Diner voor twee

Tekst /// Sonja Buljevac Beeld /// Fieke de Groot 

Het pittoreske straatje vol trattoria’s en cocktailbars is bijna verlaten. De meeste toeristen zijn met vermoeide voeten alweer teruggekeerd naar hun hotelkamers en ploffen op de koele, strakgetrokken lakens van het door iemand anders opgemaakte bed.

Op het terras waar alleen Pieter en Janet nog aan hun bordje pasta zitten begint de ober demonstratief de overige stoelen op te stapelen.

‘Kunnen ze daar niet mee wachten tot we weg zijn?’ Pieter knikt naar de jongen die de rieten stoelen luidruchtig naar de zijkant van het terras sleept.

‘Die mensen willen ook naar huis, Pieter.’

‘Dan hadden ze niet de horeca in moeten gaan. In Italië, nota bene.’

‘Als jij niet zo moeilijk deed over het restaurant, hadden we twee uur geleden al kunnen eten,’ mompelt Janet richting haar pasta carbonara.

‘Wat zei je?’

‘Niks. Laat maar.’

De ober is naar binnen verdwenen en een tijdje is er op het terras niks anders te horen dan het geschraap van bestek over borden. Als Pieter zijn laatste hap naar binnen werkt, horen ze van verderop in de smalle straat luid gezang hun kant op komen.

‘Zo laat nog straatmuzikanten?’

‘Je geeft ze geen cent, hoor,’ waarschuwt Janet. ‘Dan laten ze ons de rest van de vakantie niet meer met rust.’

Het gezang komt dichterbij en dan verschijnt de man. Hij zwalkt van de ene kant van het steegje naar de andere, struikelt soms over een losliggende steen. Zijn gezang klinkt nu meer als onregelmatig, hikkend gejodel. Hij strompelt van terras naar terras om iets te vragen, maar overal wordt hij met wilde handgebaren weggestuurd. Hij nadert het restaurant waar Pieter en Janet zitten en roept iets onverstaanbaars. Als ze niet reageren, blijft hij aan de overkant van de straat staan dralen. Het licht van de lantaarnpaal maakt hem niet meer dan een lange, magere schim, bijna niet te onderscheiden van zijn eigen schaduw.

‘Pieter, ik wil weg.’

‘Je hebt je pasta nog niet eens op.’

‘Ik lust het niet, het is te vettig.’ Janet grist haar servet van haar schoot en gooit het op haar halflege bord. ‘En ik wil terug naar het hotel. Die zwerver maakt me bang.’

‘Die man doet niks, joh. Die bietst gewoon om wat restjes.’

‘Dat hoop je maar. Tot hij mij berooft of…of erger.’

Pieter zucht.

‘Jij je zin. Ik moet naar binnen om te betalen, wacht jij hier?’

‘Ben jij gek! Ik loop met je mee.’

Ze schuiven hun stoelen naar achter en gaan samen het restaurant in. Janet klemt haar handtas stevig onder haar arm. Als de ober vraagt of alles naar wens was, klaagt ze over the dirty homeless man. De ober haalt zijn schouders op.

My apologies, signora. It happens all the time. People are hungry.’

He was drunk, not hungry,’ zegt Janet.

Ze betalen zonder een grote fooi achter te laten en lopen naar de uitgang. Zodra ze het terras opkomen, slaakt Janet een kreetje. De zingende man is het terras opgelopen en staat naast hun tafel, zijn bovenlichaam voorover gebogen in een bijna perfecte hoek. Met gulzige halen schrokt hij de pasta carbonara die Janet heeft achtergelaten naar binnen, als een drenkeling die eindelijk weer zuurstof krijgt.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s