Tekst /// Dorus Asselbergs Beeld /// Lesine Moricke
De flitsbezorger is in opmars. Gehuld in de felle, fluorescerende neon-tinten van een opvliegend windjack, staand op de trappers in een voortdurende strijd tegen het wegtikken van seconden, eisen de koeriersjongeren hun plek op in het straatbeeld. Maar waar het, met bedrijfsnamen als ‘Zapp’, ‘Flink’, of ‘Gorillas’, misschien klinkt alsof er ieder moment een Ninja Turtle of ander soort kinderheld de hoek om gereden komt, is de gemiddelde flitsbezorger steeds vaker de oorzaak van meer problemen dan oplossingen. Uit een onderzoek van TeamAlert, een organisatie die zich inzet voor de veiligheid van jongeren in het verkeer, bleek dat 1 op de 3 flitsbezorgers betrokken raakt in een verkeersongeval, dat 64% regelmatig door rood fietst, 81% ook van de stoep gebruik maakt tijdens het bezorgen, en 59% zelfs aangeeft soms spook te rijden. Langzamerhand begin je je af te vragen wat die levertijd van 10 minuten nu echt waard is, en waar, in bredere zin, die onlesbare dorst naar snelheid überhaupt vandaan komt.
Een minuscuul en behapbaar balletje
Want waar het vliegtuig zijn klanten in staat stelt om voor een luttele 19 euro, twee uurtjes in de rij staan en een paar verstopte oren, zich vliegensvlug van Amsterdam naar Barcelona te begeven, brengt de flitsbezorger de supermarkt aan huis.
Aan het oppervlak lijkt het fenomeen flitsbezorger met name in het leven te zijn geroepen vanwege gemak en luiheid. Over het algemeen bezorgt een flitsbezorger geen flesjes water aan mensen die al vier dagen niks gedronken hebben en zojuist op handen en voeten, half hallucinerend ergens tussen fata morgana en werkelijkheid, door een woestijn zijn gekropen, maar levert hij in plaats daarvan zijn producten aan personen die bij het binnengaan van hun luxeappartement erachter komen dat ze een zak chips zijn vergeten bij de Albert Heijn. Flitsbezorgers lijken te fungeren als antirimpelcrème of een hemels zachte fleecedeken: stapje voor stapje diepen ze de comfortzone uit, en maken ze opstaan van de bank nog vele malen moeilijker. En toch kan de flitsbezorger ook worden gezien als het meest recente resultaat van een trend die zich al veel langer voordoet, als de zoveelste schakel in een lange keten van vergelijkbare ontwikkelingen. Want waar het vliegtuig zijn klanten in staat stelt om voor een luttele 19 euro, twee uurtjes in de rij staan en een paar verstopte oren, zich vliegensvlug van Amsterdam naar Barcelona te begeven, brengt de flitsbezorger de supermarkt aan huis. En waar een e-mail de postbode wederom een werkdag bespaart, zorgt een app als ‘Getir’ ervoor dat je ook met een druk op de knop een tree halve liters kunt regelen, in plaats van met een bezoek aan de plaatselijke buurtwinkel. Op hun eigen, verkeersonveilige manier verkleinen flitsbezorgers de wereld zoals containerschepen, camera’s en hogesnelheidstreinen dat doen. Ze maken deel uit van diezelfde neiging om de aarde in te krimpen tot een minuscuul en behapbaar balletje, gelijk aan een watermeloen die te lang in de zon heeft gelegen. Gezien de problemen die flitsbezorgers nu met zich mee brengen, is de vraag echter of dat verlangen nog wel een goede raadgever is, en of hij niet, ironischerwijs, zijn doel al flitsend voorbij is gesjeesd.
600pk
Die drang om de aarde te verkleinen is al eeuwenoud. Sinds de uitvinding van het wiel en de eerste domesticatie van een kudde paarden is de mens al bezig om zijn aapachtige, bessen plukkende bestaan achter zich te laten. Door de eeuwen heen omhulden we dat oorspronkelijk stenen wiel met rubber banden en vervingen we die kudde paarden door een Ferrarimotor met 600 pk. Nu ben ik geen historicus, noch antropoloog, maar ergens tussenin lijkt een ooit noodzakelijke overlevingsstrategie – wie niet sterk is, moet slim zijn – om te zijn geslagen in een lust voor luxe, in een gevoel van uitgedaagd te zijn om processen als automatisering en vergemakkelijking tot hun uiterste te duwen. De mens wordt niet langer gemotiveerd door drijfveren als honger, dorst, of een simpele angst voor de dood, maar in plaats daarvan door een ‘lichte trek’, door groepsdruk, een diepgaande verveling, en de moleculaire werkingen van dopamine. Al snel is er een soort quick-fix-mentaliteit ontstaan, zijn we gestopt met vragen en begonnen met eisen, hebben we een aquarium vol tropische vissen en zijn we nog net zo gedreven op zoek naar het enige stukje weekdier dat nog ergens op de oceaanbodem verborgen zit. Maar wat is het uitgangspunt van die wil naar al die opties, naar al die keuzevrijheid? Waar brengt die drang om eeuwig op een terrasstoel te kunnen plaats nemen en te kunnen kiezen uit een bijbeldikke menukaart ons uiteindelijk naar toe? In andere woorden: wat is het ideaal dat wij nu nastreven? Wij zijn er al toe bereid om telefoons te kopen die uit onderdelen bestaan die door hulpeloze kinderhanden uit mijnen worden gehaald, zien er niets op tegen om in polyester T-shirts rond te lopen uit inhumane naaiateliers in Bangladesh, en vinden het nu wederom geen probleem om ieder jaar mogelijk een paar extra verkeersdoden te incasseren zodat de boodschappen 5 minuten eerder in huis zijn. Een innovatie als flitsbezorgen kost allicht onmetelijk veel, maar wat levert het op?
De drang naar snelheid en globale verkleining vallen ondertussen niet meer bij te benen, gaan te hard voor wat voor trappers van wat voor e-bike dan ook
IJsblokje
De impuls om de wereld te verkleinen draait niet meer om het voeden van haar bevolking, noch het leefbaarder maken van diens natuurlijke omgeving. De mens lijkt ondertussen zo goed te zijn geworden in het omzeilen van obstakels dat de obstakels die omzeild moeten worden niet langer fysiek bestaan. De haast die komt kijken bij iets als flitsbezorgen komt voort uit ongeduld, uit een diepe, ongegronde wens voor passiviteit en ledigheid, en zelden uit honger. We lijken af te stevenen op een wereld waarin iedereen als een hompje brie op een broodplank heel de dag gaat liggen wachten totdat de toastjes arriveren, komen we nooit meer buiten, knopen we ’s ochtends onze badjassen om, spreken we alleen nog via Skype, en laten we gps-gestuurde robots heel de dag door rood fietsen om al onze noodzakelijke supplementen en stoffen bij ons door de brievenbus naar binnen te duwen. Het ideaal dat wij met sommige luxeproducten zijn begonnen na te streven lijkt langzamerhand niet meer menselijk, dient niet langer om het leven zo gemakkelijk mogelijk te maken, maar eerder om niet langer te hoeven leven – want het is juist de sensatie van iets als ongeduld, of de korte wandeling naar een supermarkt, die het leven memorabel maakt. Zodra je het lichaam behandelen gaat als een geautomatiseerde machine, als een grasmaaier die soms een dopje olie nodig heeft, blijft er niets meer over behalve wegkwijnen op de bank als een smeltend ijsblokje in een glas limonade. En precies de eerste grijstinten van dat rottingsproces zijn reeds zichtbaar: hoe banaal de luxe ook, hoe minimaal het verschil tussen tien en twintig minuten dan ook mag zijn, gevaar voor eigen leven is het schijnbaar meer dan waard. Het proces lijkt belangrijker te zijn geworden dan het doel dat het ooit nastreefde. De drang naar snelheid en globale verkleining vallen ondertussen niet meer bij te benen, gaan te hard voor wat voor trappers van wat voor e-bike dan ook. Het is alsof we ons eigen verlangen hebben leren lopen, en nu sprint ze ons voorbij.