Laat mij maar wonen in een straat ertussenin

In de snelle toeren van de moderne maatschappij is iedereen bezig ergens heen te gaan. De gemiddelde yup wil in een wijk zoals de Dappermarkt wonen maar de straten die ernaartoe leiden laten ons koud. De doelmatigheid waarmee we leven doet ons niet beseffen dat de hoop op een beter leven nou juist hetgeen is wat het leuk maakt.

          Tekst /// Tammie Schoots  Beeld /// Imke Chatrou

Lopend door steden anders dan de mijne, heb ik mezelf de gewoonte aangeleerd om in de verte van lange straten te kijken. Een gevoel van verlangen bekruipt me dan, het echte leven dat gebeurt dáár aan het einde van de straat. Het kan een bebost stuk villawijk op een hoge heuvel zijn of juist een smal arbeiderssteegje, uitgerekt zodat ik ver kan kijken. Als een soort wazig vooruitzicht blijven de details ongezien zodat ik de confrontatie niet hoef aan te gaan met de verwaarloosde groeven in het huis en de uitgewoonde binnenkant.

Mijn ‘straat er tussenin’ is de Commelinstraat in Amsterdam Oost, waar je aan het begin helemaal over de Dappermarkt kan uitkijken. Ik fietste er ooit doorheen op weg naar mijn studentenkrot nadat ik op een feestje van mijn oude baas, zijn huisgenoot had geneukt. Dat klinkt misschien wat lomp maar zo is het echt gegaan. Er was geen enkele andere reden voor de intieme escapade dan het prachtig hoge appartement en de mooie praatjes over zijn Rechten studie. Pfoe, wat ambieerde ik het om op de Dappermarkt te wonen. Zo’n leven als hij had, dat zou ik ook wel willen. Terwijl ik ietwat verregend in het holst van de nacht door de lelijk bakstenen Commelinstraat fietste, kon ik niet anders dan denken: de Dappermarkt is leuk maar hier hoop ik nooit te eindigen. Plots werd ik bijna van mijn fiets gereden. Een Ubereats bezorger met Earpods van zeker 200 euro en glanzend witte Nike’s keek me boos aan.

‘In mijn kamer ligt iets te rotten maar ik ben zo overprikkeld en depressief dat ik alleen nog maar half dood in bed kan liggen’

Als een echte ‘native’ slenter ik nu over de Dapperstraat en passeer ik hordes toeristen die het nooit nalaten mij en mijn imposante 1 meter 92 veelvuldig te fotograferen. In hun hoofd wordt er een verhaal om mij heen gesponnen. Ik hoor ze fluisteren, ik kom vast van een fotoshoot voor een merk dat zij later in de winkel zullen aanschouwen. Of ik ben net bezig met mijn grote doorbraak in de kunst- en cultuursector. Hun ogen volgen mij tot aan mijn deur in mijn imponerende huis met typisch Amsterdams voorgevel. Ik kan het stuk steen alleen maar betalen vanwege het laatste beetje welvaartsstaat, eens zo vurig gepropageerd door de verloren sociaaldemocraten. Ik knijp een puistje uit in mijn naar pis ruikende lift. Flats. Ik doe nog een poging het witte stipje weg te vegen, maar de spiegel zit zo vol vegen, dat ik het reflecterende vlak liever niet aanraak. Wanneer ik de deur achter me sluit begint de baby van hiernaast alweer te krijsen, met een schamele 15 vierkante meter inclusief keuken en badkamer is het niet te ontkomen. Met mijn handen veeg ik de vliegen weg voor mijn neus. In mijn kamer ligt iets te rotten maar ik ben zo overprikkeld en depressief dat ik alleen nog maar half dood in bed kan liggen. Het bed dat mijn halve kamer in beslag neemt.

“Ik kijk best wel tegen jou op.” Ik stikte bijna in de optimistische wortels die ik naar binnen propte. Ik was de rechtenstudent op een van mijn slentertochtjes tegengekomen. “Ja, je woont leuk, je hebt je leven op orde en je bent succesvol,” de inmiddels ietwat verwaarloosde jongen met jampot glazen doelde op een deadline die ik bij een uitgeverij had. Ik was bezig een essaybundel te pitchen samen met negen andere lhbti schrijvers. De deadline was inmiddels verstreken en slechts één van ons negenen had de moeite genomen een pitch in te leveren, de rest reageerde niet meer. Ik had de nacht ervoor ijlend en huilend in mijn bed gezeten omdat ik mijn schrijven zo slecht vond. Ik was ervan overtuigd dat de uitgever het lachend terug zou sturen ‘Wie denk je wel niet dat je bent!’ Maar die kreupelende realiteit schrok hem niet af. We waren allebei zeker vijf jaar ouder geworden maar de leeftijd van de meisjes die hij neukte was niet meegegroeid. Hij had nog steeds ‘intellectuele’ gesprekken in de Kentucky Fried Chicken om de hoek waar hij de volgende naïeve slachtoffer sprookjes kon verkopen.

‘Voor elk mens is ‘een straat er tussenin’ anders, maar wel altijd
met een doel voor ogen: rijkdom, sociale cohesie of gezellige BBQ’s
achterin een tuin met een hoop kinderen’

Ik woon dus inmiddels op de Dappermarkt, dat leven wat ik na die ene wilde avond zo graag wilde hebben. Ik vind er niets aan. Het is de tijdsgeest van doelmatigheid, die zich direct vertaalt naar hoe we de stad beschouwen. Iedereen heeft een straat die leidt naar hetgeen je naartoe wilt, de toekomst die je ambieert. Voor elk mens is een straat ertussenin anders, maar wel altijd met een doel voor ogen: rijkdom, sociale cohesie of gezellige BBQ’s achterin een tuin met een hoop kinderen. In deze ‘moderne’ tijd zijn we zo bezig dáár te komen. Wat dat precies betekent is op z’n best een retorische vraag. Het bestaat niet. Doelmatigheid is een illusie die mee verandert naarmate het steeds dichterbij komt. Geef mij dus maar de Commelinstraat. Een bakstenen straat waar tenminste nog iets te dromen valt. Om de illusie op een beter leven vast te houden terwijl ik hoopvol naar de Dappermarkt kijk.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s