Schrijver en columnist Mano Bouzamour is 22 jaar oud wanneer zijn debuut De Belofte van Pisa uitkomt. Het ontroerende verhaal over een Marokkaans-Nederlandse jongen die zichzelf bevrijdt uit de dogma’s van zijn familie en geloof werd een bestseller en is op 10 oktober als film in première gegaan. Vorig jaar verscheen Mano’s tweede, eveneens veel verkochte roman Bestsellerboy over het zwarte gat waar de autobiografische hoofdpersoon in valt na het uitkomen van zijn succesvolle debuut.
Tekst: Freek Haye // Beeld: Benjamin Schoonenberg
Mano’s ouders waren in de twintig toen ze vanuit Marokko naar een klein woninkje in de Amsterdamse Pijp verhuisden, waar Mano tot het verschijnen van zijn debuut woonde. Na zijn middelbareschooltijd aan het Hervormd Lyceum Zuid, wijdde hij zich volledig aan het schrijven waarmee hij inmiddels is geüpgraded naar een pittoreske bovenwoning aan de Herengracht. Op een druilerige maandagmiddag spreek ik Mano over zijn film, schrijverschap, grote ambities en hang naar ontregeling en perfectie.
Anders dan de meeste schrijvers wiens boeken zijn verfilmd, toonde jij je buitengewoon betrokken bij het schrijven van het scenario en het maken van de film. Je verscheen zelfs iedere draaidag op de set. Was je bang dat de film zonder jouw toeziend oog zou mislukken?
‘Nee, niet per se mislukken. Toen mijn boek net verscheen waren er zes filmproducenten in geïnteresseerd. Ik bevond me in een luxepositie. Ik werd door hen mee uit eten genomen en dan gingen ze mij vertellen waarom zij de juiste personen waren om mijn boek te verfilmen. Ik volgde gewoon mijn gevoel en koos een producent en hij kwam met een regisseur en scenarist. Zij wilden het graag verfilmen, maar wel op één voorwaarde: dat ik volledig betrokken zou zijn bij het hele filmproces.
Een boek is een totaal andere kunstvorm dan een film. Een boek van 285 pagina’s volledig vertalen naar het witte doek met ieder detail erin gepropt, zo werkt het niet. Je moet bepaalde dingen achterwege laten en je moet heel veel met beeld vertellen. Je hoopt een scenarist te vinden die het verhaal, de personages en de essentie van het verhaal goed begrijpt en dat in de film verwerkt. Dat is, godzijdank, echt gebeurd. De regisseur en scenarist kenden mijn verhaal en personages beter dan ikzelf.’
Er zijn best wat verschillen tussen het boek en de film. In het boek groeit de hoofdpersoon op in De Pijp, maar in de film is dit Amsterdam-Noord. Vanwaar die aanpassing?
‘De Pijp is nu super veryupt. Je struikelt er over bakfietsen en dat soort shit. Mijn regisseur kwam op het idee om de film in Noord te situeren toen hij met de pont naar de overkant voer en de zon super mooi weg zag zakken in het IJ. Filmisch is het contrast tussen Noord en Zuid ook heel cool: de hoofdpersoon moet echt een natuurlijke barrière over om naar het lyceum in Zuid te gaan waar hij op school zit.’
Ook anders in de film: de veelbesproken seksscène waarbij er in plaats van een trio zich een heus kwartet afspeelde. Deze scène heb je ook aangepast in de nieuwe druk van je boek. Ben je zo’n eeuwige perfectionist?
‘Toen ik die scène in het script las, dacht ik: fuck, dat had ik willen schrijven! De scenarist heeft die scène echt naar een veel hoger niveau getild. Als ik mijn boek nu open sla, kan ik op elke bladzijde wel iets vinden om aan te passen. Ik geloof dat Saskia Noort bij elke druk van haar boeken nog iets corrigeert, maar dat gaat mij te ver. Het boek kwam uit toen ik 22 was. Op dat moment was dat het allerbeste wat ik kon schrijven. Soms moet je het gewoon achter je laten.’
Na de middelbare school ben je op 19-jarige leeftijd gelijk begonnen met schrijven. Waar leeftijdsgenoten de wereld over reisden of het gebaande studentenleven tegemoet gingen, sloot jij jezelf iedere dag op om aan je debuut te werken. Heb je altijd al geweten dat je het riskante schrijverspad wilde bewandelen?
‘Ik las heel veel boeken en schreef zelf al veel. Toen ik 16 was belde mijn broer me vanuit de gevangenis en tipte me om de film 25th Hour van Spike Lee te zien. Ik ging naar de videotheek, huurde die film en was echt geraakt door het prachtige verhaal. Op de aftiteling zag ik dat het gebaseerd was op een boek. Nadat ik het boek in het Engels en in het Nederlands had gelezen, wist ik wat ik wilde doen: boeken schrijven die verfilmd worden.’
Had je een plan B?
‘Nee! There ain’t no plan B. Plan B staat voor plan bullshit. Ik werkte in een sushirestaurant, had een vriendinnetje en schreef tot diep in de nacht aan mijn boek. Daar haalde ik voldoening uit.’
Wat voor studie zou je kiezen als je er een had moeten kiezen?
‘Ik vind Geschiedenis wel vet. Verhalen vertellen en zo. Ik heb nog twee weken Nederlands gestudeerd op het hbo, maar dat waren de twee langste weken uit mijn leven. We gingen fucking zinnetjes ontleden en ik dacht: ik kan hier nog drie jaar zitten of ik kan nu kappen en beginnen aan mijn boek. Dat deed ik, godzijdank. Je hebt ook helemaal geen diploma nodig om een boek te schrijven.’
In een interview met De Volkskrant las ik dat je na je debuut schrijfangst hebt gekregen. De reacties op je debuut waren niet bepaald mild. Met name door de Marokkaanse moslimgemeenschap werd je verguisd vanwege de uitgebreide seksscènes en de spot met het geloof. Echter was je tweede boek naar mijn mening nog scherper, bevatte nog meer expliciete seks en dreef nog meer de spot met religie. Verdwijnt die angst tijdens het schrijven dan toch helemaal?
‘Ik denk niet zozeer tijdens het schrijven, maar meer daarvoor. Het was heel heftig wat er gebeurde na mijn eerste boek: ik werd door mijn ouders uit huis gekickt en Marokkaanse gasten met wie ik ben opgegroeid waren ineens boos op me. Ik begreep dat niet, want ik dacht: hé, ik kom voor jullie op? De literatuur is overwegend wit en ik geef jullie een fucking stem, maar zo zagen zij dat niet. Ze vonden dat ik was overgelopen naar de andere kant. Het duurde zo’n drie jaar voor ik al die shit kon verwerken en ik durfde een hele tijd geen boek aan te raken, heel maf. Achteraf ben ik tijdens het schrijven van mijn eerste boek naïef geweest: ik wist nog niet hoe krachtig woorden konden zijn.’
Denk je dat als je nu, anno 2019, De Belofte van Pisa had uitgegeven je minder shit over je heen zou krijgen?
‘Je stelt goede vragen gap! Weet ik niet. De literatuur is op zich hetzelfde gebleven. Wel voel ik dat er iets gebeurt binnen de Marokkaanse gemeenschap. Ik krijg veel berichtjes van Marokkaanse jongeren die, net als ik, ook niet in Allah geloven, maar dit niet durven te uiten. Er zijn wel echt kenteringen gaande, merk ik.’
Niet alleen in je boeken ontregel je graag, ook in echte leven hou je er van de grenzen op te zoeken, zoals met Sylvia Witteman die nogal onaardige kritiek gaf op je debuut, wat je vervolgens op de voorkant van de jubileumdruk plaatste.
‘Haha, ja dat was grappig hè?’
Grappig, maar ook gedurfd. Waar komt die ontregeldrang vandaan?
‘Ik heb drie grote broers en drie grote zussen. Ik was de jongste thuis en ben praktisch op straat opgegroeid. Ik hing op bankjes, straathoeken en pleintjes en daar moest je gewoon je mannetje staan. Maar ook thuis: we aten van één groot bord, dus ik moest elleboogstoten ontwijken om het lekkerste stuk vlees te bemachtigen. Ik vind mezelf echt een heel vredelievend, pacifistisch en empathisch mens, maar als ik een klap krijg, doe ik wel wat terug. In die zin ben ik super wraaklustig.
Zo’n Sylvia Witteman die dan in de zaterdagkrant mijn boek kapot schrijft, prima. Ik snap het ook wel, ik schrijf heel expliciet over seks en dat kan natuurlijk heel dichtbij komen, vooral als je niet zo’n spannend seksleven hebt. Ze concludeerde dat mijn boeken uitsluitend worden uitgegeven omdat ik een migrantenkind ben. Dat woordje ‘uitsluitend’ vind ik nogal stuitend, want het herbergt het woord ‘uitsluiten’ en dat is alles waar ik tegen ben. Toen later mijn 25e druk uit kwam, vroeg mijn uitgever of ik nog iets speciaals wenste. Ik zei: ik wil een zilveren cover met Sylvia Wittemans quote als aanprijzing. Ik hoorde dat ze het heel vervelend vond, haha.’
Halverwege het boek zegt de hoofdpersoon Samir uit De Belofte van Pisa: ‘Marokkaan zijn doet soms pijn.’ De hoofdpersoon worstelt met zijn identiteit en wordt gek van de vraag of hij zich meer Marokkaan of meer Nederlander voelt. Krijg jij die vraag nog vaak?
‘Nee, veel minder. Misschien ook, omdat ik er al over geschreven heb. Ik ben er nu ook veel minder mee bezig dan vroeger. Vooral op de middelbare school, toen ik heel erg op zoek was naar mijn identiteit, trok ik me die vraag aan. Onderhand weet ik wel wie ik ben, waar ik vandaan kom en wat mijn thuis is. Als ik een paar weken naar Marokko op vakantie ga, wil ik op een gegeven moment wel weer naar huis, en dat is niet Marokko. Ik voel me Amsterdammer in de eerste plaats. Mijn eerste jeugdherinneringen zijn schreeuwende marktkoopmannen op de Albert Cuyp, terwijl ik aan mijn handje wordt vastgehouden door mijn moeder die op zoek is naar bijzondere stoffen om bruiloftsjurken van te maken voor de zomers in Marokko.’
Een andere treffend stukje uit Bestsellerboy: ‘Schrijvers die tijdens het schrijven lijden zijn geen echte schrijvers. Echte schrijvers lijden als ze niet aan het schrijven zijn.’ Lijd je nooit als je aan het schrijven bent?
‘Jawel, jawel. Bij het schrijven van mijn tweede boek ging ik het echt dood, godverdomme man. Het was een hel om te schrijven. Ik moest mijn angsten weer in de ogen kijken.’
Je kon ook niet in Amsterdam zijn hè?
‘Klopt. Ik heb de hele wereld over gereisd en moest echt weg van hier. Ik had te veel afleiding, te veel mensen en vooral te veel meisjes om me heen.’
Terwijl iedereen aan je deur klopte waar je volgende boek bleef?
‘Ja, dat was hels. Met mijn eerste boek heb ik gedaan wat ik wilde en hoopte, maar ik dacht ook: shit, dat moet ik nu overtreffen. Kan ik dat wel? Misschien ben ik wel helemaal geen schrijver. Ik kwam in een neerwaartse spiraal en het is de kunst je daar uit te denken. Je kan jezelf net zo goed down-denken als omhoog-denken. All is within!’
De hoofdpersoon in je tweede boek plast tijdens zijn schrijfproces in melkpakken om de focus te bewaren. Hoe autobiografisch is dit?
‘Ja, haha dat heb ik echt gedaan tijdens het schrijven van De Belofte van Pisa. Ik schreef vanuit de zolderkamer bij mijn ouders in de Pijp. Als ik moest plassen, moest ik naar beneden en weer heel dat huis door. Ik wilde niet uit mijn coconnetje en piste dus serieus in melkpakken. Een vriend van me liet laatst een screenshot zien van een whatsappgesprek uit 2012, waarin hij vroeg of ik buiten kwam chillen en waarop ik zei: nee man, ik ben bezig met schrijven en heb al drie dagen niet gedoucht. Ik kan met gemak veertien uur achterelkaar schrijven en mezelf daardoor helemaal verwaarlozen. Ik was een klein militant mannetje verslaafd aan schrijven. Dat wil ik niet meer zijn. Ik wil het nu op de gezonde manier doen.’
Welke lessen van de straat draag je nog altijd bij je?
‘Observeren heb ik vooral van de straat geleerd. Ik voetbalde veel, hing op het Henrick de Keijserplein in de Pijp en daar had je heel veel jongens, ieder met z’n eigen temperament en energie. Voor de een moest je banger zijn dan voor de ander. Ik leerde de mimiek en gezichtsuitdrukkingen van die jongens te begrijpen en te doorgronden. Ook het verhalen vertellen leerde ik op straat: de overdrijving, de humor en het schertsen. Later heb ik deze messen geslepen met boeken lezen.
Wat ik ook van de straat heb geleerd is dat je shit voor elkaar moet krijgen. Ik kon misschien wel goed schrijven, maar goed schrijven is wat anders dan een boek verkopen. Nadat ik mijn eerste boek schreef, dacht ik lekker achterover te kunnen leunen, maar nee: dan begint het hele promotie- en mediacircus. Het onderhandelen, het voor jezelf opkomen en het fearless zijn, leerde ik op straat. Voor het verkopen van mijn boek kwam dit goed van pas.’
Kan je al een tipje van sluier weggeven over je derde boek?
‘Mijn derde boek wordt het eerste boek wat niet echt over mezelf gaat. Ik ga het helemaal verzinnen, wat het voor mij ook spannend maakt. Nu zit ik nog een beetje in de nasleep van de verfilming. Ik doe nog veel interviews, Q&A’s en dat soort dingen, dus daar ben ik momenteel nog druk mee.’
Tot slot: je doel was de literaire wereld bestormen met een bestseller die verfilmd zou worden. Heb je, nu dat gelukt is, nieuwe carrièredoelen?
‘Ik wil gewoon doorgaan met wat ik nu doe: schrijven aan mijn derde boek. Ik ben nu 28 en als ik 30 ben wil drie boeken op mijn naam hebben staan. Dan ben ik redelijk gelukkig. Daarnaast lijkt het me heel interessant om films en televisieseries te maken. Ik ben trouwens net weer een beetje verliefd geworden en dat gaat heel goed.’
Een heuse scoop voor Babel! Waar heb je haar leren kennen? Uit de literaire wereld?
‘Nee nee, het is heel geestig waar ik haar heb leren kennen, namelijk in Pathé Tuschinski tijdens mijn filmpremière. Dus ja, een mooi begin van een liefde.’