Maar wie hielp mijn pa dan het doucheputje ontstoppen? 

Tekst en beeld door Tamar Smalbrugge

Als jonge twintiger loop ik constant tegen van alles aan. Mijn vader is mijn rots in de branding die ik voor elk kleinigheidje mag bellen. Zelfs toen ik in Jordanië woonde, hielp mijn vader mij via FaceTime met het repareren van de boiler van de douche. Ik zou niet weten wat ik zonder mijn vader zou moeten. Maar mijn vader is zijn vader vroeg verloren. Hoe heeft hij het allemaal gedaan, zonder zo’n rots in de branding?

Mijn vader verloor zijn vader 38 jaar geleden. Hij was toen zelf pas 24 jaar, ietsje ouder dan ik nu ben. Mijn vader praat niet vaak over zijn vader. Vandaag wel. “Maar het is nu ook al zo lang geleden, he Tam.” Het is de zaterdag voor Pasen. Stille Zaterdag. Mijn vader leunt naar achter op zijn stoel. Hij vertelt me dat zijn vader destijds op Goede Vrijdag is overleden. Dat wist ik niet. Eigenlijk weet ik maar weinig van zijn vader, mijn opa. 

We zitten in de gezamenlijke ruimte van het nieuwe appartementencomplex op IJburg waar mijn ouders sinds kort wonen. Een paar weken terug had ik mijn vader gevraagd of ik een artikel over hem mocht schrijven voor Babel. Een artikel over zijn relatie met zijn vader. En een beetje over die van ons. Dat had hij toegezegd. Ik neem het gesprek op. Ik zie dat mijn vader dat wat spannend vindt, maar ik verzeker hem dat niemand de opname zal horen. Alleen ik. “En mama”, zegt papa. Goed dan, alleen ik en mama.  

Als ik mijn vader zijn vader hoor beschrijven moet ik lachen. Ik hoor hem eigenlijk zichzelf beschrijven. En misschien ook een beetje mijzelf. Ik vraag hem of hij vindt dat hij op zijn vader lijkt. “Dat zeggen ze wel.” En ik? Ook, vindt hij. Mijn vader omschrijft zijn vader als een praktische man. En eigenwijs, oh zo eigenwijs. Onvermurwbaar. Nee, zijn vader was niet van de wijs te brengen, ratelt hij door. En met een enorm doorzettingsvermogen. “En hij kon heel goed inschatten. Echt heel goed inschatten.” Mijn vader denkt even na. “Maar hij was lastig.” Ik vraag mijn vader wat hij daarmee bedoelt. “Lastig… Gewoon lastig. Lastig voor hemzelf, lastig voor anderen.” Vindt mijn vader zichzelf lastig? Ik vraag het hem. Ja, hij knikt snel. En ik? Ook, ja. Maar zijn vader was ook zeer liefdevol, vertelt hij me. Zeker voor hij overspannen raakte. “Mijn vader werkte in ploegendiensten. Dat was gewoon heel zwaar. En thuis had hij acht spreeuwen. Acht is gewoon te veel.” Mijn vader heeft zeven zussen. “Hoe groter je gezin, hoe meer sores.” Ik ben zelf enig kind. Als ik vraag of dat bewust was, blijft hij even stil. Dan schudt hij zijn hoofd. Een iets groter gezin had hij wel leuk gevonden, drie ofzo. Maar acht… Nee, acht vond mijn vader gewoon écht te veel. “Dat kon die man gewoon helemaal niet hendelen.” 

“Mijn vader en ik zaten niet op één lijn. Ik was zo lang nog aan het puberen. En hij snapte mij niet.”  Ik hoor de verslagenheid in de woorden van mijn vader. “Ik ging al vrij snel werken. En geld verdienen. Maar ik gaf het uit aan uitgaan en auto’s. Dat vond ik vet. Mijn vader niet. Die wilde dat ik een vrouw ging zoeken en een huis zou kopen.” Een aantal jaar na het overlijden van zijn vader ontmoette mijn vader mijn moeder. Deze zomer zullen ze 25 jaar getrouwd zijn. Een zilveren huwelijk. Daarvoor waren ze ook al een flinke tijd samen. Ik vind het best bijzonder als ik me bedenk dat mijn vader mijn moeder dus al langer kent dan dat hij zijn vader heeft gekend. 

“Ik heb al zijn adviezen toen hij nog leefde altijd in de wind geslagen. Tot zijn grote frustratie. Als je ouder wordt kom je er dan toch achter dat in sommige van die adviezen best een kern van waarheid zit.” Ik vraag mijn vader of hij het jammer vindt dat zijn vader nooit heeft gezien dat hij het uiteindelijk allemaal heeft gedaan. Die vrouw vinden, dat huis kopen, zijn eigen bedrijf starten – iets wat zijn vader ook altijd had willen doen, maar nooit heeft gedaan. Mijn vader haalt zijn schouders op. “Tuurlijk,” zegt hij dan, “daar was hij wel trots op geweest, denk ik.” Ik had mijn vader dat erg gegund, die trotse vader. Ik weet zelf hoe fijn dat is. Ook in dit gesprek herhaalt mijn vader meerdere malen hoe trots hij wel niet op mij is. Hoe bijzonder hij het vindt, dat ik doe wat ik doe, en dat ik ben hoe ik ben. “Maar de ouders van jouw moeder hebben me natuurlijk altijd erg gesteund. Dat was heel fijn.”  

Ik vraag mijn vader naar de periode voor zijn vader ziek werd. Mijn vader woonde nog thuis, al vertelt hij mij dat hij daar amper te vinden was. “Ik was toen al erg zelfredzaam, voor zijn overlijden. Ik was dan ook al 24, natuurlijk.” Ben ik ook zelfredzaam? Papa knikt. Dan gniffelt hij. “Maar je weet me wel te vinden.” Hij heeft gelijk. Met de kleine en de grote dingen. Met fietskettingen en paniek om stroomuitval. Met motoren die plots pruttelen en verstopte doucheputjes.  “Ik vind het prettig dat dat kan. Waarom niet! Ik geniet er ook van om jou te kunnen helpen.” Ik denk dat het waar is, dat hij daar echt van kan genieten. Mijn vader helpt sowieso graag. Niet alleen mij, maar iedereen. Mijn vader heeft zijn eigen garage waar hij auto’s en motoren repareert. In zijn uppie. Helpen kan mijn vader als de beste, maar hulp ontvangen… Mijn vader doet het liefst alles zelf. Op zijn manier. Ik vraag het hem, waarom hij dat zo moeilijk vindt. “Het zit gewoon in de aard van het beestje, denk ik.” Ik lijk dan wel op mijn vader, maar ik neem zijn hulp maar al te graag aan. Ik zeg het tegen hem. Mijn vader denkt dat als hij iets ouder was geweest, hij dat punt misschien ook met zijn vader had bereikt. Het heeft er alleen nooit zo van mogen komen. 

We zijn een tijdje stil. Dan begint hij over de wederkerigheid van onze relatie, en de verwachting die hij erbij heeft. Ik snap denk ik wat hij bedoelt. Nu bel ik hem altijd, straks belt hij mij. Ik ben altijd benieuwd wanneer dat omslagpunt gaat komen. Dat ik vooral hem overal naartoe taxi en dat ik dan zijn doucheputjes mag ontstoppen als de boel niet meer wegloopt en mijn vader niet meer kan bukken. Dat stukje wederkerigheid kwam voor hem met zijn vader te vroeg. “Zijn ouderdom werd zo – bam – naar voren getrokken.” Mijn vader verschuift op zijn stoel. “Hij heeft zo moeten lijden op het eind”, vertelt mijn vader. Hij staart wat voor zich uit. “Ik ben wel blij dat ik hem nog elke week naar het ziekenhuis heb kunnen brengen. En ik bracht hem elke dag zijn krant. Dat ik dat nog heb kunnen doen, stelt me gerust.” Toen zijn vader kanker kreeg, is het allemaal erg rap gegaan. Al vrij snel werd zijn vader door de artsen opgegeven. “Ze konden niets meer voor hem doen, dat was toen gewoon zo.” Voor zijn laatste dagen ging hij terug naar huis. “Hij zag er niet uit.” Mijn vader schudt zijn hoofd. “Zo’n grote, stevige man zien inkrimpen tot… ja, tot wat?” Mijn vader is even stil. “Alsof hij al 3 jaar niet had gegeten, helemaal uitgemergeld was hij.” 

“Toen het echt klaar was, heb ik hem in stijl naar het ziekenhuis gebracht. Zijn laatste rit. Hij vond het prachtig. In een Honda Legend. Ja, dat kent nu niemand meer, maar dat was een limousine, schrijf dat maar op.” Mijn vader glimlacht. 

“Hij werd maar 59 jaar, erg jong he”, zegt papa. Zijn gezicht blijft onveranderd, maar ik ken mijn vader, zijn opmerking woelt door in zijn hoofd. “Ik dacht altijd… als ik die leeftijd maar voorbij ben, dan heb ik hem ingehaald, dan heb ik dat gered.” Mijn vader heeft een hersenbloeding gehad, ongeveer 7 jaar geleden. Ik weet nog hoe bang ik was dat ik mijn vader nu ook zou gaan verliezen. Maar als ik hem vraag of juist deze gedachte hem toen veel bezighield, haalt hij slechts zijn schouders op. Alsof hij vindt dat die sterfelijkheid waar hij zich zo druk om maakte toen op dat moment helemaal niet relevant was. “60 wilde ik worden. En ouder dan dat.” Het is hem gelukt. 9 mei werd mijn vader 63 jaar. Gefeliciteerd lieve pap. 

Plaats een reactie