Naast het gebruikelijke verhaal over dure horloges en exclusieve kleding, is hiphop overladen met verwijzingen naar kunst. Bij Lil’ Kleine ligt er bijvoorbeeld voorin in een Ferrari een standbeeld dat uit de oudheid lijkt te komen, en Beyoncé en Jay-Z nemen het Louvre over voor een videoclip. Doen ze dit alleen om te pronken met hun verworven rijkdom, of schuilt hier een diepere betekenis achter?
Tekst: Vincent Kupers // Beeld: Bob Foulidis
In 2018 verscheen de videoclip van het muzikale duo The Carters – bestaande uit het echtpaar Beyoncé en Jay-Z – waarin zij vol zelfvertrouwen het Louvre toe-eigenen. In het nummer ‘Apeshit’ begeven ze zich als twee machtige farao’s in het prestigieuze museum, om ons te attenderen op de machtsverhoudingen van het verleden. De videoclip begint en eindigt met de Mona Lisa, die het schouwspel met zichtbare moeite observeert. Ze is terechtgekomen in een voor haar onbekende omgeving, waarin haar iconische gezichtsuitdrukking iets ongemakkelijks uitstraalt. Omgeven door de hiphopsfeer, is ze wanhopig op zoek naar een geschikte houding, waardoor het contrast tussen de twee werelden op een bevreemdende manier tot uitdrukking komt.
Naast de Mona Lisa komen er andere kunstwerken aan bod, waarmee The Carters het perspectief op de (witte) oude meesters ter discussie stellen. Het duo vertelt in het Louvre hun éigen verhaal en staat hierbij pontificaal voor kunstwerken die symbool staan voor de onderdrukking van de vrouw en de zwarte gemeenschap. De schilderijen worden volledig genegeerd; The Carters dansen zich los van het verleden. Dit komt haarfijn naar voren wanneer Beyoncé verschijnt voor De inwijding van keizer Napoleon en kroning van keizerin Josephine door Jacques-Louis David. Josephine is de dochter van een slavenhouder in Martinique. Dansend voor het kunstwerk heeft Beyoncé het over haar ice, oftewel diamanten, die volgens haar zo groot zijn als ornaments.
Terwijl ze op uiteenlopende manieren zingt over haar kapitaal, vergeet ze niet het slavernijverleden van haar voorouders. Voor hen lag rijkdom ver buiten handbereik, maar doordat zij deze periode hebben doorstaan, ontstond voor Beyoncé de kans om zich te ontwikkelen als muziekicoon. Ze toont hier haar dankbaarheid voor en legt in geuren en kleuren uit dat zij nu de dienst uitmaakt.
De strijd tussen hiphop en de grote vertellingen
Dat hoge kunst zo nu en dan opduikt in hiphop valt volgens dr. James Petersen te plaatsen in een bredere ontwikkeling, namelijk de voortdurende erosie van de grote vertellingen, zo ook het verhaal over het onderscheid tussen hoge en lage cultuur. In het hoofdstuk ‘Hiphop is (not) postmodern’ uit The Cambridge History of Postmodern Literature (2016), gaat hij onder andere in op de behoefte van rappers om zulke metavertellingen onderuit te schoffelen.
Aangezien er oneindig veel interpretaties bestaan over het begrip postmodernisme, zal ik trouw blijven aan een en dezelfde definitie, namelijk die van de socioloog Mike Featherstone. Hij gaat in op de complexe relatie tussen kunst en het postmodernisme, die een verklaring kan geven voor het opdoemen van kunst in de hiphopcultuur. Featherstone stelt dat: ‘Postmodernism is the effacement of the boundary between art and everyday life; the collapse of the hierarchical distinction between high and mass/popular culture, and the celebration of the surface “depthlessness” of culture.’
Peterson borduurt voort op de definitie van Featherstone en voegt hieraan toe dat hiphop ook de samenleving feliciteert met ‘The erosion of its own grand narratives,’ vooral wanneer deze verhalen gerepresenteerd worden door openbaar onderwijs, het strafrechtsysteem of de politiek. Daarnaast vieren hiphopartiesten feest vanwege het verdwijnen van het verhaal over het onderscheid tussen hoge en lage cultuur. Dit is onder andere terug te zien in de wijze waarop hiphopartiesten op een speelse manier elementen uit hoge cultuur samplen en mixen. Volgens hem gebeurt dit ‘To make the point that the distinctions between, say, eighteenth-century poetry and rap music are not only arbitrary and inauthentic, but also of no cultural utility whatsoever.’
De langzame toenadering
Sommige hiphopartiesten vinden het verwerpelijk om onderscheid te maken tussen bijvoorbeeld 18e -eeuwse poëzie en hiphop. Om dit aan de kaak te stellen, zouden ze dit onderwerp kunnen introduceren binnen de grenzen van de hiphopcultuur. Ze zouden er onderling over in gesprek kunnen gaan en het wellicht verwerken in hun teksten, maar om echt iets wezenlijks teweeg te brengen is een radicalere aanpak nodig. Hiphop en hoge kunst liggen mijlenver uit elkaar. Om een dialoog tot stand te brengen, moet iemand zo dapper zijn om het hol van de leeuw te betreden.
In 2013 opent niemand minder dan Jay-Z de aanval. In het gerenommeerde Pace Gallery in New York presenteert hij zijn nieuwe album Magna Carta Holy Grail, met daarop het nummer ‘Picasso baby’. In dit nummer wordt veelvuldig verwezen naar kunstenaars, met de nadruk op zijn vermogen waarmee hij al hun werk zou kunnen aanschaffen. Ondanks de enigszins ordinaire teksten, maakt hij wél deze verwijzingen en bevindt hij zich in het hart van hoge kunst.
In een interview vlak voor het optreden vertelt Jay-Z iets over de achterliggende gedachte van het project, die vruchtbaar is voor een postmoderne leeshouding. ’When art started becoming a part of the galleries, there became a separation between high culture and hip-hop. It’s almost like art is too bourgeois. We’re artists; we’re alike, we’re cousins. That’s what’s really exciting for me, bringing the worlds back together.’
Bij de opvoering van ‘Picasso Baby’ heerst er een gezellige sfeer; Jay-Z heeft voortdurend een vriendelijke glimlach op zijn gezicht en de toeschouwers dansen uitbundig mee. Vijf jaar later, toen het nummer ‘Apeshit’ uitkwam, was de sfeer allesbehalve vredelievend. Deze keer gaat het daadwerkelijk om de vorm en inhoud van kunst door kritiek te leveren op het verhaal van de westerse kunstgeschiedenis, die tot de dag vandaag voornamelijk gedomineerd wordt door de witte mens. In uitgerekend het Louvre, het epicentrum van de westerse kunst, eisen ze hun positie op. Wanneer ze hun woordje hebben gedaan, draaien ze zich om naar de Mona Lisa, als gelijken.
Kunst als inspiratiebron
Het is tijd voor de Nederlandse hiphopscene, die, mede door populaire hiphopartiesten zoals Boef en Lil’ Kleine, floreert als nooit tevoren. Ook bij deze artiesten komen er verwijzingen voor naar hoge kunst, maar eerst zal ik aandacht besteden aan een andere rapper. Yousef Gnaoui, artiestennaam Sef, is vooral bekend geworden door samenwerkingen met The Opposites en The Partysquad met nummers als ‘Stuk’ en ‘Me Nikes’. In 2011 verscheen zijn debuutalbum De Leven, waarin hoge cultuur een interessante rol speelt.
In het nummer ‘Renaissance Man’ lijkt Sef continu te balanceren tussen hoge en lage cultuur: ‘Ik sip Veuve (dure champagne), terwijl ik Kentje (rapmixtape) tjap / Ik draag een kostuum, en ik luister Pac (Tupac) / Dipset (rapgroep) dans le Louvre.’ Dit komt in eerste instantie nogal opschepperig over, alsof hij wil zeggen dat hij zich in de hiphopcultuur bevindt, maar ook duidelijk wil maken dat hij zich het leven van de hoge cultuur kan veroorloven. Het is natuurlijk deels grootspraak, maar hierachter schuilt wel degelijk een diepere betekenis.
In een interview over het album De Leven gaat Sef in op het verhaal achter het nummer Renaissance Man: ‘Het gaat vooral om het gegeven dat ik inspiratie put uit twee verschillende werelden en daarom net zo goed kan genieten van een mooi kunstwerk als een super domme mixtape van Dipset.’ Hoge kunst is voor hem louter een inspiratiebron, net zoals andere vormen van kunst, waaronder hiphop.
Bij zijn zoektocht naar inspiratie maakt hij geen onderscheid tussen hoge of lage kunst; het enige waar het omgaat is dat het hem moet aanspreken en inspireren. Door deze aanpak combineert hij de twee werelden, maar in vergelijking met Jay-Z, probeert hij niet openlijk de hiërarchie daartussen af te breken. Sef is misschien niet zo activistisch bezig als Jay-Z, maar de manier waarop hij kunst benadert sluit keurig aan bij het gedachtegoed van zijn Amerikaanse collega.
Stoerdoenerij of betekenisvol?
Nu zijn we aangekomen bij de hiphopartiesten die de hitlijsten domineren. Het gaat om artiesten zoals Boef en Lil’ Kleine, die het in het overgrote deel van hun werk hebben over hun succes en hun verworven rijkdom. Wat ze gemeen hebben met Jay-Z is dat ze bijna allemaal uit een milieu komen waarin deze rijkdom niet zo vanzelfsprekend was. Wanneer ze het hebben over oesters, dure horloges en andere dingen uit de hoge cultuur, komt hoge kunst ook sporadisch om de hoek kijken. Wordt dit alleen maar, net zoals een Rolex of een dure whisky, gebruikt als statussymbool, of proberen deze rappers er (per ongeluk?) meer mee te zeggen?
Een wat mildere equivalent van ‘Apeshit’ is het nummer ‘Het geluid’ van Lil’ Kleine. Waar The Carters hun video beginnen en eindigen met de Mona Lisa, doet Lil’ Kleine het met een klassiek standbeeld. Of deze werkelijk uit de klassieke oudheid komt doet er niet toe, de suggestie wordt in ieder geval gewekt. Het standbeeld is te zien door de geopende deur van een Ferrari, waar hij er ongemakkelijk bij ligt, alsof iemand het er net in gegooid heeft.
In zijn songtekst gaat hij, zoals gewoonlijk, in op ‘alle soorten merken om zijn huid’ en dat hij ‘niet op liefde uit is, maar op buit’. Bij het uitbeelden van zijn extravagante levensstijl, gaat hij volledig op in het luxueuze leven in de hoge cultuur. Deze wereld is ook de thuishaven van hoge kunst, iets waar Lil’ Kleines muziek niet per definitie onder geschaard wordt. Dat hij als hiphopartiest zich ook in deze wereld kan bevinden, lijkt me een uitstekende reden om een dikke fuck you te geven richting de kunstwereld. Door het standbeeld nonchalant in een auto te plaatsen, maakt Lil’ Kleine een statement. Ook met zíjn muziek is het mogelijk om oesters te eten in een vijfsterrenrestaurant.
Hiphop neemt een interessante positie in wat betreft de vervaging tussen hoge en lage cultuur. De een gaat de strijd aan en verovert musea en de ander maakt vredig gebruik van beide werelden. Vooralsnog heeft Lil’ Kleine nog niet het Rijksmuseum overgenomen, maar dat dit in de toekomst ooit gaat gebeuren, lijkt me niet onwaarschijnlijk.
In een Volkskrant-artikel schreef Wieteke van Zeil over ‘Picasso Baby’ dat Jay-Z ‘kunst nog vrij inwisselbaar inzette als luxeobject om zijn eigen status mee te vergroten – het had net zo goed een Lamborghini of Rolex kunnen zijn.’ Volgens mij is de keuze om kunst te betrekken in hiphop minder willekeurig dan we denken. Er schuilt meer achter dan alleen stoerdoenerij, ook al hebben de rappers dit misschien niet eens bewust door.
Een gedachte