Tekst /// Dieuke Kingma Beeld /// Jolan Lammertink
Afgelopen Kerst kreeg ik van mijn ouders De Bosatlas van Amsterdam; een groot boek met op de voorkant een luchtfoto van de hoofdstad. De rest van die middag besteedde ik met mijn neus tussen de pagina’s. WOZ-waardes, immigratie, de kraakbeweging – alles staat erin. Ik voelde me trots terwijl mijn vingers dwaalden over de straten die ik nu thuis noem. Maar is dat wel terecht? Mag ik mezelf eigenlijk wel een Amsterdammer noemen?
Volgens Wikipedia wel. Ik ben een inwoner van de stad en dus mag ik mezelf scharen onder het clubje dat zich Amsterdammer noemt. Dolblij was ik, toen ik vier jaar geleden mijn eerste woning in Amsterdam vond. Onderhuur, in Oost. Een eigen voordeur; eindelijk weg van de routine van mijn ouders. Ik droomde al lange tijd van studeren in de hoofdstad en nu ging het er eindelijk van komen.
Na anderhalf jaar onderhuren in Oost verhuisde ik naar een grote studentenflat in Amsterdam-Noord. Hier kwam ik ‘het échte Amsterdam’ tegen – althans, zo noemde ik het toen. Het was een diverse wijk met veel flats. Als de zon scheen rookten de dames op scootmobiels voor de Hema een paar sigaretten. Ik werd er met regelmaat ‘schat’ genoemd door winkelmedewerkers of onbekenden die een praatje met me maakten.
Ondertussen woon ik in een wijk die nog geen tien jaar oud is. Het verhaal van De Amsterdammer kan hier dus nog veel vormen aannemen, al zie ik wel al veel yuppen en expats in mijn wijk. De meeste mensen die in Amsterdam zijn geboren zijn de stad al bijna uit, lees ik overal. In Diemen en Landsmeer wonen procentueel gezien zelfs meer geboren en getogen Amsterdammers dan in de stad zelf. Maar Amsterdammer zijn is toch meer dan je adres?
Amsterdammer is ook een identiteit, een set karaktereigenschappen die je aanneemt of die anderen op jou plakken. Volgens mijn vader, die uit Den Helder komt, zijn Amsterdammers assertief en bijdehand, omdat ze dit altijd nodig hadden om hun ruimte in te nemen in de volle stad. Een ander stereotype is dat de Amsterdammer arrogant is en zich niet kan voorstellen dat een leven buiten de ring mogelijk is. De Amsterdammer heeft een hekel aan toeristen, stemt op een linkse partij en kan in haar eigen stad soms alleen koffie bestellen in het Engels.
Het Parool vertelt een heel ander verhaal. Volgens hen zijn Amsterdammers heel sociale mensen die betrokken zijn bij het welzijn van andere Amsterdammers. Eind vorig jaar verscheen er een artikel over bewoners van de hoofdstad die in 2022 waren overleden. Mannen, vrouwen, jonge mensen, oude mensen, café-eigenaren, ambtenaren en mensen uit alle hoeken van de stad. De gemene deler was dat ze zich bekommerden om de stad en haar inwoners. Maar is deze betrokkenheid bij je buren alleen weggelegd voor mensen in de hoofdstad? Ik kan het me eigenlijk niet voorstellen.
Hoe zit het eigenlijk met daklozen, zijn zij Amsterdammers? Het zijn de mensen die we het vaakst negeren, terwijl ze zich staande proberen te houden door een krant te verkopen voor een supermarkt waar een bloemkool drie euro kost. En internationale studenten, zijn zij Amsterdammers? Zowel daklozen als studenten hebben in ieder geval te maken met dezelfde wooncrisis als ik en kunnen zich even verbonden voelen met de stad.
Amsterdam is uiteindelijk echt een migrantenstad. Meer dan de helft van de bewoners heeft een migratieachtergrond en daarmee is Amsterdam een van de meest diverse steden van Nederland. Maar in 2022 gaf dertien procent van de Amsterdammers aan zich gediscrimineerd te hebben gevoeld in het voorgaande jaar, en in meer dan de helft van de gevallen was dat vanwege ras, huidskleur of nationaliteit. Wie Amsterdammer is, is geweest en zal worden hangt dus van meer af dan wat je geboortestad is. Het gaat ook om je huidskleur of achternaam.
Misschien gaat Amsterdammer zijn wel om thuis zijn in de stad. En hoe ik het ook wend of keer, ik voel me thuis in Amsterdam. Hier wonen de (meeste) mensen van wie ik houd, hier studeer en werk ik, lees ik de krant en ga ik naar de bioscoop. Als ik de vaste klanten begroet in het café waar ik werk, voel ik me Amsterdammer. Dat is ook zo in het pand aan de Tweede Oosterparkstraat, waar ik vrijwilligerswerk doe. En als ik mijn fiets op dubbelslot zet bij de Roeterseilandcampus. En op de pont van Buiksloterweg naar Centraal Station. En als ik GVB.nl check om te zien dat de tram weer vertraging heeft.
Ja, misschien is dat het wel: ik vóél me hier thuis. En je ergens thuis voelen betekent ervaren dat je ergens hoort te zijn; dat je je bevindt in jóúw gebied. Thuis is de plek die bekend is, waar de mensen zijn met wie je je leven deelt.
Een factsheet van de Gemeente Amsterdam vertelt me dat tachtig procent van de Amsterdammers zich verbonden voelt met de stad, en tweederde zelfs ook met de buurt waarin die woont. Ik voel weinig binding met mijn buurt, Zeeburgereiland. Alles is hier nieuw. Er is nog geen boom te bekennen, alleen spinnen en verdwaald zand dat hier veel ruimte heeft.
Maar ik moet wel toegeven dat ik me, zelfs in mijn nieuwbouwwijk, meer thuis voel in de stad dan toen ik in Amsterdam-Noord woonde. Misschien heeft dat te maken met het feit dat ik daar woonde in de coronatijd en dus niet veel meer leerde kennen dan mijn huisgenoten en de vier muren om me heen. Misschien gaat het om herkenning – Oost is een buurt met veel studenten, dure café’s en yogastudio’s, en ik voel me onderdeel van die bubbel.
Toch voelt het niet kloppend, mezelf Amsterdammer noemen. Het lijkt tekort te doen aan die mensen die zijn geboren en getogen in de stad en alle shit hebben zien komen en gaan. De VanMoofs, de Starbucksen, de Nutellawinkels. Daarnaast dúrf ik me ook niet helemaal thuis te voelen in Amsterdam. Want hoe kan ik me emotioneel binden aan een stad die ik straks, als ik niet meer studeer, misschien niet eens meer kan betalen?
Ik ben in ieder geval wel heel erg bezig met de stad die ik thuis noem. Ik voel trots als ik mensen vertel dat ik uit Amsterdam kom en wil hier graag nog even blijven wonen.
Ik ben hier dan misschien niet geboren, maar ik voel me onderdeel van deze stad en haar mensen.
Misschien ben ik een Amsterdammer in wording, een groentje. Iemand die de zekerheid van de toekomst nog niet heeft maar in haar huidige wereld Amsterdam graag thuis noemt.