Ajutor!*

Tekst door Dominique Seelen, beeld door Anne Möricke

Aan het begin van de middag staat ze de vlonder in haar achtertuin schoon te vegen. Het is nog glad van de regen die er die winter is gevallen. Daarom veegt ze minder fanatiek dan normaal: ze wil niet uit balans raken en hoeven plonzen in het vieze water waar haar tuin aan grenst.

Julia Lewis, 33 jaar, woont sinds een tijdje in Almere. Helemaal vrijblijvend was de keuze voor deze stad niet. Haar ex, ook 33 jaar, nam een halfjaar geleden de benen nadat Julia erachter kwam dat hij er meer ‘liefjes’ op nahield dan hij beweerde. Omdat ze niet voldoende geld verdiende om hun appartement in Amsterdam te behouden, nam ze intrek in een kleiner huisje in Almere. 

Ook nu nog, wanneer haar vriendinnen vragen hoe het met haar gaat, blijft ze stug volhouden dat  ‘dat gedoe met Luc’ haar niks doet. Maar eigenlijk biggelen de tranen regelmatiger over haar wangen dan ze zou willen toegeven. Op die dieptepunten doet ze een oude trainingsbroek aan, zet ze een pet op haar hoofd, en verdwijnt in de tuin om zowel haar hoofd als alle bloemperken weer op orde te krijgen.  

Ook vandaag is het weer zover: na een ochtend snotteren, staat ze nu met rode ogen haar spekgladde vlonder te vegen. Het helpt: ze voelt zich lichter en opgeluchter, en na een tijdje komt ze zelfs tot het besluit om de liefde gewoon op te geven. ‘Ik doe er niet meer aan mee en ik geloof er ook niet meer in’, denkt ze bij zichzelf: de vreugde tijdens de relatie weegt niet op tegen de pijn na de breuk. Ook dat is Julia: als er iets vervelends gebeurt, komt haar hyperrationele karakter omhoog borrelen. Of is dat stiekem gewoon vluchtgedrag?

Nadat de vlonder weer schoon is, bewondert Julia het resultaat van een afstandje. Niet slecht, denkt ze bij zichzelf. Dan kijkt ze naar het groezelige beekje en ziet er iets glimmend en groens in drijven. Eerst lijkt het gewoon vieze groene drab te zijn, maar wanneer ze dichterbij komt ziet ze dat het een bankbiljet is. Voorzichtig hurkt ze. Met haar ene hand pakt ze het biljet uit het water, en met haar andere hand knijpt ze haar neus dicht tegen de geur van de rotte vis die opstijgt uit het water. Vluchtig rent ze naar binnen, spoelt het biljet af, en schrobt daarna haar handen zo goed schoon dat ze ruw aanvoelen. 

Nadat ze het biljet afdroogt, ziet ze dat het Roemeens geld is; er staat: Banca Nationala Romaniei. Op de ene kant staat een man met een baard en een half kaal hoofd afgebeeld: een soort Lenin  met de baard van de kerstman. Ook ziet Julia op het biljet twee blauwe bloemen en een soort vogel met een kruis in zijn bek. Op de andere kant ziet ze diezelfde vogel, maar dan groter en in het geel met daarnaast een gebouw dat lijkt om het Kremlin. Un leu, staat erop. Ze checkt even op internet of ze misschien net een fortuin heeft binnen gehengeld. Het valt tegen: een Roemeense leu is 20 eurocent. Julia gaat zitten en denkt na: van welke buren zou dit afkomstig kunnen zijn? De buren aan de linkerkant hebben Poolse wortels, maar wonen al jaren in Nederland. En de Amsterdamse buren aan de rechterkant hebben, behalve hun zoon, nooit bezoek van vrienden, kennissen of andere potentiële bezitters van Roemeense geld. 

Maar hoe kan dit geld dan in het water bij haar huis terechtgekomen zijn? Misschien een verdwaalde toerist? Maar waarom zou die zijn geld niet al ingewisseld hebben voordat hij de grens overstak? Lachend schudt Julia haar hoofd en denkt: wat zit ik toch weer nieuwsgierig te doen – alsof ik Miss Marple ben. Ze legt het biljet weg en verdwijnt weer in de tuin. Wat kan het haar schelen waar dat geld vandaan komt. 

Twee dagen later, op 9 februari om precies te zijn, verschijnt het plaatselijke krantje in de brievenbus. Ze bekijkt een paar saaie artikelen over afvalscheiding en hangjongeren met een schuin oog. Maar dan stuit Julia op de titel: ‘Politie doet grote drugsvangst in Almere, één dader ontsnapt’. Ze leest het stuk snel door: er zijn wapens gevonden en ook flinke stapels geld. Niks nieuws, denkt Julia bij zichzelf, maar als ze even doorleest, ziet ze dat de politie-inval in haar eigen wijk plaats had gevonden. Opeens herinnert ze zich het Roemeense biljet. Zou haar biljet iets te maken hebben met de buit die politieagenten hadden aangetroffen? 

Ze pakt haar mobiel en gaat op zoek naar meer informatie over de politie-inval. Een andere krant heeft online een afbeelding geplaatst van de buit. Julia ziet de cocaïne en het cash geld (in euro’s) gestapeld op een tafel liggen, met daarnaast vijf mobiele telefoons. Op een van de telefoontjes is nog vaag een sms’je te zien, dat net binnenkwam voordat de foto werd gemaakt. Julia zoomt in en probeert te ontcijferen wat er staat. Na heel wat getuur en gepuzzel, typt ze de tekst in Google Translate. Te iubesc, nu ma uita niciodata. Maar welke taal is dit? ‘Toch maar Roemeens proberen?’, denkt ze bij zichzelf. En ja hoor, Google Translate vertaalt het als volgt: ‘Ik hou van je, vergeet me nooit’. Daar gaan we weer hoor, denkt Julia. Na al het gezeur met Luc, komt alles wat ook maar een beetje met liefde te maken heeft, haar de neusgaten uit. Ze duwt het scherm van haar laptop ferm dicht en loopt de keuken uit. Zou het Roemeense biljet dan toch iets te maken hebben met de inval? Aan de andere kant was het briefgeld op de plaatjes allemaal in euro’s; geen Roemeens biljet te zien. Ziet ze misschien toch dingen die er niet zijn…? 

Gedreven door haar nieuwsgierigheid, besluit ze twee dagen later een rondje te lopen in de buurt van het huis waar de inval was gedaan. Het huis van de criminelen is verlaten en de buurt is angstaanjagend stil. Er hangen nog steeds politielinten en aan de kapotte ramen en ingetrapte deur is te zien dat de inval niet zonder slag of stoot was. Julia probeert zo onopvallend mogelijk rond het huis te lopen. Opeens komt er een buurman op haar af gelopen. Met fikse passen nadert hij Julia. Hoewel ze wil weglopen, bevriest ze door de angst en kan ze niets anders doen dan wachten tot de man voor haar neus staat. Als hij op nog geen meter afstand van Julia staat, houdt hij opeens halt en kijkt haar met een onderzoekende blik aan. 

‘Operatie Dragobete?’, vraagt de man haar indringend. Julia kijkt hem stomverbaasd aan. ‘Operatie Dragobete?!’ vraagt de man, nu iets dwingender. Julia begint te trillen: wat bedoelt die man in godsnaam? Dan begint hij in gebrekkig Nederlands: ‘Ben jij Ioana, alsjeblieft zeg mij jij bent Ioana?!’ Z’n stem begint nu te beven en hij klinkt wanhopig. Julia kijkt hem nog steeds aan met een angstige blik. Opeens komt de man tot inkeer en zegt verschrikt: ‘Sorry, sorry, honderd keer sorry, ik dacht jij bent iemand anders.’ Voordat Julia nog iets kan zeggen of doen, loopt de man met snelle passen de hoek om. En weg is hij. 

’s Avonds in bed ligt Julia te piekeren. Wat betekent Operatie Dragobete, en wie is Ioana? Ze pakt haar mobiel erbij en typt ‘Dragobete’ in Google Translate. Na een paar seconden verschijnt de Nederlandse vertaling vanuit het Hongaars op haar schermpje: ‘Dragobete’. Julia voelt enige teleurstelling: Dragobete is geen bestaand Nederlands woord. Is dit dan waar de zoektocht ophoudt? Voor de zekerheid Googelt ze het woord nogmaals. Tot haar verbazing levert dat wel resultaat op. Ze leest: ‘Jaarlijks wordt in Roemenië Dragobete gevierd. Deze dag staat in het teken van liefde en romantiek. Partners geven elkaar kleine cadeautjes en tonen zo hun gevoelens voor elkaar.’ Het houdt ook nooit op! Hoe erg kan de mensheid toch gefixeerd zijn op de liefde!, denkt Julia. Ietwat nukkig zoekt ze toch nog even verder. ‘Dragobete wordt op 24 februari gevierd’, staat er. Dat is over 13 dagen… Maar waarom begon die man hierover? En waarom liep hij daarna plotseling weg? De chaos in Julia’s hoofd wordt steeds groter. Uiteindelijk slaat de vermoeidheid toe en valt ze met haar mobieltje in haar hand in slaap. 

Op 24 februari wordt Julia wakker van een knarsend geluid. Het is nog vroeg in de ochtend. Julia trekt de deken van zich af, trekt haar sloffen aan en loopt naar beneden. Het gekraak lijkt uit de tuin te komen, in de buurt van de vlonder. Julia opent zachtjes de achterdeur en sluipt in de richting van het beekje. Daar ziet ze een man en een vrouw in een klein bootje die haar vlonder aan gort proberen te zagen! Woedend dat haar pas geveegde vlonder zo onder handen genomen wordt, beent ze op het bootje af. Wanneer ze dichterbij komt ziet Julia echter dat ze niet de vlonder aan het zagen zijn, maar dat ze iets aan de onderkant van de vlonder proberen los te maken. Ze hoort de man fluisteren: ‘Ioana, atenție!’. 

Gehaast proberen de twee het bootje te keren en weg te varen, maar Julia is al bij de vlonder gearriveerd. Ze maakt snel een foto van de twee: zo heeft ze in ieder geval bewijs als ze deze mensen wil aangeven bij de politie. Julia roept: ‘Hé, wat doen jullie, dit is mijn vlonder!’ Met een zwaar accent probeert de man zich te verontschuldigen: ‘Sorry, sorry, wij zoeken een kistje van ons hier.’ Julia gelooft niet wat ze hoort: een kistje, jaja. De man smeekt: ‘Laat ons het alsjeblieft uitleggen.’ Hij heeft inmiddels tranen in zijn ogen en de vrouw naast hem houdt het ook niet meer droog. Julia krijgt medelijden maar is ook achterdochtig, ze zegt: ‘Loop maar even mee naar het terras. Dan kunnen we daar even praten.’ De man en de vrouw peddelen het bootje naar de kant en stappen twijfelachtig op de vlonder. 

Wanneer het drietal op het terras is, begint de man met zijn verhaal. ‘Het klinkt misschien raar, maar ik ben de ontsnapte drugsdealer.’ Dat is een lekker begin, denkt Julia, een drugsdealer in mijn achtertuin. ‘Ik ben niet door de politie opgepakt omdat ik snel kon wegkomen. Ik ben echt geen slechte man.’ Dan begint hij heel hard te huilen. Julia wordt ongemakkelijk, maar gelukkig begint de vrouw de man al te troosten. Ze neemt het woord over: ‘Ik ben Ioana. Ik ben sinds een jaar in Nederland omdat ik hier werk kreeg. Maar ik heb heimwee gekregen naar mijn geliefde land en mijn lieve familie daar. Toen leerde ik Mihai kennen en we werden verliefd. Ik vertelde hem over mijn droom terug te keren naar Roemenië. Hij deelde die droom en beloofde me dat hij een oplossing zou bedenken.’ De vrouw neemt even pauze. ‘Vandaag is Dragobete. Dat is de dag van liefde. Mihai wilde mij het cadeau geven dat ik liefste wilde: terug naar Roemenië. Dus voerde hij ongeveer twee weken geleden zijn plan, genaamd operatie Dragobete, uit. Hij verkocht drugs aan Nederlanders en verdiende hiermee geld om de reis naar Roemenië te kunnen betalen. Hij deed dat in twee keer. De eerste verkoop ging goed. Hij wisselde zijn verdiende geld in voor leu en deed dit in een kistje. Dit kistje wilde hij verstoppen onder de brug zodat niemand het zou vinden.’ De vrouw wijst naar de brug aan de rand van Julia’s tuin. ‘Maar toen hij daarmee bezig was, glipte het houten doosje uit zijn handen en dreef het richting de vlonder waar het vast kwam te zitten. Een paar dagen later zou de tweede lading drugs verkocht worden, maar toen deed de politie een inval waarbij Mihai bijna opgepakt werd. Ik kreeg daarna geen contact meer met hem en maakte me zorgen. Ik stuurde hem dus een sms’je, maar kreeg geen reactie omdat zijn mobiel al was ingenomen. Daarom besloot ik op zoek te gaan naar Mihais buurman: zijn vader.’ Dát was dus die enge buurman, bedenkt Julia zich. ‘We hadden afgesproken dat ons codewoord Operatie Dragobete was. Door dit codewoord te zeggen, konden we elkaar laten weten dat er iets mis was gegaan met de verkoop zonder dat andere mensen ons konden begrijpen’ vervolgt Ioana. ‘Ik ben dus naar Mihais vader gegaan, en hij heeft mij weer in contact kunnen brengen met Mihai. Wij besloten vandaag, op de dag van de liefde, te vluchten naar Roemenië. En daarom kwamen we nu hier ons kistje ophalen.’ Er valt een stilte. 

Julia heeft tranen in haar ogen gekregen. Dit is pas onvoorwaardelijke liefde: drugs verkopen, ontsnappen aan een inval en dan samen met je geliefde op de dag van de liefde in een bootje vertrekken. De vrouw kijkt Julia smekend aan en zegt: ‘Alsjeblieft help ons. Laat ons het kistje pakken en wegvaren. Wij missen ons land, ons Roemenië.’ Julia veegt haar tranen weg en probeert haar hyperrationele zelf op te roepen. Maar het lukt haar niet. Ze voelt medelijden en liefde voor dit paar. Impulsief roept Julia: ‘Ga, alsjeblieft ga! Hou van elkaar en vlucht naar jullie geliefde Roemenië!’ De man en de vrouw omhelzen haar en snellen naar hun bootje. Ze halen het kistje onder de vlonder vandaan en zijn binnen enkele seconden uit het zicht verdwenen. 

Alsof ze zich in een droom bevindt, loopt Julia terug naar binnen. Het biljet was waarschijnlijk uit het kistje ontsnapt en in het water gekomen. En die vader van Mihai had gedacht dat zij Ioana was, en haar daarom aangesproken met het codewoord. Het tolt allemaal nog na in Julia’s hoofd. Toch is ze nu van een ding wel zeker: liefde bestaat en ze gelooft erin.

Dit verhaal is geschreven naar aanleiding van een Roemeens bankbiljet dat mijn vader op 15 februari in de sloot vond, toen hij de vlonder in onze achtertuin (in Almere) aan het schoonmaken was. 

*Ajutor betekent ‘help!’ in het Roemeens

Plaats een reactie