zelf heb ik gênant lang mijn ouderlijk huis als het ware thuis gezien, ook toen ik al een paar jaar mijn eigen plek had. Misschien kwam dat omdat, waar de meeste vrienden gezellig met elkaar gingen wonen en zo een feestelijk, studentikoos thuishonk creëerden, ik mezelf had wijsgemaakt dat op mezelf wonen een beter idee was omdat ik enig kind was. Ik vond het benijdenswaardig hoe sommige vrienden op bepaalde dagen niet konden afspreken omdat ze een vast huisavondje hadden. Waar de meeste mensen om me heen misschien nog een of twee keer per maand bij hun ouders bleven logeren, was ik er soms wel drie nachtjes achter elkaar. Achteraf gezien is dat best een compliment naar mijn ouders, want kennelijk was het daar gewoon heel gezellig. Maar een onafhankelijke boss lady voelde ik me er niet bepaald door.
Een andere fout die ik maakte in de zoektocht naar een nieuw thuisgevoel, was dat ik in Utrecht ging studeren. Daar heb ik niet echt spijt van gehad, want ik vond mijn studie heel leuk, maar ik heb me daar nooit echt thuis gevoeld. Dat heb ik vooral aan mezelf te danken. Ik bleef namelijk in Amsterdam wonen en na ieder college ging ik met gierende banden terug naar Amsterdam. Tijdens tentamenperiodes maakte ik soms gebruik van studieruimtes van de UvA, waar ik me vooral een infiltrant voelde. Daar werd verandering in gebracht Daarom toen ik als lid van de Babel-redactie op tien minuten fietsafstand de Babel-vergaderingen in het P.C. Hoofthuis kon bijwonen. Eindelijk kon ik me een beetje thuis voelen in het universiteitsleven. Na een jaartje schrijven voor de lieve Babel zal dit mijn laatste column zijn. Ik voel me dankbaar dat ik me in mijn laatste studiejaar toch nog een beetje thuis heb kunnen voelen in het studentenleven vaan de universiteit waaraan ik niet heb gestudeerd.