Tekst: Teske Wortman // Beeld: Dorota Dabrowska
Toen ik mijn sollicitatie naar Babel verstuurde had ik visioenen van mezelf in een cafeetje, waar ik lekker op een laptop aan het tikken zou zijn met een kopje thee erbij. Zonder moeite produceer ik scherpe columns gebaseerd op verfrissende ideeën die me aan komen waaien. In werkelijkheid stel ik het schrijven zo lang mogelijk uit waardoor ik nu in mijn veel te warme studentencontainer zit na te denken over elk woord dat ik gebruik, terwijl de deadline zich steeds opdringeriger gaat gedragen. Schrijven en gelezen worden zijn twee totaal verschillende dingen, bedenk ik me terwijl ik naar de knipperende cursor kijk.
Van onder de douche meeblèren met de radio naar optreden op een podium voor een volle zaal; dat is hoe dit aanvoelt. Normaal gesproken bestaat mijn publiek namelijk slechts uit één toeschouwer: ikzelf. Veel moeite hoef ik dan niet te steken in het verwoorden van mijn gedachtes en ideeën, ik begrijp toch meteen wat ik bedoel. Voor een ander schrijven is een heel ander verhaal. Wie dit zal gaan lezen is een mysterie voor mij. Misschien ben je een vreemdeling of misschien kennen we elkaar al lange tijd. Ik denk aan het standaardplaatje dat Facebook je account geeft wanneer je geen profielfoto instelt: een silhouet in grijstinten, met daarbovenop nog een groot vraagteken. Hoe dan ook, er zal een oordeel bij je komen opborrelen terwijl je leest.
Dit schrijfsel probeer ik te zien als een eenzijdig gesprek waarbij ik constant aan het woord ben en jij maar moet luisteren. Dit gesprek tussen jou en mij vindt plaats in onze hoofden. De woorden die je nu leest zijn alleen maar het medium waarmee mijn gedachten vanuit mijn hoofd het jouwe in reizen. Zonder een lezer zijn deze letters slechts inkt op papier of nullen en enen achter de interface van een website. Zoals Leo Vroman het verwoordde in een ode aan zijn lezers, zijn het ‘woorden die jij wakker leest’. Het idee dat woorden wakker kunnen zijn bevalt me, maar de implicatie dat woorden dus ook kunnen slapen nog meer. Niks is voor mij rustgevender dan wegzakken in dagdromen, wetende dat er de komende paar uur niets is dat me kan storen. Al mijn nervositeit heb ik in deze woorden gestopt, ze verdienen het om hun ogen dicht te doen, om bij te komen. Welterusten.