Op de vochtige tegeltjes onder de overdekte ingang staan alweer een aantal mensen. Het roken van sigaretten lijken ze met elkaar te delen. Enkele minuten later ontstaat er een ongeordend geheel van willekeurig verspreide kringetjes, waarvan de leden vast iets meer met elkaar gemeen hebben. Het is nu ongeveer elf uur. Tot laat in de middag zullen mensen in afwisselende hoeveelheden van deze plek gebruik maken. Door de aantrekkingskracht van tabak verhouden ze zich tijdelijk anders tot hetgeen wat hen voorheen bezighield.
We gaan naar binnen door de draaideur. Samen met een wildvreemde delen we een ruimte, die door twee deurbladen is afgeschermd. We stuntelen sierlijk om elkaar heen, terwijl het deurblad achter ons dreigend blijft doorschuiven. Het wil naar voren, wij ook, alleen proberen wij wel onze bewegingen op elkaar af te stemmen.
De draaideur spuugt ons kort na elkaar uit zijn kuip. Zijn deurbladen gaan nog enkele minuten door met de ronddraaiende bewegingen, totdat zijn binnenste weer voldoende tot rust is gekomen. In de binnenkomsthal zijn de wandelrichtingen gevarieerder dan buiten. Het is een fijne chaos van mensen die door hun uiteenlopende doelen kriskras door elkaar heen lopen. Ondanks de wispelturigheid van de bewegende deeltjes, weet iedereen gemakkelijk zijn eigen route te bewaken.
Een klein gedeelte uit het geheel beweegt zich richting de lift. Eerst staan er een paar mensen te wachten, maar inmiddels kunnen we wel spreken over een kleine groep. Ze treuzelen rondom de liftingang, kijken elkaar schuw aan, ongeduldig wachten ze op de gezamenlijke handeling. Straks worden ze namelijk door de lift naar boven verplaatst, waar men bij een verdieping naar keuze zal uitstappen. Waar iedereen uitstapt wordt individueel bepaald, maar dit neemt natuurlijk niet weg dat ze het omhooggaan met elkaar delen.
De liftdeuren gaan open, een opgepropte mensenmassa presenteert zich aan de wachtenden. Ze staan kort verstijfd tegenover elkaar, alsof ze schrikken van de hoeveelheid blikken. Pas wanneer ze weer geacclimatiseerd zijn ontstaat er beweging. De lift ontdoet zich van de afdalers en vult zijn kooi met nieuwe gezichten, een handeling die dagelijks oneindig vaak wordt herhaald. De nieuwelingen verspreiden zich door het gebouw en zullen zich weer groeperen in benauwde collegeruimtes.
Zo bewegen de mensen zich binnen de muren van het P.C. Hoofthuis. Het pand brengt de gebruikers in elkaars fysieke nabijheid, waardoor er een collectief wordt afgedwongen. Op de hoogte van elkaars ideeën zijn ze zelden, maar toch is er voortdurend interactie. Het gebouw houdt de boel bijeen, zodat we dat niet zelf hoeven te doen.
Tekst: Vincent Kupers // Beeld: Benjamin Schoonenberg