Tekst /// Merve Cihangir Beeld /// Bob Foulidis
‘Shiva, eten staat klaar, kom je nog’, roept mijn oma mij met haar Koerdische accent. Mijn vrienden met wie ik buiten aan het spelen was, gaven mij een rare blik. ‘Shiva!, jij heet toch Merve.’, vroeg Halime mij met een verbaasde en tegelijk minachtende blik naar mijn oma kijkend. Alsof ik haar vraag niet gehoord had, rende ik snel naar het huis. Ik hoorde mijn moeder tegen mijn oma zeggen: ‘Gaat u alstublieft Merve niet met haar tweede naam roepen, u weet hoe gevaarlijk het is als men te weten komt, dat wij Koerden zijn. Straks gaat Merve met de school beginnen. Ik wil niet dat ze op school problemen krijgt met haar Koerdische identiteit als men door de naam “Shiva” er achter komt, dat Merve een Koerdische naam en achtergrond kent.’ Mijn oma reageerde nogal verlegen op mijn moeder: “Mijn lieve dochter, wat is er in Godsnaam mis met haar mooie naam. Waarom ontkennen jullie dat mijn kleine dochter, in het echt Shiva heet. Omdat jullie geen problemen wilden krijgen met de Turkse staat, hebben jullie voor haar een Turkse naam uitgekozen. Tot wanneer moet dit doorgaan, tot wanneer moeten wij blijven zwijgen?” Het leek alsof mijn oma uitgeput was van iets waar ze jarenlang tegen had moeten vechten. Dat hoorde ik aan haar stem en zag het aan haar vermoeide gezichtsuitdrukking. “Ik wil er verder niet over discussiëren moeder. Als Koerden, zoals u ook heel goed weet, mogen we onze identiteit niet zichtbaar maken in Turkije. Ik wil niet dat de toekomst van mijn kind om deze reden verpest wordt.” gaf mijn moeder mijn oma als antwoord. Het leek alsof mijn moeder geen medelijden had met mijn oma. Dat was duidelijk aan haar stem te horen. Maar het leek er meer op dat mijn moeder zich aan het forceren was om het niet eens te zijn met mijn oma.
Ik begreep de discussie niet die tussen mijn oma en mijn moeder gaande was. Ik was zes jaar toen. Ik vroeg mij af, wat het verschil was tussen het Koerd of Turk zijn. Was het wel waard om hierover elkaars hart te breken? Waar hadden ze het in Godsnaam over? Ik wist wel dat mijn oma anders was dan de rest van mijn familie. Zij was aardig, maakte zich geen zorgen om het leven. Ze noemde me altijd Shiva en sprak in het Koerdisch met mij, tenminste, wanneer de rest van de familie er niet bij was. Ze leerde me veel woorden in het Koerdisch. Het jammere was, dat ik steeds door de rest van de familie tegen werd gehouden om Koerdisch te leren spreken. Mijn moeder waarschuwde mij steeds, dat ik de door mij gesproken Koerdische taal niet in het openbaar mocht gebruiken. Thuis luisterden wij wel naar Koerdische muziek op voorwaarde dat wij de muziek niet hard aanzetten. Buren mochten het niet horen, want mijn ouders waren bang dat de buren naar de politie zouden bellen en onze Koerdische identiteit bekend zou worden. Ik voelde mij tussen twee werelden “ineengekrompen”. Wat er om mij heen gebeurde was onbegrijpelijk voor mij.
Ik voelde mij tussen twee werelden ‘’ineengekrompen’’. Wat er om mij heen gebeurde was onbegrijpelijk voor mij
Toen ik zeven was, besloot mijn vader naar Nederland te vertrekken. Het eerste jaar na zijn vertrek, hadden wij het financieel erg moeilijk. Ik zou met de basisschool moeten beginnen. Na het vertrek van mijn vader moesten we op zoek gaan naar een huis. Na een lange zoektocht, verhuurde een militair die werkzaam was als commandant in het Turkse leger, zijn huis aan ons. Op een dag nodigde mijn moeder de eigenaar van het huis en zijn familie uit voor een kennismakingsetentje. Mijn moeder had haar best gedaan om lekker te koken met wat we in het huis hadden. Toen onze gasten er eenmaal waren, hebben we hen wat drinken aangeboden en vervolgens gingen wij aan de tafel zitten. Op een gegeven moment vroeg de vrouw van de eigenaar van het huis waar wij oorspronkelijk vandaan kwamen. Mijn moeder antwoordde: ‘Ankara’. Aan de ogen van mijn moeder was duidelijk te zien, dat ze van onderwerp wilde veranderen. Toen vroeg mijn moeder aan de gasten: “Wilt u nog een glaasje water?” Ik had wel dorst. “Daye dixwazim”, zei ik aan mijn moeder. Mijn moeder keek me opmerkelijk aan en zei aan de gasten. “Ja, Merve wil ook water. Dankzij haar oma is zij gewend om in het Koerdisch te spreken.” De gasten keken elkaar verbaasd en gefrustreerd aan. De vrouw van de eigenaar van het huis vroeg: “ Zijn jullie Koerden van oorsprong?” Mijn moeder antwoordde stotterend: “Ja mijn opa komt uit Bingöl’’(een streek in het zuidoosten van Turkije). Ik zag de eigenaar van het huis en zijn vrouw onrustig worden. Nog geen tien minuten later zeiden ze dat ze weg moesten. Ze hadden niet eens het toetje gegeten dat ik met mijn moeder voor ze had gemaakt. Nadat de eigenaar van het huis en zijn vrouw weg waren gegaan, werd het huis doodstil. Mijn moeder en ik begonnen de afwas op te ruimen. De stilte van het huis werd doorbroken door het telefoontje. Mijn moeder nam de telefoon op. Het was de eigenaar van het huis. Ik hoorde mijn moeder zeggen, “Goedenavond Faruk Bey, zegt u het maar eens.” Het telefoongesprek duurde niet lang. Toen mijn moeder klaar was met het telefoongesprek, begon ze te huilen. Ik vroeg met volle verbazing en schrik wat er aan de hand was. Mijn moeder zei dat we binnen één week het huis moesten verlaten en dat we op zoek moesten gaan naar een nieuw huis. Het was winter en mijn moeder was zwanger. Hoe zouden we een huis vinden? We hadden zelfs moeite om de huur van dit huis te betalen. Ik begreep er nog steeds niets van. Ik vroeg mijn moeder: “Mama, waarom, vonden ze het eten niet zo lekker soms?” Mijn moeder antwoordde: “Wij zijn Koerden, Merve, we hebben niet evenveel of dezelfde rechten als de Turken die in Turkije leven.”
De dag erop werden we wakker. Het leek alsof iemand mijn hart de dag ervoor met een mes neer had gestoken. Mijn hart deed pijn. We gingen naar buiten om een huis te zoeken. Maar er was nergens een huis te vinden dat bij ons budget paste. Tussendoor werden we steeds gebeld door de eigenaar van het huis met de mededeling dat we maximaal een week tijd van hem kregen om een ander huis te vinden. Op de vijfde dag zagen we een advertentie die op het raam van een appartement was geplakt. ‘TE HUUR’. Er stond geen telefoonnummer bij. Mijn moeder besloot ergens aan te bellen. Een lieve mevrouw deed de deur open. We zeiden haar dat we op zoek waren naar de eigenaren van het huurhuis. Ze zei dat zij de eigenaar van het huis was. Ze had een Koerdische accent. Toen kwam haar man voor de deur. “Ev kî ye , Telli” Hij vroeg wie wij waren. Zijn vrouw zei dat wij hun huis wilden huren. Ze nodigden ons binnen uit. Mijn moeder heeft onze situatie aan de eigenaren van het huis verteld. Ze hadden medelijden met ons. Toen ze ook nog zagen dat mijn moeder zwanger was, wilden ze het huis voor een redelijke prijs aan ons verhuren. Ze waren loyale en naïeve mensen. Het was duidelijk aan hun ogen te zien dat ze een zeer diep geloof in de goedheid van de mens hadden. Hiermee hadden die mensen in mijn ogen bewezen dat het rotsvaste geloof van de Koerden in de mens, de Koerden de das omgedaan heeft. Nu begrijp ik waarom Koerdistan in handen van Turken, Perzen en Arabieren gevallen is. Toen ik 7 werd, was ik met de basisschool begonnen. Dankzij mijn oma beheerste ik de Koerdische taal redelijk. Het gaf mij een goed gevoel om zowel Koerdisch als Turks te spreken. Ik voelde me als een wereldburger. Elke morgen voor de lessen begonnen, verzamelden alle kinderen zich op het schoolplein tegenover het beeld van Atatürk. Gezamenlijk legden alle kinderen elke morgen weer het ‘andimiz’ ofwel de plechtige gelofte af. ‘Andimiz’ is een gelofte die wij moesten uitspreken voor Atatürk. Hiermee beloofden we als leerlingen trouw en loyaliteit aan Atatürk. We beloofden dat wij zijn weg zullen gaan en hem zullen volgen. Miljoenen Turkse schoolkinderen zeggen elke morgen weer het volgende:
‘’Ik ben een Turk,
Ik ben eerlijk,
Ik ben ijverig.
De regels waar ik me aan houd, zijn:
Beschermen van de kleine kinderen
Eerbied hebben voor de ouderen
Mijn land
Mijn volk
Ik houd er meer van dan van mijzelf.
Mijn doel is ontwikkeling, vooruitgang.
Mijn leven, moge het voor het Turkse land een geschenk zijn.
Degene die voor dit alles zorgde was de grote Atatürk.
Op de weg die u opende, in het land dat u gesticht hebt, met altijd het doel dat u aangaf
voor ogen, beloof ik dat ik dit zal blijven volgen.Wat ben ik blij te mogen zeggen dat ik een Turk ben.”
De woorden als eerlijkheid, belofte en eerbied deden me pijn. Ik was helemaal geen Turk. Ik was een Koerdisch meisje met een eigen taal, cultuur en een eigen volk. Toen heb ik besloten om de plechtige Turkse gelofte te veranderen in het volgende en begon hardop te zeggen:
‘’Ik ben een Koerd,
Ik ben eerlijk,
Ik ben ijverig.
De regels waar ik me aan houd, zijn:
Beschermen van de kleine kinderen
Eerbied hebben voor de ouderen
Mijn land
Mijn volk
Ik houd er meer van dan van mijzelf.
Mijn doel is ontwikkeling, vooruitgang.
Mijn leven, moge het voor dit land een geschenk zijn.
Degene die voor dit alles zorgde, waren de burgers van dit land.
Op de weg die jullie openden, in het land dat jullie gesticht hebben, met altijd het doel dat
jullie aangaven voor ogen, beloof ik dat ik dit zal blijven volgen. Wat ben ik blij te mogen zeggen dat ik een mens ben.”
Op een gegeven moment werd ik heel raar aangekeken door de rest van mijn klasgenoten. Ik voelde hun blikken, terwijl ik hen niet aankeek. Het kon me niets schelen. Ik kan niet ontkennen. Ik ben een Koerdisch meisje. Op een gegeven moment klopte iemand mij op mijn schouders. Ik draaide mijn hoofd om en keek diegene aan. Het was mijn lerares. Ze zei, dat ik onmiddellijk naar de klas mee moest komen. “Hoe durf je de Turkse plechtige gelofte op zo’n manier te zingen?”, vroeg zij me. “Voel je het bloed niet sneller door je aderen stromen bij onze plechtige gelofte?”
Hiermee hadden die mensen in mijn ogen bewezen dat het rotsvaste geloof van de Koerden in de mens, de Koerden de das omgedaan heeft
“Juffrouw, uw plechtige gelofte raakt me niet, want ik ben een Koerdisch meisje”. De lerares zei vervolgens: “Ik wil je moeder spreken, morgen.” Toen ik naar huis ging, was ik bang om het hele verhaal aan mijn moeder te vertellen. Ik wilde haar niet verdrietig maken. Dus ik zei haar alleen:” Mama, morgen worden de ouders op school verwacht. De juffrouw vroeg mij of jij ook morgen naar het gesprek wil komen.’’ Mijn moeder zag er moe uit. Zij was zwanger en tegelijkertijd was zij nog steeds bezig met verhuizen. Ze regelde alles in haar eentje. Er was niemand van de familie die haar kon helpen. Ze zei dat ze morgen wel langs de school zou gaan, met een vermoeide stem. De volgende dag had mijn moeder een gesprek met mijn lerares. Na het gesprek kwam mijn moeder erg boos de klas uit. Ze was niet boos vanwege de reactie van mijn lerares, maar juist op mij. Onderweg naar huis vertelde ze mij dat ze mij tientallen keren gewaarschuwd had, dat ik mijn Koerdische identiteit niet openbaar mocht maken. Het was verboden. Zij vertelde me dat ik anders de school uitgezet zou worden wegens de slechte invloed op andere kinderen door het uiten van mijn Koerdische identiteit.
Sinds toen mocht er thuis geen Koerdisch meer gesproken worden, waardoor ik mijn Koerdisch niet meer kon ontwikkelen. We luisterden niet meer naar Koerdische liedjes. Dagelijks werden mijn hersenen overal geïnjecteerd met het Turkse staatsnationalisme en Atatürk. Ieder dag werd ik met een leugen wakker, welke ik accepteren moest. Het werd me te zwaar om steeds met het zwaard van Damokles te leven. Ik miste mijn oma, bij wie ik mezelf kon zijn. Waarom zou ik geen Koerdisch mogen spreken, de taal die mij zo lief is? Aan onze rijke taal ontlenen wij Koerden onze identiteit. En waarom wordt die taal juist mij ontnomen? Intens verdrietig werd ik daarvan. Toen ik veertien was, had de Turkse staat haar doel bereikt. Ik was al die jaren die ik in Turkije heb doorgebracht, geïndoctrineerd met het fenomeen Turks staatsnationalisme en grote held Atatürk. Ik had het gevoel dat ik eerder een Turks meisje was dan een Koerdische. Ik ontkende mijn Koerdische identiteit geheel. Ik was vanaf mijn veertiende één van de stiefkinderen van Turkije.
Het werd me te zwaar om steeds met het zwaard van Damokles te leven
Op mijn vijftiende ben ik met mijn moeder en zusje naar Nederland verhuisd. Mijn vader woonde al negen jaar in Nederland. Mijn ooms en tantes woonden al veel langer dan mijn vader in Nederland. Ik was benieuwd naar dit land. Er werd mij verteld dat Nederland het land van vrijheden is. Enerzijds was ik zeer blij dat ik een nieuw land zou zien met een nieuwe cultuur en nieuwe mensen. Anderzijds speelde er een angst in me dat ik mijn identiteit als een Turks meisje in Nederland niet mocht uiten. Echter, men had gelijk. Het was inderdaad een land vol met vrijheden. Het land waar je je niet voor je identiteit moet schamen. Ik zag dat mijn vader, tantes en ooms allemaal trots waren op hun Koerdische afkomst. Ik was zeer verbaasd en verward. Hoe dan ook, ik wilde niet toegeven dat ik een Koerdisch meisje was. Als mij werd gevraagd, waar ik vandaan kwam, gaf ik als antwoord: Turkije.
Op een dag gingen we met de familie uit eten. Op een gegeven moment zei mijn oom dat wij een trotse Koerdische familie zijn. Mijn reactie was hierop: Ik ben een Turks meisje. Op dat moment keek iedereen mij verbaasd aan. Mijn oom vroeg: “Waarom verberg je dat je een meisje bent van Koerdische afkomst?” Ik wees hem af en werd woedend op hem. “Ik ben een kind van Atatürk, dus ik ben een Turk. Laat staan een Koerdische, een Koerdische staat bestaat niet eens.” Mijn oom reageerde: “Volgens mij bedoel je dat je een stiefkind van Atatürk bent!” Ik raakte in de war en verliet de avond halverwege. Ik ging meteen naar huis en ging mijn bed in. Ik had veel te veel vragen in mijn hoofd die beantwoord moesten worden. Ik wist niet meer wie ik was. Wie was ik? Waar hoorde ik bij? In dit land mocht men blijkbaar zijn eigen identiteit uiten en hoeft men er niet bang voor te zijn dat te doen. Ik kon me niet voorstellen hoe Koerden hun weg in hun nieuw thuisland vonden. In dit land mochten de Koerden hun cultuur op hun eigen manier uiten. Ik vond het opmerkelijk dat het in dit land toegestaan was om allerlei Koerdische verenigingen, muziekgroepen op te richten waarbij Koerdische mensen hun gaven mochten etaleren. In Nederland mochten de Koerden hun nationale bewustzijn uitdragen. In Turkije hadden wij nauwelijks rechten. In Nederland heeft iedere migrant een vinger in de pap. Het enige wat ik wilde was niet per se streven naar een onafhankelijk Koerdistan, maar gelijke rechten binnen een democratischer Turkije.
In Nederland heeft iedere migrant in vinger in de pap
Ik woon nu al acht jaar in Nederland. Ik ben me er nu pas bewust van wie ik eigenlijk ben. Dankzij de waardevolle democratische rechtsstaat in Nederland dringt het besef nu pas door dat ik helemaal niet angstig hoeft te zijn om mijn identiteit te uiten. De democratische rechtsstaat in Nederland heeft mij de mogelijkheid geboden om uit mijn armoede en isolement te ontsnappen. In Nederland heb ik het recht mijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in een gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens mijn verantwoordelijkheid volgens de wet. Voor het openbaren van gedachten of gevoelens heb ik geen voorafgaand verlof nodig wegens de inhoud daarvan, behoudens mijn verantwoordelijkheid volgens de wet. Het openbaar onderwijs wordt in Nederland, met eerbiediging van ieders godsdienst of levensovertuiging bij de wet geregeld. Dankzij de waarde van de rechtspraak in Nederland heb ik mijn angst voor de lange arm van de Turkse staat eindelijk beteugeld. Als een Koerdisch-Nederlands meisje heb ik hier zowel mijn culturele mogelijkheden als mijn burgerrechten. Ik merk dat ik jaren lang misschien wel in fysieke vrijheid heb geleefd, maar mijn geest had een verlangen naar een land waar ik mijn Koerdische wortels kon uiten. En dit land is Nederland. Dit land met zijn menswaardige, waardevolle rechtspraak biedt zijn burgers de kans te geven met behoud van en respect voor afkomst, godsdienst, met behoud van en respect voor de eigen en voor andermans mening: van MENS TOT MENS.