Tekst /// Afra van Ooijen Beeld /// Lesine Möricke
Heel vroeger had mijn nicht een Mickey Mousenachtlampje. Als ik kwam logeren en weer eens niet in slaap kon vallen raakte ik gebiologeerd door Mickey. Staarde ik lang genoeg, dan leek het alsof Mickey spookachtig aan het dansen was. Ik begon te geloven dat Mickey ‘s nachts tot leven kwam en werd doodsbang voor hem. In mijn tienerjaren werd ik er niet veel heldhaftiger op. In die tijd had ik veel last van slaapverlamming, wat inhoudt dat je lichaam nog in de slaap verkeert terwijl je hersenen al aan het ontwaken zijn. Bij slaapverlamming kunnen dromen en werkelijkheid soms in elkaar overvloeien. Terwijl je lichaam verlamd is van de slaap, wordt je bewustzijn langzaam wakker. In je slaapkamer zie je dan ineens de achtervolgers uit je nachtmerrie en je kan niet meer vluchten. Eenmaal bevrijd uit die slaapverlamming wist ik dondersgoed dat de schimmen in mijn kamer er niet echt waren, maar desondanks werd de angst voor de nacht me toch de baas. Ik kan helaas niet ontkennen dat ik hierdoor op mijn vijftiende nog bibberend aanklopte op de slaapkamerdeur van mijn ouders om te vragen of ik misschien op een matrasje kon slapen.
We zijn inmiddels heel wat jaartjes verder en ik heb gelukkig niet meer de behoefte om op een matrasje in de kamer van mijn ouders te liggen. Toch kan ik nog steeds ’s nachts overmand worden door irrationele angsten. Ik moet dan ook bekennen dat ik graag slaap met een hamer naast mijn bed. Of die hamer echt nodig is weet ik niet, maar als de buurman zijn eigen tuindeur met een flinke dreun dichtgooit lijkt het voor mij alsof er een indringer mijn huis binnenstormt. Ik probeer mezelf te vertellen dat het vast niks is, maar spits mijn oren vervolgens totdat het minste en geringste gekraak me weet te overtuigen dat er toch echt een indringer is. Gespannen als een snaar grijp ik dan naar die hamer en maak ik een rondje door het huis om te ontdekken dat er weer eens helemaal niks is. Ik vraag me op zulke momenten af of alles wel goed gaat in die bovenkamer van me.
Een lange tijd werd de angst voor de duisternis vooral gekoppeld aan de ontwikkeling van jonge kinderen. Deze fase van angst voor bijvoorbeeld ‘monsters onder het bed’ zou vervolgens moeten afnemen als het kind rond de 8 jaar is. Recent onderzoek van de psychiater Gene Beresin van de Harvard Medical School wijst echter uit dat deze angst helemaal niet gebonden is aan een leeftijd; volwassenen kunnen dus evengoed bang zijn in het donker. Evolutionair gezien blijkt het dan ook helemaal niet vreemd dat we bang zijn in het donker. Er zijn namelijk veel theorieën over hoe in de prehistorie mensen ’s nachts kwetsbare prooien waren, omdat onze nachtvisie relatief slecht is ten opzichte van andere dieren. ’s Nachts waakzaam zijn zit daarom in ons DNA.
De menselijke psyche is sowieso geneigd zich angstig te verhouden ten opzichte van alles wat onbekend is. Vandaag de dag zijn we in het duister misschien minder bang voor mammoeten of bruine beren, maar het blijft spannend om in het donker onbekend te zijn met wat er allemaal zou kunnen zijn. Er circuleren genoeg memes over hoe kledinghangers waaraan lange jassen hangen in de nacht opeens lijken te veranderen in een potentiële inbreker. Dan hebben we het nog niet over hoe bijna elke climax in goede krimi’s, thrillers of horrors zich afspelen in het holst van de nacht. Nadat ik dit zo allemaal op een rijtje heb gezet schaam ik me iets minder voor mijn irrationele angst voor de duisternis. Of die hamer nou wel of niet nodig is maakt me eigenlijk niet zoveel uit. Als ik er beter door slaap blijft die heerlijk binnen handbereik naast mijn bed.