De behoefte om te behouden of het verlangen om te vernieuwen

Tekst /// Afra van Ooijen Beeld /// Jolan Lammertink

De westerse wereld lijkt geobsedeerd met het verzamelen en behouden van alles met historische waarde. Dat gaat tegenwoordig zelfs zo ver dat op het moment dat er een heftige gebeurtenis plaatsvindt, zoals de bestorming van het Capitool, er al direct voorwerpen verzameld worden voor de toekomst. In de stedenbouw zorgt deze tendens ervoor dat er op politiek niveau steeds langer wordt gediscussieerd over het vooruitzicht van bouwwerken. Dit betekent dat het steeds lastiger wordt om aanpassingen te doen in constructies die invloed kunnen hebben op het stadsgezicht en dat een groeiend aantal bouwwerken wettelijk wordt beschermd tegen verandering. Logisch ook, want wat zou Amsterdam zijn als een aantal waanzinnigen ooit hadden besloten de grachtengordel volledig plat te gooien? Toch kan die hevige waardering voor en bewaardrang van alles uit het verleden soms een benauwd en vastgeroest gevoel geven. Het is daarom tijd om de vanzelfsprekendheid van het conserveren van historische bouwwerken en stadsgezichten aan de tand te voelen.

Ik was nog nooit buiten Europa geweest. De meest moderne steden waar ik ooit was geweest waren Rotterdam en Frankfurt, allebei steden die grotendeels verwoest zijn tijdens de Tweede Wereldoorlog en waar daarom veel in moderne stijl is gebouwd, om de overgebleven historische bouw heen. Een tripje naar Dubai veranderde mijn hele ervaring van wat een stad kan en behoort te zijn. Hoewel Dubai ook oudere elementen heeft van toen het nog een kleine handelsnederzetting was in de negentiende eeuw, is het grootste en bekendste deel van de stad vanaf de jaren 70 na de olievondst in korte tijd uit de woestijn gestampt. Dit deel bestaat vooral uit wolkenkrabbers in alle soorten en maten en uit gigantische fonteinen die het doen lijken alsof waterschaarste en woestijnen weinig met elkaar te maken hebben. Alhoewel ik me als geschiedenis- en kunstgeschiedenisstudent maar al te graag waan in steden met een meer zichtbare gelaagdheid van het verleden, kreeg ik in Dubai een futuristisch ‘sky is the limit’-gevoel dat ik in Europa nog niet ervaren had.

Nu is er in het geval van Dubai weinig platgegooid om iets nieuws op te bouwen, maar de tendens om originele bouwwerken te behouden is niet universeel vanzelfsprekend. Steden waar snelle economische ontwikkeling plaatsvindt, kenmerken zich vaak juist door een streven naar vernieuwing. Hierom is UNESCO hard bezig met het promoten van bescherming van historische bouwwerken in onder andere Zuidoost-Azië en het Caribisch gebied. Koloniale laagbouw moet hier bijvoorbeeld vaak plaatsmaken voor moderne hoogbouw om de snelle groei van zulke steden te kunnen faciliteren. Het voortbestaan van koloniale bouw zorgt er enerzijds voor dat een deel van het verleden zichtbaar blijft om herinneringen levend te houden. Daarnaast zou de keuze voor behoud volgens UNESCO zorgen voor een divers architectonisch straatbeeld. Anderzijds is het ook begrijpelijk dat voormalige koloniën niet altijd de herinnering aan de tijd van westerse overheersing levend willen houden en dat dat ook bijdraagt aan de beslissing om gebouwen uit de koloniale context te vervangen.

Alhoewel ik me als geschiedenis- en kunstgeschiedenisstudent maar al te graag waan in steden met een meer zichtbare gelaagdheid van het verleden, kreeg ik in Dubai een futuristisch ‘sky is the limit’-gevoel wat ik in Europa totaal niet ken

 Bovendien valt er ook iets te zeggen voor het idee dat iets wat zijn beste tijd heeft gehad hebben en geen nut meer heeft in de huidige context beter kan wijken voor iets nieuws. Zo is nieuwbouw vaak beter geïsoleerd, en wordt er bij het bouwen steeds meer gelet op het gebruik van duurzame materialen. Nu klimaatverandering en natuurvervuiling als een eeuwige donderwolk dichterbij komen om onze toekomst op deze aardbol te verzieken, is duurzaam bouwen een belangrijk thema om in overweging te nemen. Zo loopt de Colombiaanse overheid voorop in hun duurzame manier van stadsplanning in Bogotá. Om de verwachte verstedelijking van Bogotá te kunnen dragen, wordt bij het bouwen gelet op oude constructies die op nieuwe manieren kunnen worden gebruikt, het hergebruiken van materialen van gesloopte gebouwen en natuurlijke manieren om gebouwen te ventileren. Met dit alles in gedachte is het louter evident om ons af te vragen waarom er dan zo een drang bestaat om koste wat het kost objecten, constructies en gebouwen te conserveren. Is dat nou echt nodig?

Volgens de filosoof en kunsthistoricus Aloïs Riegl ontwikkelt deze waardering voor het verleden zich in de negentiende eeuw. Daarvoor bestond er al een waardering voor zaken uit het verleden, maar dit was volgens Riegl beperkt tot de kunst en cultuur uit de Klassieke Oudheid die vanaf de Renaissance werd geïdealiseerd. In de negentiende eeuw verandert dit en ontstaat er een waardering voor de bouwstijlen uit elke historische periode die samengaat met een ‘musealisering’ van de samenleving. Deze term, die geïntroduceerd is door de filosoof Hermann Lübbe, gaat uit van het idee dat wanneer mensen een beleving hebben van veel en snelle veranderingen zij deze ontwikkeling niet goed kunnen bijhouden. Lübbe ziet het verlangen om vervolgens zo veel mogelijk te bewaren als een manier van mensen om controle te houden over deze veranderingen. Deze groeiende waardering voor het verleden heeft ervoor gezorgd dat de bescherming van bouwwerken en ander cultureel erfgoed steeds meer politiek georganiseerd wordt op zowel regionaal, landelijk alsook internationaal niveau. Tegenwoordig heeft bijna ieder land ter wereld wel iets op de werelderfgoedlijst van UNESCO staan, maar bevindt bijna vijftig procent van het beschermd cultureel erfgoed op die lijst zich in Europa en Noord-Amerika .

Het groeiende verlangen naar behoud van cultureel erfgoed heeft zeer zeker positieve gevolgen gehad. Zo heeft het er bijvoorbeeld voor gezorgd dat de Gotische architectuur uit de late middeleeuwen, waar lange tijd op werd neergekeken, beter bewaard is gebleven. Het is daarom van belang dat we ons beseffen dat cultureel erfgoed immer in ontwikkeling is en dat heersende denkbeelden uit het heden bepalen wat uit het verleden de moeite waard is om te bewaren en te koesteren voor de toekomst. Nog steeds kunnen bouwstijlen die lange tijd als lelijk beschouwd zijn langzaam weer retro worden. Zo beginnen steeds meer Amsterdammers de bouwstijl van het woningbouwcomplex Pentagon in de Amsterdamse Nieuwmarktbuurt of de soortgelijke bouw van het P.C. Hoofthuis te waarderen. Het zou toch zonde zijn als deze gebouwen geen kans hadden gekregen en vroegtijdig waren gesloopt.

Aan de andere kant zouden de prachtige Parijse boulevards en avenues er nooit geweest zijn als er geen bizarre keizer Napoleon III was geweest die de opdracht had gegeven aan de stedenbouwkundige Haussman om de hele middeleeuwse stad plat te gooien en er iets nieuws te bouwen. Daarnaast is het maar de vraag hoe authentiek oude gebouwen doorgaans zijn. Wanneer we langs de Amsterdamse grachten lopen hebben we het idee dat we naar de grachtengordel uit de gouden eeuw kijken in diens originele staat, terwijl het juist monumenten zijn die vaak onderhevig zijn aan veranderingen. Dit kun je bijvoorbeeld zien aan het feit dat er vandaag de dag bijna geen hout zichtbaar is in de grachtenpanden, terwijl dit oorspronkelijk een veelgebruikt materiaal was. Vanwege brandveiligheidsoverwegingen wordt hout liever niet meer gebruikt. 

Steden, en de manier waarop zij zich ontwikkelen, worden vaak vergeleken met levende organismes. Zodoende verdienen zij net zoals elk levend wezen wel eens een frisse wind en een nieuw begin

De negentiende-eeuwse architect Eugène Emmanuel Viollet-le-Duc was een voorstander van het behoud van monumentale panden en constructies, maar benadrukte dat het van belang was om zulke gebouwen te laten meegroeien met de tijd door ze functioneel te houden. Hoe zo’n idee tegenwoordig tot uiting kan komen is zichtbaar in het succes van de The High Line in New York. Deze spoorlijn was gebouwd in de twintigste eeuw om de groeiende stad voldoende te kunnen bevoorraden, maar werd in de loop van de twintigste eeuw door de komst van vrachtwagens steeds minder gebruikt. The High Line raakte steeds meer vervallen en er kwam een steeds sterkere roep om de nutteloze constructie te slopen. Uiteindelijk is er besloten om de spoorlijn een nieuwe invulling te geven. Deze transformatie heeft ertoe geleid dat The High Line in zijn nieuwe jasje een van de meest populaire wandelroutes en stadsparken van de stad is geworden. Dit is een goed voorbeeld van hoe cultureel erfgoed eer kan doen aan de historische constructie en tegelijkertijd een mooie bijdrage kan zijn om nieuwe verlangens en behoeftes in een samenleving te waarborgen.

Een andere moderne uiting van een moderne draai geven aan een oorspronkelijk ontwerp, is het Humboldt Forum in Berlijn, waarbij een exacte replica is gemaakt van de originele, barokke façade van het Berliner Stadtschloss waar vroeger de Pruisische vorsten vertoefden tot de republiek werd uitgeroepen in 1918. De Tweede Wereldoorlog zorgde voor de eerste sporen van vernieling, waarna de DDR het gebouw met de grond gelijk maakte om af te rekenen met het symbool van het Duitse keizerrijk en het te vervangen voor een paleis voor de DDR. Dit gebouw werd op diens beurt weer platgegooid na het vallen van de muur, waarna er uiteindelijk is besloten om de oorspronkelijke façade van het keizerlijk paleis te reconstrueren met daarachter een geheel nieuwe constructie om zodoende traditie te eren en klassieke architectuur te mixen met moderne elementen en functionaliteiten. Deze beslissing zorgde voor een vloedgolf aan kritiek, bijvoorbeeld dat er op deze manier alleen eer wordt gedaan aan de ene helft van de geschiedenis van deze plek terwijl de historie van de DDR opzij wordt geschoven. 

Het verschil tussen de transformatie van The High Line in New York van spoorlijn naar stadspark en de kritiek op de reconstructie van de barokke façade bij het Humboldt Forum in Berlijn laat zien hoe dun de lijn is tussen historische constructies op dynamische wijze een nieuw leven inblazen en te veel blijven hangen in een beladen verleden. Precies de kritiek op het weglaten van de DDR-geschiedenis, hoe geldig deze ook mag zijn, is in mijn mening tekenend voor hoe benauwend het vasthouden aan het verleden kan zijn. Natuurlijk is de geschiedenis van The Highline een minder beladen plek dan het Humboldt Forum die herinneringen herbergt aan de keizer die Duitsland de Eerste Wereldoorlog in sleepte en het latere repressieve DDR-regime. Er zijn alleen nog zo veel manieren om die geschiedenissen te blijven herinneren zonder van steden te verwachten zulke plekken onveranderd te laten. Zou het daarom in het geval van het Humboldt Forum niet beter zijn geweest om op deze historische plek iets totaal nieuws neer te zetten dat symbool zou staan voor een schone lei in een nieuw Duitsland? Ik pleit hier echt niet voor een volledige ommekeer in de Europese stadsplanning om zo veel mogelijk verouderde gebouwen met de grond gelijk te maken en te vervangen voor iets moderns, maar ik ben wel tegen het verkrampt vasthouden aan alles wat een historie heeft. Zoals iedereen wel eens persoonlijk heeft ervaren, kan loslaten en opnieuw beginnen een verademing zijn. Steden en de manier waarop zij zich ontwikkelen, worden vaak vergeleken met levende organismes. Zodoende verdienen zij net zoals elk levend wezen wel eens een frisse wind en een nieuw begin.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s