Van geprinte naar virtuele gemeenschappen

Voor de rubriek ‘In de geest van’ onderzoeken onze redacteuren elke maand het gedachtegoed en leven van een opvallende geesteswetenschapper. Deze maand neemt Meke de verbeelde gemeenschappen van Benedict Anderson onder de loep en kijkt daarbij naar de nieuwe lading van het gedachtegoed in digitale tijden

Tekst: Meke Goedhart /// Beeld: Katja Schraag

De nationale printtaal

Andersons ideeën kwamen niet voor niets tot stand in een eeuw van grote nationale conflicten. Hij werd geboren in 1936 in China als zoon van een Ierse vader en Engelse moeder. Vijf jaar na zijn geboorte verhuisde zijn familie naar California om de aanvang van de Tweede Chinees-Japanse oorlog te vermijden. Gedurende zijn universitaire opleiding in Cambridge en New York ontwikkelde hij een interesse in Zuidoost-Azië en in het bijzonder Indonesië. Zo leerde hij vloeiend Indonesisch, Javaans en Thais te spreken, evenals een aanzienlijke hoeveelheid Europese talen. Na zijn ervaring met de Tweede ChineesJapanse Oorlog op jonge leeftijd, volgde hij de ontwikkelingen van de Vietnamoorlog en het verdere verloop van de spanningen tussen Cambodja, China en Vietnam op staande voet. Dit spoorde hem aan om de oorsprong van het nationalisme te bestuderen.

Andersons boek Imagined Communities: Reflections on the Origin and
Spread of Nationalism
(1983) wordt tot een van de meest invloedrijke werken binnen de studie naar het nationalisme gerekend. Volgens Anderson zijn naties ‘verbeelde gemeenschappen’, omdat zelfs inwoners van de kleinste natie hun mede-inwoners nooit allemaal zullen kennen, maar ze zich wel kunnen identificeren als onderdeel van dezelfde gemeenschap. Dit idee van een ‘verbeelde gemeenschap’ is bijvoorbeeld duidelijk terug te zien tijdens de Olympische Spelen of, in het geval van Nederland, in de Oranjegekte tijdens het Europeesof Wereldkampioenschap voetbal. Volgens Anderson zijn naties dus sociale constructies en speelt het idee van een gemeenschap zich af in de verbeelding. Hij gaat hiermee tegen het idee in dat naties bestaan sinds de vroege menselijke geschiedenis en dat ‘naties’ even vanzelfsprekend zijn als bijvoorbeeld de ‘lengte’ van een mens.

De oorsprong van een natie, en dus ook van verbeelde gemeenschappen, ligt volgens Anderson in de moderne tijd. Zo laat hij in zijn boek zien dat verbeelde gemeenschappen in Europa mogelijk werden gemaakt door het zogenoemde ‘printkapitalisme’. Door de uitvinding van de boekdrukkunst aan het einde van de vijftiende eeuw werd het mogelijk om teksten en boeken op grote schaal af te drukken. Voorheen waren geschriften, zoals de Bijbel, alleen te lezen voor de bovenste laag van de bevolking die het Latijn (ook wel de elitetaal) beheerste. Door de boekdrukkunst en het printkapitalism konden werken als de Bijbel nu op grote schaal gedrukt worden in de volkstaal. Zo is de Delftse Bijbel uit 1477 de eerste Nederlandse vertaling van het Oude Testament, en ook het eerste Nederlandstalige boek. Het printkapitalisme zorgde ervoor dat mensen met verschillende lokale dialecten elkaar konden begrijpen en dat een gemeenschappelijke volkstaal ontstond. Volgens Anderson werden de eerste Europese natiestaten dus gevormd rondom hun ‘nationale printtaal’.

De oorsprong van de natie, en dus ook van verbeelde gemeenschappen, ligt volgens Anderson in de moderne tijd

Verbinding op afstand

In het digitale tijdperk heeft Andersons idee van natiestaten als verbeelde gemeenschappen een nieuwe lading gekregen. In plaats van Bijbelvertalingen en andere drukvormen, zijn het nu online communicatiemiddelen die bijdragen aan verbeelde gemeenschappen. Zo stelt de Noorse antropoloog Thomas Eriksen dat nationalisme wordt versterkt door het internet, omdat het nu mogelijk is om op grote afstanden een nationale identiteit te creëren. Dit is van groot belang aangezien onze tijd wordt gekarakteriseerd door migratie, maar ook door nieuwe informatie- en communicatietechnologieën. Zo kunnen verspreide bevolkingen, ofwel diaspora’s, verenigd worden door het internet in een zogeheten virtuele gemeenschap. De verbeelde gemeenschap van Anderson krijgt in het huidige tijdperk van globalisering en digitalisering dus een nieuwe virtuele dimensie.

Zo laat Eriksen zien dat deze virtuele dimensie van een verbeelde gemeenschap duidelijk is terug te zien bij het Koerdische volk. De Koerden zijn een van de grootste etnische groepen met een eigen taal en cultuur, maar zonder eigen staat. Mede door de brute vervolgingen van Koerden in Irak, Turkije, Syrië en Iran in de twintigste eeuw, kent het Koerdische volk een grote diaspora. Door een gebrek aan staat-gesponsorde media voor de diaspora, zoals bijvoorbeeld in Chili, zijn er diverse online mediakanalen opgericht voor de verspreiding van nieuws en de creatie van een gedeelde identiteit voor de Koerden. In dit geval is er dus sprake van een virtuele verbeelde gemeenschap aangezien er een gevoel van verbinding wordt gecreëerd op grote afstand. Hoewel sommigen dergelijke initiatieven afkeuren omdat ze het associëren met radicalisering of identiteitspolitiek, biedt een virtuele gemeenschap een mooie manier om een eigen cultuur en identiteit in stand te houden. Bovendien kan er tegenwoordig zelfs gesproken worden van globale gemeenschappen die nationale grenzen overstijgen, zoals bijvoorbeeld gemeenschappen gebaseerd op religie, seksuele geaardheid of gender. Een ding is zeker: Anderson’s verbeelde gemeenschappen zijn tegenwoordig niet alleen geprint, maar ook virtueel te vinden.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s