Bijna veertig jaar geleden hebben mijn ouders de Franse berg de ‘Grand Ballon’ omhoog gefietst. Vandaag is het mijn beurt. Ruimschoots voor mijn wekker ben ik klaarwakker. Ik kruip stilletjes de tent uit, hopend dat ik mijn ouders en zusje niet wakker maak. Naast de tent staat mijn mooie racefiets. Daarnaast de tweedehands Gazelle, die nog nooit een berg heeft gezien. Terwijl ik mijn havermout naar binnen werk, dwalen mijn gedachten af naar de suboptimale voorbereiding op de tocht.
Tekst: Max Rensink // Beeld: Dorota Dabrowska
Tijdens een verkenningsrondje kwam het rechterpedaal van mijn racefiets los, waarbij de schroefdraad onherstelbaar beschadigd bleek. Het duurde een dag om deze teleurstelling te verwerken. Ik besloot mijn geluk te gaan beproeven op de simpele Gazelle met desalniettemin maar liefst 24 versnellingen. Volgens mijn moeder is het een damesmodel, maar dat is een ouderwetse uitspraak.
Mijn ontbijt is op. Ik maak mijn helm vast en fiets de doodstille camping af naar de voet van de berg. Door een dorpje, een afslag naar rechts, en ik ben begonnen. Een mix van energie, enthousiasme en zenuwen borrelt in me op. 22 kilometer naar de top: ik kan dit!
De eerste zes kilometers zijn niet steil, maar daarna wordt het pittig: steile stroken met een stijgingspercentage van tien procent. Ik schakel terug naar het lichtste verzet en probeer ‘uit te rusten’ terwijl ik fiets: een oude wijsheid van mijn vader. Spaar je energie, zeg ik tegen mezelf. Het is zwaar, maar uitvoerbaar. Ik stap precies een halve minuut af voor een paar slokken water en een stuk banaan. Met hernieuwde energie ga ik door.
Tien kilometer gehad, meer dan een uur bezig. Mijn benen beginnen langzaamaan te protesteren. Racefietsers halen me aan alle kanten in en het begint erg warm te worden. Tot mijn opluchting volgt een korte afdaling. Wat heerlijk om de benen even te ontspannen… Dan doemt de weg omhoog als een muur voor me op. Ik slik, vrezend voor wat komen gaat. Plots hoor ik getoeter en gejuich. Mijn ouders en zusje schreeuwen me vanuit de auto naar boven. Ik waan me in een zware bergetappe van de Tour de France. Kom op!
De zigzaggende haarspeldbochten zijn steil, ik kruip omhoog. Mijn benen branden en het zweet loopt in mijn ogen. Een wielrenner haalt me in en roept: ‘Nog een klein stukje!’ De inspanning is te zwaar om me af te vragen hoe hij weet dat ik Nederlands versta. Ik zie het bordje van de laatste kilometer. Een vrouw op een parkeerplaats zegt afkeurend: ‘Je bent niet goed man, op een Gazelle!’ Demonstratief ga ik nog één keer op de pedalen staan, dansend naar boven. Ik zie de juichende toeschouwers. Een gevoel van gelukzaligheid trekt door mijn uitgeputte lichaam: ik heb het gehaald! En dat op een Gazelle.