Tekst /// Jens van der Weide Beeld /// Doris Dhauw

Als ik me een periode minder goed voel, uit zich dat, naast de gebruikelijke gedragskenmerken, kwalitatief in mijn screen time: hoe slechter de gemoedstoestand, hoe meer ik op mijn telefoon zit. Er heerst dan een soort rusteloosheid die moet worden bedaard met digitale stimuli. En ik ben hierin zeker niet de enige. Misschien is het niet de constante behoefte aan vermaak, maar moeten we het omdraaien en het bekijken als een angst voor geen prikkels. Ik stel voor dat we hiervoor de term horror vacui gaan gebruiken.
De Latijnse term, grofweg ‘vrees voor het lege’, komt niet echt in het reguliere taalgebruik voor, maar duikt als technische term op in de beeldende kunst. Hij refereert naar een techniek waarbij de gehele oppervlakte gevuld wordt. Denk aan een canvas dat tot op de millimeter beschilderd is of een volledig versierde vaas. Ook de gravure – even afkloppen – ‘The Fall of Babylon’ (1555) van de Franse graveur Jean Duvet (1485-1562) is een toepasselijk voorbeeld. Moderne voorbeelden zijn de kleurrijke psychedelic art op de hoezen van jaren zeventig-rockbands of die onmogelijke Waar Is Wally?-zoekplaatjes.
Het concept heeft ook wortels in de vroege natuurkunde. Niemand minder dan Aristoteles beschreef in zijn natuurfilosofie hoe de natuur een afkeer heeft van het vacuüm. Zelfs James Clerk Maxwell, de vader van onze kennis over elektriciteit, sloot zich hierbij aan. Vacuüm kan niet bestaan, want licht moet ergens doorheen, toch? Dit resulteerde in de ether-hypothese – misschien wel de grootste oepsiewoepsie in de geschiedenis van de natuurkunde: de ether bestaat niet en het vacuüm wel, aldus de huidige consensus. Maar waar de natuur er zelf weinig last van lijkt te hebben, lijkt de angst voor ‘even niks’ voor Gen-Z’ers een groter probleem.
Je lokale boomer heeft ongetwijfeld zijn mening over telefoongebruik onder jongeren wel eens aan je opgedrongen. Hoewel ik geen voorstander ben van het vroeger-was-alles-beter-dogma, kan ik een kern van waarheid niet ontkennen: ik heb een met dopamine doordrenkt brein met een dorst voor licht vermakelijke TikToks. Wat echter opvalt is dat deze dorst erger wordt naarmate ik me slechter voel. De momenten dat ik even niet bezig ben met de afleidende zaken in de echte wereld moeten worden opgevuld met van alles en nog wat om niet verveeld te raken en geconfronteerd te worden met de wat minder leuke emoties. Helaas vul ik dit canvas niet met mooie kleuren of roodwit gestreepte mannetjes, maar met halfgrappige memes en inhoudsloze video’s.
Bij dezen een pleidooi om horror vacui te integreren in ons dagelijks taalgebruik. De volgende keer dat een boomer zich beklaagt over mijn socialmediagebruik, geef ik gewoon rustig aan dat ik zoek naar constant vermaak om de leegte op te vullen en zo niet geconfronteerd hoef te worden met de problemen in mijn leven. Get with it, old man. En een mooie term dat ik er voor heb!