Tekst /// Sophie Meijer Beeld /// Susanne de Visser
Iedereen kent zijn eigen waarheid over verschillende onderwerpen: ik hou enorm van schrijven, maar mijn buurvrouw vindt dat misschien helemaal niet leuk. Michel Foucault, een van de meest invloedrijke filosofen van de twintigste eeuw, zag het spreken van de waarheid als een specifieke activiteit of rol waar veel voorwaarden, omstandigheden en verplichtingen aan hangen. Het is eenvoudig om waarheden van anderen over te nemen, zeker in het digitale tijdperk waarin iedereen zijn of haar mening zonder enige moeite kan verspreiden. Maar, om tot de echte en persoonlijke waarheid te komen, moeten mensen volgens Foucault eerst aan zichzelf werken.
Foucaults definitie
Foucault noemt het spreken van de waarheid parrèsia: ‘een verbale activiteit waarmee de spreker zijn persoonlijke verhouding tot de waarheid tot uitdrukking brengt en zijn leven riskeert omdat hij het spreken van de waarheid erkent als een plicht om anderen (en zichzelf) te verbeteren of te helpen’. Foucault probeert daarbij niet de term ‘waarheid’ te definiëren of de subjectiviteit daarvan te onderzoeken: het gaat Foucault om het spreken van de waarheid als praktijk door het subject over zichzelf.
Om de toehoorders in staat te stellen precies te begrijpen wat de parrèsiast (de waarheidspreker) denkt, wordt de parrèsiast geacht zijn gedachten volledig en nauwkeurig uit te spreken. Met parrèsia drukt de parrèsiast zijn eigen mening uit en probeert alle retorica, de kunst van het overtuigen, te vermijden. Deze trucjes verhullen namelijk wat hij denkt. De parrèsiast kiest in eerste plaats een relatie tot zichzelf en ziet zichzelf liever als iemand die de waarheid spreekt dan als iemand die niet oprecht is tegenover zichzelf.
De parrèsiast kiest in eerste plaats een relatie tot zichzelf en ziet zichzelf liever als iemand die de waarheid spreekt dan als iemand die niet oprecht is tegenover zichzelf
Zelfzorg en zelfkennis
In Le Courage de la Vérité bouwt Foucault verder op zijn eerdere analyse van het subject waarin hij de waarheid spreekt over zichzelf zoals uiteengezet in de vorige paragraaf. Hij bespeurde de constante neiging van de parrèsiast om de praktijken van het spreken van de waarheid over het ‘zelf’ te relateren aan een centraal punt, namelijk: het Socratisch principe van ‘zelfkennis’. Zelfkennis houdt in dat een persoon weet waarom, waarvoor en hoe je zorg draagt voor jezelf. Je moet je eigen leefregels hebben en deze onthouden en toepassen.
Het spreken van de waarheid werd door Foucault gezien als implementatie van het begrip zelfkennis. Zoals eerder benoemd, gaat het Foucault niet om het spreken van de waarheid over een ander, maar over het subject dat de waarheid spreekt over zichzelf. Er heeft volgens Foucault een verschuiving plaatsgevonden van het vertellen van de waarheid aan anderen naar het vertellen van de waarheid aan jezelf. Foucault zag, in zijn zoektocht naar de oorsprong ervan, zelfkennis als uitvloeisel van een ander principe, namelijk: ‘zelfzorg’.
We willen onszelf kennen, omdat we daardoor voor onszelf kunnen zorgen. Zelfzorg houdt in dat een persoon de omstandigheden waarin hij leeft leert kennen, zijn doelen kent en dominante principes en gedragsregels herkent. Het is van belang dat een persoon zijn eigen emoties kan beheren en de juiste middelen hanteert voor de juiste doelen. Met deze kennis op zak ben je in staat voor jezelf en voor anderen te zorgen.
Om de relatie tussen zelfkennis en zelfzorg te illustreren, geeft Foucault een voorbeeld uit de pseudo-Platoonse dialoog Alcibiades Maior tussen Socrates en de Atheense politicus Alcibiades. Socrates vervult in dit verhaal de parrèsiastische rol.
Alcibiades wordt door vrienden en aanbidders gevleid in hun pogingen zijn goedkeuring te winnen. Socrates daarentegen, riskeert in de dialoog de woede van Alcibiades door het volgende idee te opperen: Alcibiades zal eerst zichzelf moeten leren kennen voordat hij kan bereiken wat hij zo graag wilt, namelijk: de eerste Athener worden om Athene te regeren en machtiger te worden dan de koning van Perzië. Als hij zichzelf niet kent en dus niet voor zichzelf kan zorgen, aldus Socrates, zal hij niet in staat zijn om voor de Atheners te kunnen zorgen en de waarheid te kunnen spreken.
Een persoon onderzoekt zichzelf volgens Foucault dus niet alleen vanuit het principe van zelfkennis, maar doet dit ook door middel van praktische oefening en training waardoor hij of zij voor zichzelf kan zorgen. Foucault beschrijft deze training als een spirituele bezigheid die tot een transformatie van het zelf kan leiden en de deur naar de waarheid kan openen.
Levenskunst en kritiek
Mensen wisselen de hele dag persoonlijke waarheden uit: ik vertel aan mijn collega’s dat de lunch op de zesde verdieping vandaag niet lekker is, maar mijn collega’s spreken na de lunchpauze juist lovend over het eten. Waarheden kunnen op deze manier als simpel worden aangezien. Maar, als parrèsia in relatie staat tot het domein van de filosofie, verandert het volgens Foucault in een levenskunst. Met levenskunst bedoelt Foucault geen kunstwerk in de vorm van een schilderij, maar een manier van leven.
Het begrip zelfzorg stamt uit de tijd van Plato’s leermeester, Socrates. Voor Socrates was het aannemen van een kritische houding ten opzichte van jezelf en een ander van groot belang voor zelfzorg. Het voeren van een Socratisch gesprek, steeds nieuwe vragen stellen waar steeds moeilijker antwoord op te vinden is, zorgt er dan ook voor dat men zichzelf uitdaagt kritisch na te denken. Volgens Foucault was het doel van een dergelijk gesprek men te stimuleren steeds meer zelfkennis op te doen.
Volgens Foucault werd in de geschiedenis van de filosofie de zelfkennis als belangrijker gezien dan de zelfzorg. Foucault probeert de focus op de zelfzorg te herstellen. Het is belangrijk om te benoemen dat zelfkennis door middel van praktijken van zelfzorg in de Griekse oudheid fundamenteel een spirituele praktijk was. Het terugbrengen van de zelfzorg houdt niet alleen in dat men terug moet keren naar een bepaalde manier van kennen, maar ook naar een bepaalde manier van zijn.
Transformatie of iteratie?
Zelfzorg is volgens Foucault een set van praktijken: iets waar aan gewerkt wordt, iets wat herhaald wordt en iets wat geoefend moet worden. Zelfzorg is een habitus die je jezelf aanleert. Het zorgen voor jezelf belooft dus niet alleen toegang tot de waarheid, maar het vraagt ook van iemand te riskeren wat hij denkt wat waar is en dus te riskeren wat hij is. Foucault noemt het herhalen en het oefenen van de set van praktijken spiritueel, omdat de praktijken een wijziging aanbrengen in het ‘zijn’ van een persoon. De waarheid is namelijk niet aan een persoon gegeven, maar deze moet verdiend worden. De wijziging in het zijn, duidt Foucault aan als een ‘transformatie’.
Het zorgen voor jezelf belooft dus niet alleen toegang tot de waarheid, maar het vraagt ook van iemand te riskeren wat hij denkt wat waar is en dus te riskeren wat hij is
Alhoewel ik het eens ben met Foucault wanneer hij zegt dat de waarheid geen gegeven is en dat een persoon door Socratische gesprekken te voeren riskeert wat hij of zij denkt, vind ik dat het woord transformatie een grens oplegt aan het kennen van de waarheid. Foucaults theorie lijkt te veronderstellen dat mensen na de transformatie die zij doormaken naar aanleiding van zelfkennis en zelfzorg tot de waarheid komen en dat deze waarheid definitief is. Het lijkt erop dat mensen volgens Foucaults theorie slechts een transformatie kunnen ondergaan en zij de waarheid die vervolgens kenbaar wordt gemaakt aan moeten houden als een feit. Dit vind ik betwistbaar, zeker als het gaat om persoonlijke waarheden waar Foucault constant over spreekt.
Zelfzorg is volgens Foucault een set van praktijken: iets waar aan gewerkt wordt, iets wat herhaald wordt en iets wat geoefend moet worden
Foucault geeft aan waarheid niet te willen definiëren, maar dat het gaat om het spreken van de waarheid als praktijk door het subject over zichzelf. Als we Foucaults theorie volgen en we ervan uitgaan dat persoon A volgens Foucaults stappenplan is ‘getransformeerd’, dan wordt de waarheid waar persoon A op dat moment toegang tot heeft wél gedefinieerd, namelijk: deze waarheid is dé waarheid en is juist. Dit kan met een voorbeeld weerlegd worden.
Persoon A kan vandaag de dag de waarheid aannemen dat hij of zij filosofie niet interessant vindt en hier niet meer over wil leren. Na een diepgaand en overtuigend (Socratisch) gesprek te hebben gehad met persoon B, die overtuigend betoogt dat filosofie het meest interessante vak is dat er bestaat, zou persoon A een andere waarheid aan kunnen nemen, namelijk: ik vind filosofie interessant. Persoon A heeft een kritische houding aangenomen richting zijn of haar eigen waarheid en heeft besloten dat deze niet langer geldt. Dit betekent echter niet dat deze waarheid altijd aangehouden zal worden. Eenzelfde situatie zou persoon A er weer van kunnen overtuigen dat filosofie toch niet zo interessant is als hij of zij dacht.
Het woord transformatie zou vervangen kunnen worden door ‘iteratie’ of de limiet op de hoeveelheid transformaties zou kunnen worden opgeheven. Het begrip iteratie geeft geen limieten aan en geeft mensen de ruimte om zich te bedenken. Men kan, als het om persoonlijke waarheden gaat, constant wijzigingen aanbrengen die worden veroorzaakt door zelfreflectie, Socratische gesprekken, onderzoek en talloze andere invloeden.
Zelfzorg en zelfkennis kunnen veranderingen teweegbrengen, dat is zeker. Socratische gesprekken zorgen ervoor dat mensen te maken krijgen met verschillende meningen en waarheden over een onderwerp. Dit kan veranderen. Je zou dat proces als transformatie kunnen zien als er inderdaad slechts één keer van waarheid veranderd kan worden. Maar als het gaat om persoonlijke waarheden, dan is men nooit uit-getransformeerd, hoe klein de transformatie ook is.