De ogen van een blinde kunstenaar

Isaac Moss is een afgestudeerd schilder, wonend in Berlijn en momenteel assistent van een groot kunstenaar. De schilder waar hij voor werkt is zes jaar geleden blind geworden. Isaacs functieomschrijving: ‘Ik ben, zogezegd, de ogen van de kunstenaar.’ Deze poëtische zin is de ingang voor een gesprek over ruimte voor identiteit en bestaansrecht.

Tekst: Sofia de Valk // Beeld: Bob Foulidis 

Van artschool naar eigen ruimte

Terwijl ik in een klein barretje zit in een Italiaans kustplaatsje, raast Isaac in een strompelende trein door het kale Duitse landschap. Hij draagt een masker waardoor we de eerste zinnen moeite hebben elkaar te verstaan. Maar net als hoe de drukte in mijn straatje door de ingezette siësta wegebt, verdwijnt het ongemak en vinden we elkaars stemmen. 

Isaac is opgegroeid in een plaatsje dichtbij Edinburgh, waar hij werd toegelaten tot de artschool. Deze school biedt meerdere studierichtingen aan, waardoor hij zich níét in een monotone kunstenaars sfeer hoeft te begeven. In tegenstelling tot zijn medestudenten studeert Isaac af met een young talent award, maar zonder interne drijfveer om als kunstenaar aan de slag te gaan in de buitenwereld. Isaac noemt zijn overtocht naar het vrije en veelzijdige Berlijn daarom slechts privilege en geen direct gevolg van zijn contacten en talenten. Isaac stelt dat er een immens verschil is tussen een met muren omsloten artschool, waar regels en aannames verbroken en geheeld mogen worden, en de wereld die buiten deze wanden raast. In die tweede wereld werd hij maandelijks uit studio’s gegooid en moest hij eindeloos veel sollicitatiegesprekken af.

Isaac vertelt verkrampt dat hij tijdens deze eerste sollicitatiegesprekken niet zijn eigen werk of talenten presenteerde. Hij zocht destijds een plek om te aanschouwen hoe de grote wereld van binnen werkte, hoe galerijen dachten, kunstinstituten keuzes maakten en naar artiesten keken. Bij meerdere tijdschriften en galerijen werkte hij zonder toepassing van zijn aangeleerde vaardigheden. Hij observeerde tijdens het koffiezetten hoe de toon van magazines bestond uit geld en verkoop. Zo begluurde hij de stugge, ferme kant van de wereld waar hij intrede in had gedaan, maar nog geen eigen plek voor ogen had. 

Bij aanvang van ons gesprek realiseer ik mij dat ik nog geen eigen werk van Isaac heb gezien, dus is Isaacs eigen formulering en framing bepalend voor een beeld. Hij vertelt dat een artschool je traint in spreken over eigen werk, maar dat hij dit vaak te elitair en jargonachtig vindt. Isaac schildert voornamelijk waarbij hij gebruik maakt van textiele materialen en de grenzen van zijn producten onderzoekt. Zijn tekeningen tonen zodanig een abstracte reflectie op ideeën over dingen die zowel dichtbij hem staan als ver weg. Er gaat vaak een onderzoek naar relaties tussen gedachten en taal aan vooraf en Isaac benoemt dat voor hem ‘beeld een taal is, en taal een beeld’. Soms wordt zijn beeldwerk met kunst uit de klassieke oudheid vergeleken, door haar aardse vormen en kleuren. ‘Zo kan het gelezen worden,’ zegt Isaac, ‘maar het is abstract, tegengesteld aan de klassieke kunst.’ Uit de vraag naar een schets van zijn laatste werk blijkt dat hij zijn laatste schilderij eind 2019 voltooide. Door zijn algemene enthousiasme voor kunst leek het vanzelfsprekend dat hij zelf was blijven schilderen. Door de Covid-19 situatie en zijn huidige baan als assistent, heeft Isaac echter nog geen moment bereikt waarop hij zich weer gedurfd en vrij genoeg voelt om zelf een doek te spannen en eigen ideeën een vorm te geven.

Ogen van een blinde schilder

Momenteel vormt Isaac de ogen van een blinde schilder. Een hoogstaande kunstenaar werd in 2014 blind door een hiv-infectie en behoeft assistentie om doeken te blijven vullen. Alhoewel zij – een non-binaire aanspreekvorm – vooral met hun blinde identiteit, meer dan twintig werken voor zo’n 40.000 euro per stuk verkopen in een jaar, zeggen ze in overlevingsstand te zijn. Isaac verdient een kleine tien euro per uur, waarvoor hij met de kunstenaar in gesprek gaat, hun ideeën en visies hoort en vervolgens de spijkertjes op het doek zet om de kunstenaarshand met penseel naar het voorgeprikte wit te halen en hen te lijden over dit canvas. ‘Om eerlijk te zijn, vond ik het werk bij mijn eerste sessies niet mooi, maar na jaren voor hen te werken kan ik het bedoelde zien en hecht ik waarde aan onze vriendschap.’

Boven de wat retro-achtige gedecoreerde website van de blinde schilder, staat de introductie: ‘All works created from 2014 onward were produced after I became blind. Before going blind, I was one of the best painters I could think of, certainly the best one I personally knew. Now, I’m not sure.’ Er is een apart mapje voor hun werk na 2014 getiteld: ‘Blind transgender with aids’. Ik kon niets vinden over hoe het proces van tekenen eruit ziet en over hun hulpbehoevendheid of collaboratie. 

Isaac wordt gezien als werknemer, net als dat de blinde schilder zelf als werknemer wordt gezien door de galerij waar hun werk komt te hangen. Wanneer Isaac over deze galerij praat, merk ik wat scepticisme. De communicatie tussen de galerij en de blinde schilder is scheef. Kunstenaars werken vanuit een intentionele drijfveer, de galerij vanuit geld en status. In dit geval ziet Isaac hoe deze blinde, hiv-positieve, transgender artiest door hun unieke situatie een werknemer van hun eigen artiest wordt. Isaac vindt dit moeilijk: vanuit zijn positie ziet hij de persoonlijke kwetsbaarheid van de blinde artiest, hun wil te schilderen als een schilder en als niets meer of minder dan dat. Terwijl hij de blinde schilder wil erkennen, wordt hijzelf evenzo als werknemer gezien, als een assistent die simpelweg dichterbij komt dan gewoonlijk. 

Wanneer het Isaac duidelijk wordt dat het gesprek niet om de zojuist genoemde blinde schilder gaat, maar om de werkrelatie an sich, durft hij meer te zeggen over de disbalans die hij voelt. ‘Ze zijn zo warmhartig. De dynamiek tussen ons is echter onduidelijk.’. Ze zien elkaar naast werkgever en -nemer, ook als vrienden en de blinde schilder is niet gewend om met zoveel empathie en sympathie behandeld te worden. Isaac confronteert de persoonlijke kwetsbaarheid en zijn aanwezigheid heeft effect op de visie en het werk van de blinde schilder. Het resultaat van het werk zou daadwerkelijk anders zijn als Isaac wordt ingeruild voor een andere assistent, maar hij zal nooit erkent worden als een collega of collaboratieve kunstenaar van de geëxposeerde schilderijen. Hij wordt onderbetaald, maar Isaac meent dat dit komt doordat de blinde schilder in een ‘overlevingsmindset’ zit. Deze mindset betreft het bestaansrecht als artiest en van blinde met een transgender identiteit. ‘Maar ik voel ook deze disharmonie tussen het zijn van een assistent en een individuele artiest’, zegt Isaac vanachter zijn mondkap.

Assisteren 

Mijn verbazing over Isaac’s werk deed mij terugdenken aan mijn eerdere verbijstering over het Requiem van Wolfgang Amadeus Mozart. Deze dodenmis schreef Mozart tijdens zijn eigen sterfbed, maar hij stierf echter al bij de achtste maat van het Lacrimosa, waarna zijn toenmalige assistent Franz Xaver Süssmayr, de resterende cantates heeft voltooid. Met Isaac zoek ik naar een opheldering van deze onbekende luwte van beroemdheden.

De verwachting dat het werk als assistent voor grote kunstenaars voornamelijk wordt beloond met ervaring en een leerschool, blijkt niet volledig terecht. In de wereld buiten een artschool wordt men niet betaald met inspiratie of ervaringen. Dat is hoe galerijen en grote artiesten hun bijbaantjes meestal verkopen, maar Isaac merkt hoe zijn assisterende positie slechts zijn ogen traint. Traint om steeds meer helderheid rond zijn werkgever en de gehele kunstwereld te krijgen. Nu ziet Isaac dat, wanneer de blinde schilder niet in dienst van een galerij was geweest die hun standaarden bepaalt, zijn eigen rol ook anders zou zijn.

Terugkomend op zijn persoonlijke werk, zegt Isaac niet te schilderen met de intentie ‘individu’ te zijn. We zouden volgens hem taal gebruiken om een beeld en verhaal te scheppen, waarbij het verhaal haast nooit rond is. Zo is Isaac een verhalenverteller waaraan ik vraag of hij de noodzaak voor het bestaan van zijn kunst voelt. Ik merk dat het woord ‘noodzaak’ Isaac een rilling geeft en zijn werk geen noodzaak durft toe te kennen. Hij voelt zich gecreëerd door de focus op geld en status, die wordt behouden door magazines en galerijen. Hij is verward: ‘De wereld is giftig, op een onbeduidende manier.’ Zijn noodzaak moet daar niet in te vinden zijn.

Op dit moment in het gesprek haalt Isaac een grote teug adem en roept vervolgens luid: ‘De giftige wereld raakt direct een interessant fenomeen!’ Isaac schrijft de afgelopen maanden wel, niet als compensatie voor het schilderen, maar voor een opheldering van zijn binnenwereld. Zijn meeste interne reacties komen voort uit impressies van wat er om hem heen gebeurt. Hij ziet steeds helderder hoe discoursen hand in hand gaan. Wanneer hij achter de schermen van de kunstwereld loopt, ontkleedt zich een andere, niet-harmonieuze perceptie op deze wereld.  Isaac merkt daarentegen dat hij wel gelukkig is met zijn deelname aan de kunstwereld en zijn ervaring op een artschool. Maar wat kunst daadwerkelijk ís, zou volgens hem een individuele vraag zijn. Men probeert nu een tendens beeld te maken van de kunstwereld, maar alle verhalen die men hoort over creatieve grootmeesters en bekende kunstenaars, zoals Mozart en de blinde schilder, is het verhaal van de kunstenaar dat op een bepaalde manier is gepresenteerd en geïnterpreteerd. Wanneer men naar een individu achter het doek kijkt, wordt de kunst ineens anders.

Kettingreactie

In het werk van de blinde schilder wordt de toon door de blinde schilder zelf gezet. Isaac kan deze aanvoelen, maar het beschrijven ervan voelt oncomfortabel. ‘Dat is van hen en ook zij zijn weer deel van een omgeving die hun wil vormen.’ Daarbij stelt Isaac dat de unieke situatie van een blinde transgender schilder snel als de toon zou klinken, terwijl dat juist niet insteek zou moeten zijn.

De blinde schilder lukt het zelf ook niet goed om deze toon te beschrijven en blijft zo bij de ‘overlevingsmindset’ voor een leven als schilder, die zowel als blinde en als transgender wordt erkend. Isaac en ik vragen ons af wat er met de schilderijen zou gebeuren als deze overlevingsmodus voor het hebben van een erkende naam, wegvalt. Voor nu komen we tot de zekerheid dat, wanneer de blinde schilder hun overlevingsbril zou afdoen, de schilderijen anders zouden worden gekleurd. Isaac en ik proberen een beeld te vormen van een ruimte waar iedereen individueel kan werken, en alle individuen harmonieuzer zouden samenwerken. Dan zou men ineens wel kunnen spreken over inspiratie en wederzijdse scholing. We komen tot een haast ongemakkelijke conclusie, door de wederzijdse bewustwording van een zo simpele kettingreactie. Als de blinde schilder anders werkt, zouden de ogen van de blinde schilder, Isaac Moss, noodzakelijkerwijs ook veranderen. 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s