Tekst /// Loïs Blank Beeld /// Lesine Möricke
Ik ben een dromer. M’n oma heeft het al door sinds ik klein ben: ‘Altijd al een dromertje, lieverd’, zegt ze dan in plat Amsterdams. Overigens ben ik geen dromer op de manier dat ik zo’n gouden ketting met ‘dreamer’ draag. In hoeverre kan een droom nog surreëel zijn, als je hem glimmend in de realiteit labelt? Doe mij maar onwerkelijkheid. Ik neem ongrijpbaarheid op haar mooist waar in mijn gedachten en ben – zoals ik eerder al eens schreef in dit blad – mateloos geïnteresseerd in dingen die ik niet begrijp. En dit is waarom het dromertje nog altijd een dromer is. De diepgewortelde reden dat ik rust vind in het ongrijpbare, is er echter eentje waar ik niet over droom: perfectionisme.
Wat heeft het zijn van een dromer met perfectionisme te maken? Dat zal ik je nu zo goed mogelijk — perfectionisme getriggerd — uitleggen. Na, als ik mijn oma moet geloven, jarenlange oefening in het zijn van een dromer, durf ik wel te zeggen dat ik er ondertussen ook best goed in ben. Ik doe het de hele tijd. Krijg ik het idee een stap te zetten naar betaald schrijven? Dan zie ik mezelf al helemaal over een redactie paraderen, in die ene zwarte rok die zowel professioneel als edgy is. Met m’n zwarte loafers en tikkend met lange nagels. En over zeven maanden en acht dagen krijg ik een vast contract, waarna ik over twee jaar, vier maanden en zes dagen mijn contract als hoofdredacteur onderteken. Ik draag die dag Prada, by the way. Dit soort verhaallijnen fabriceer ik sneller in mijn hoofd dan dat ik een motivatiebrief tik om betaald te gaan schrijven. Ik kan het niet helpen, mijn brein dwaalt nou eenmaal altijd een beetje. En vaak een beetje meer.
Dit klinkt allemaal heel leuk, maar de cocktail van perfectionisme en het dromende bestaan blijkt een mixdrankje waar je na niet al te lange tijd misselijk van wordt. Als dromer heb ik een groot inbeeldingsvermogen, maar gecombineerd met perfectionisme vormt dit altijd een palet aan beelden waarvan er geen voldoet aan de eis der eisen: Is het wel perfect? Kan het niet beter?
Wanneer perfectionisme het toneel van mijn dromen betreedt, vind ik mezelf ineens in de rol van Ariadne in Inception. Als architect der dromen is het nu mijn taak ervoor te zorgen dat er geen loopholes in zitten, geen inconsistenties en geen mogelijk foute richtingen waarin de droom zich zou kunnen ontwikkelen.
Je raadt het al: zodoende vind ik vooral mogelijke manieren waarop mijn dromen in duigen kunnen vallen. Waarop ik op m’n bek kan gaan, voor schut kan staan. Ik droom mijn dromen verder bij de realiteit vandaan. Als poortwachter tussen dromenland en werkelijkheid drijft mijn perfectionisme de dromen weg. Ken je die scène in Disney’s Hercules waarin Zeus de Titanen weghoudt van de Olympus door bliksems op ze te gooien? Dat schetst een mooi beeld van mijn perfectionisme (en dat ik nu direct denk: ‘Am I doing Zeus dirty by this comparison?’). Alleen gaat het hier niet om slechteriken die buiten moeten blijven, maar om dingen die ik graag wil bereiken in het leven.
‘Ik heb het idee dat jij altijd een intens lange to-do-lijst hebt, van dingen die je – laten we eerlijk zijn – nooit gaat doen’, klonk het laatst uit de mond van een vriendin. En ze had gelijk. Wat niet is, kan niet imperfect zijn – een regel die meer aanwezig is in mijn gedachten naarmate hetgeen waar ik naar streef groter en belangrijker voor me is.
Voor al mijn mede-perfectionisten: zullen we stoppen de im- in imperfectie dood te zwijgen? Een ode brengen aan im-, omdat het de im- is die ons ruimte geeft dingen uit te proberen? Die vervolgens vaak genoeg wél goed uitpakken? Soms zelfs heel goed uitpakken? Zullen we ‘niet geschoten is altijd mis’ alsjeblieft ook toepassen op perfectie?