Als je Netflix de afgelopen jaren in de gaten hebt gehouden – en zeg eerlijk, wie van ons niet – ben je het waarschijnlijk tegengekomen: het Jiddisj. In series als Unorthodox en Shtisel wordt deze taal vooral gesproken door orthodoxe joden in traditionele kledij, die met elkaar in gesloten gemeenschappen wonen. Het is echter nog helemaal niet zo lang geleden dat het Jiddisj ook gewoon hier, in ons eigen Amsterdam, te horen was.
Tekst /// Sonja Buljevac Beeld /// Lesine Moricke
Het Jiddisj is een echte volkstaal, die de grenzen van landen overschrijdt en al eeuwenlang meereist met de joodse bevolking. Er bestaan vele vormen van, afhankelijk van de plek waar joodse migranten zich gesetteld hebben. Zo is er een Roemeens Jiddisj, een Russisch Jiddisj en zelfs een New Yorks Jiddisj. Kenmerkend aan de taal is dat alle varianten gebaseerd zijn op het Middelhoogduits, maar door de eeuwen heen ook sterk gekleurd door de regio waar de sprekers wonen. Zo glippen er in Unorthodox tussen al het Jiddisj af en toe Engelse woorden door die ons bekend zijn, zoals treatment en trying.
Vandaag de dag hoor je, op een enkeling na, weinig mensen Jiddisj spreken in Amsterdam. Toch was dat ooit heel anders. Vanaf de zeventiende eeuw trok een grote groep Joodse migranten vanuit Oost-Europa naar onze stad, vanwege de relatieve vrijheid die ze hier kregen om hun geloof te belijden. Een groot deel van hen kwam te wonen in de buurt rondom het huidige Waterlooplein, die de bijnaam ‘de Jodenhoek’ kreeg. Zodra je de wijk binnenliep, vloog het Jiddisj je om de oren. De taal is door andere Amsterdammers niet onopgemerkt gebleven. Ook de christenen die in de Jodenhoek woonden, begonnen na een tijd het lokale taaltje over te nemen. Op die manier ontwikkelde het Jiddisj in Amsterdam zich tot een heuse nieuwe vorm: het Nederlandse Jiddisj. Hoewel het tegenwoordig zo goed als uitgestorven is, heeft dit dialect een onmiskenbare stempel achtergelaten op onze taal en het hedendaagse Amsterdams.
Taal van de straat
Sterker nog, zonder de Jiddisje taal zou de titel van deze rubriek niet bestaan. De bijnaam voor Amsterdam, ‘Mokum’, is oorspronkelijk het Jiddisje woord voor ‘stad’, dat op zijn beurt weer gebaseerd is op het Hebreeuwse ‘Makom’, wat ‘plaats’ betekent. Daarnaast zijn er nog een hele hoop andere woorden die we ooit uit de Jiddisje taal hebben overgenomen, zonder dat we ons daar tegenwoordig bewust van zijn. Soms klinken deze vrij ouderwets zoals ‘sores’ of ‘habbekrats’, maar andere zijn juist weer verrassend alledaags bijvoorbeeld ‘smoes’, ‘stiekem’ en zelfs ‘tof’. Over het algemeen zijn deze termen niet ongebruikelijk in de rest van Nederland, maar het Jiddisj is ook de bron van een aantal uitspraken die we meestal met het plat Amsterdamse accent associëren. De volgende keer dat je een oude Amsterdammer hoort praten over een ‘smeris’, ‘naar de gallemieze gaan’ of ‘wieberen’, weet je dat je eigenlijk naar oorspronkelijk Jiddisje uitdrukkingen luistert.
Het moge duidelijk zijn: het Jiddisj heeft zijn stempel achtergelaten op het Amsterdamse dialect
Denk je bij het grootste gedeelte van deze woorden eerder aan een marktkoopman dan zakenlui op de Zuidas? Je bent niet de enige. Al in de achttiende eeuw werd het Jiddisj voornamelijk gesproken door de arbeidersklasse. De elite keek neer op het gebruik ervan. Dit werd verder versterkt doordat het Jiddisj nauw verwant raakte aan het Bargoens, een soort geheime straattaal die door criminelen in volksbuurten werd gesproken, zodat de politie ze niet kon begrijpen. Enkele van deze termen, waaronder ‘gozer’ en ‘de mazzel’, hebben het zelfs gered tot straattaal van de eenentwintigste eeuw. Tegenwoordig wordt het plat Amsterdams vaak gezien als een charmant en humoristisch dialect, maar de voorlopers ervan hadden een reputatie die een stuk negatiever was.
Vergaande invloeden
Nu denk je misschien dat de invloed van het Jiddisj niet verder gaat dan het overnemen van een paar leuke woordjes, maar niets is minder waar. Onderzoeker Justus van de Kamp stipt in zijn artikel ‘Jodenhoeks: The Amsterdam Jewish Dialect and Its Influence upon the Dutch Language’ een aantal zinsconstructies aan die voor moderne Nederlanders heel normaal zijn, maar die we te danken hebben aan het Jiddisj. Van de Kamp noemt bijvoorbeeld de bevestigende ontkenning, waarbij je in positieve bewoordingen eigenlijk negatief op iets antwoordt. Stel je voor dat je een vriend hebt geholpen zijn gore tweepersoonsmatras naar een kamer ergens driehoog-achter te tillen en hij, als je hem vervolgens belt om jou te helpen met verhuizen, snel een slap excuus verzint. Als je dan ‘Jij bent ook een mooie!’ tegen hem zegt, gebruik je eigenlijk een oude, Jiddisje taalconstructie.
Het andere voorbeeld dat Van de Kamp aansnijdt, is precies het tegenovergestelde hiervan: de ontkennende bevestiging. Als je huisgenootje een fles wijn opentrekt en jij, grappend, zegt: ‘Nee, dank je, ik hoef niet’, terwijl jullie allebei dondersgoed weten dat je die fles zonder moeite in je eentje leegdrinkt, maak je gebruik van deze zinsvorm die we zonder onze historische Joodse Amsterdammers niet hadden gehad.
Amsterdams anno 2021
Het moge duidelijk zijn: het Jiddisj heeft zijn stempel achtergelaten op het Amsterdamse dialect. Net zoals het Jiddisj dat lang geleden al deed, begint ook het echte plat Amsterdams steeds meer uit het straatbeeld te verdwijnen. Door de toenemende stroom expats en yuppen hoor je dit iconische accent lang niet zo vaak meer als vroeger.
Af en toe stuit je met een beetje geluk nog op een haringverkoper of een oudere dame op een terras die heerlijk, onvervalst, ouderwets Amsterdams praten. De volgende keer dat dit je overkomt, let dan eens goed op of je ook hier wat Jiddisj kan ontdekken. De kenmerkende manier waarop ras-Amsterdammers de ‘s’-klank uitspreken, namelijk als ‘sj’, stamt uit het Jiddisj. Dat stelt Frans Hiskens in zijn boek Wijdvertakte wortels, waarin hij verschillende regionale dialecten onder de loep neemt. Wanneer die marktkoopman of levenslustige dame het hebben over hun ‘sjtad’ of dat het zo hard ‘sjneeuwt’, weet jij dat eeuwen van Joodse aanwezigheid aan dat moment hebben bijgedragen.
Taal is dynamisch. Zolang ze gesproken wordt, blijft ze zich ook ontwikkelen. Toch kan een taal ook in schrikbarend hoog tempo verdwijnen. Helaas bestaat het echte Nederlandse Jiddisj tegenwoordig niet meer. Alleen op Cheider, een orthodox-joodse school in Amsterdam, wordt nog in het Jiddisj lesgegeven, maar dan in een Oost-Europese vorm. Het dialect zoals dat vroeger in de Jodenbreestraat werd gesproken, zal naar alle waarschijnlijkheid nooit meer terugkeren, maar van haar invloed plukken wij nog elke dag de vruchten. Of niet dan, gozer?