Tekst /// Dieuke Kingma Beeld /// Bob Foulidis
De turquoise hekken van de haven wachten me op. De benauwde gezelligheid van jonge gezinnen, het geluid van ongeduldige rolkoffertjes – aan deze kant van het water is niet veel veranderd. De laatste keer dat ik op de boot naar Texel zat was om afscheid te nemen, ondertussen ligt Ricki anderhalve meter onder de grond. Aangekomen op het eiland begint het te miezeren. Een omhelzing, je doet de passagiersdeur voor me open. In de auto liggen kruimels van de uitvaart – kaartjes, kleffe broodjes, kleren die nog niet gewassen zijn.
Na de dienst reden we met de besloten kring naar de begraafplaats. Een natuurbegraafplaats, want Ricki wilde na haar dood snel opgenomen worden door het ondergrondse netwerk van boomwortels en schimmels. Ik zong een lied bij het graf, de wind nam het mee. “Wat is het diep, hè”, fluisterde haar zus. Het waaide, de zon kwam tevoorschijn. Ik was vroeger nooit zo van het spirituele, maar wilde er die maandagmiddag best in geloven.
Een kudde schapen steekt de weg over. De richtingaanwijzer van de Peugeot tikt de minuten weg, haasten is nu toch niet meer nodig. Het huis is zoveel stiller zonder Ricki. Het chaotische gebabbel, de uitgestelde plannen, frustratie over de spreeuwen in het dak. We praten zachter, fluisterend bijna. Het voelt als wachten, alsof ze ieder moment thuis kan komen. De lamp die het al een jaar niet deed flikkert zachtjes, we kijken verwonderd toe.
Een paar maanden geleden waren we hier allemaal, het huis spoelde over van leven. Luiers, fleecetruien, de mooiste flessen wijn kwamen tevoorschijn. Toen waren dingen ook al niet goed, maar konden we dat nog even vergeten. Het weer was mild en we slenterden door natuurgebied De Slufter. Jij dook in de Noordzee, ik vond dat veel te koud (het was oktober). Ricki was toen al wankel van de medicatie, maar liep nog stoer voor ons uit.
We snijden champignons, doen de tagliatelle in de pan. Het bed, de rolstoel en de sondevoeding worden binnenkort opgehaald. We zeggen niet veel. Er staat geen muziek aan, zelfs geen tenniswedstrijd op de tv. De woonkamer staat vol met grote boeketten en kaartjes. Het huis is een stilleven.
De laatste keer dat ik haar zag was twee maanden voor ze overleed. Ricki was nog scherp toen. Ze vertelde over dromen die ze had, inzichten die ze kreeg. De dokter zei dat ze uitbehandeld was, dus begon het Grote Wachten. Ricki wilde zo graag nog een bonuslevel. In de groepsapp sturen we elkaar hartjes, bijen-emoji’s en “ik hou van jullie”’s.
Mijn bed wordt ons bed, de week slentert voort. We eten Indonesisch, drinken zure wijn, spelen Mario Bros en potjes WordFeud, staren een beetje voor ons uit. Was dat het dan, fluisterde je vanmorgen. Ik heb je nog nooit zo verdrietig gezien, nog nooit zoveel moeten geven, nog nooit zoveel van je gehouden.
Om 11:11 overleed ze. Jij belde me een kwartier daarna. Het was vredig gegaan, jullie waren erbij.