Tekst /// Santi Wester Beeld /// Winonah van den Bosch
Toen Joost van den Vondel zijn zelfgeschreven en geregisseerde voorstelling Gijsbrecht van Aemstel in 1638 in première zag gaan, zal hij niet geweten hebben wat voor een impact dit toneelstuk zou hebben. Tot 1968 was Vondels meesterwerk dé ode aan Amsterdam, waar natuurlijk een jaarlijkse opvoering bij hoorde. Deze traditie bleef in stand tot het jaar voorafgaand aan de befaamde Aktie Tomaat, die de Nederlandse toneelwereld op zijn grondvesten deed schudden en waarover later meer. Veel Nederlanders plukken nog elk jaar de vruchten van deze traditie, wanneer zij met hun enorme verzameling oliebollen, de oudejaarsconference kijken. Hoe kan zo’n ‘verjaard’ toneelstuk na zoveel eeuwen nog steeds relevant zijn? Zijn tradities woekerend onkruid, dat je nooit compleet uit kan roeien?
‘Het hemelsche gerecht heeft zich ten lange lesten // Erbarremt over my, en mijn benaeuwde vesten,’ luidden de eerste regels van de toneeltekst, die voor de hedendaagse lezer van talloze voetnoten voorzien moet worden. Bij de opening van de eerste schouwburg in in Amsterdam moest het publiek bij de vertoning op het puntje van hun stoel gezeten hebben. Op die dag, 3 januari 1638, maakte ook het tekengerei van Rembrandt overuren terwijl de meesterschilder enkele scènes vastlegde voor het nageslacht. Gijsbrecht van Aemstel gaat over de moord op graaf Floris V en de belegering van Amsterdam door soldaten uit de omliggende dorpen. Joost van den Vondel herschreef met enige artistieke vrijheid deze historische gebeurtenissen, die zich pakweg vierhonderd jaar vóór het schrijven van de tekst afspeelden. Het toneelstuk herinnerde de Amsterdammer uit de zeventiende eeuw aan het verleden en versterkte het identiteitsgevoel.
Nieuwjaarswens
Hoewel de jaarlijkse opvoering van Gijsbrecht van Aemstel een traditie bleef, was het stuk niet gevrijwaard van veranderingen. Zo werd het toneelstuk elk jaar rond kerst vertoond omdat het verhaal zich afspeelt tijdens die dagen. In 1841 veranderde dat, het stuk werd naar nieuwjaar verplaatst. Ook werd sinds het begin van de achttiende eeuw het tragische stuk van Vondel afgesloten met een blijspel: Het boere-operaatje, of de bruyloft Kloris en Roosje, waarvan de auteur onbekend is. Gezien de droevige thematiek van Gijsbrecht van Aemstel, was het vermoeden dat het publiek behoefte had aan een vrolijke afsluiting van de avond. Deze keuze bleek een laaiend succes te zijn en de ‘Gijsbrecht’ werd in combinatie met dit naspel nu zelfs meerdere keren per jaar opgevoerd.
Voor de gemiddelde Amsterdammer was het toneelstuk, naast een bron van vermaak, een herinnering aan het verleden en een versterking van het identiteitsgevoel
Het is deze bijdrage waar wij de huidige oudejaarsconference aan te danken hebben. De bruyloft van Kloris en Roosje lijkt een vervolg of bewerking te zijn van een ander toneelstuk, De Vryadje van Cloris en Roosje (1688) van Dirk Buysero. Wie deze vernieuwde versie geschreven heeft, zal waarschijnlijk altijd een mysterie blijven. In De bruyloft van Kloris en Roosje spreken de ouders van de bruidegom een nieuwjaarswens uit en blikken ze terug op het afgelopen jaar. De nieuwjaarswensen verschilden van opvoering tot opvoering en zijn door de eeuwen heen door verschillende schrijvers. Eén van hen was Annie M.G. Schmidt die haar versie in 1951 uitbracht en de koningin verbroedering toewenste, wat ze tegelijk een onbereikbaar verlangen noemt. Dit lijkt dan toch weer een nieuwjaarswens die meer dan zeventig jaar later net zo toepasselijk kan zijn.
Oudejaarsconference
Op 31 december 1954 schalde de stem van Wim Kan door de radio van elk willekeurig Nederlands gezin, als het deze had afgestemd op VARA. De cabaretier was de eerste die het terugblikken op het afgelopen jaar, van het toneel naar de radio bracht. Nou weet je wa’k zeggen wil behaalde gelijk hoge luistercijfers en deed dit weer toen Kan twee jaar later een nieuwe liet uitzenden. In de jaren zestig waren Kans oudejaarsconferences, hoewel niet standaard elk jaar uitgezonden, een nationaal fenomeen.
Ondanks het succes op de radio, was Wim Kan huiverig om deze conference op de televisie uit te zenden, wat de cabaretier Seth Gaaikema de gelegenheid gaf om deze primeur te stelen. In 1969 verscheen Gaaikema op de buis met Heer, Ik Kom Hier om te Twijfelen, wat Kan over de streep trok om vier jaar later zelf een poging te wagen met Zuinig over de Drempel. Dit was zo mogelijk nog succesvoller dan zijn radioconferences en Wim Kan zou nog negen jaar lang de conferences organiseren. Hierna zou hij opgevolgd worden door onder andere Freek de Jonge, Youp van ’t Hek en, in meer recente jaren, Najib Amhali, Guido Weijers en Theo Maassen.
Aktie Tomaat
Aan alle tradities komt een einde en dus ook aan de jaarlijkse toneelopvoeringen die de oudejaarsconferences geïnspireerd hebben. In 1967 bezocht een schoolklas de opvoering van Gijsbrecht van Aemstel in de Rotterdamse Schouwburg en de acteurs werden uitgelachen en -gejoeld door de scholieren, die steun vonden bij de docenten. De voorstelling werd noodgedwongen gestopt. Ook de opvoering in Amsterdam zou een jaar later met dezelfde rebellie ontvangen worden.
Er zal geen twijfel over bestaan dat de acteurs […] niet gespaard zouden zijn gebleven van deze rode groenterige vruchten
Het toneelstuk Gijsbrecht van Aemstel heeft de tand des tijds niet doorstaan. De beslissing van de Amsterdamse Gemeenteraad om de jaarlijkse nieuwjaarstraditie na 1968 voorlopig te staken was verstandige. Slechts een jaar later zouden leerlingen van de Amsterdamse Toneelschool bij andere voorstellingen hun onvrede uiten door middel van gegooide tomaten. Zij waren klaar met het statische en traditionele theater waar het publiek niet tot nauwelijks bij betrokken werd en zij eisten verandering. Er zal geen twijfel over bestaan dat de acteurs van Gijsbrecht van Aemstel, en het daaropvolgende De bruyloft van Kloris en Roosje, niet gespaard zouden zijn gebleven van deze rode groenterige vruchten.
Comeback?
In de afgelopen eeuw waagden slechts enkele theatergroepen hun vingers te branden aan Gijsbrecht van Aemstel, en dan enkel als de tekst grondig bewerkt was. Het Publiekstheater bijvoorbeeld legde in het theaterseizoen 1974/1975 de aandacht op de vrouwelijke personages, in het kader van emancipatie. Ook was er Theater Nomade, dat in zowel 2001 als 2008 een duidelijke link legde tussen Gijsbrecht van Aemstel en recente oorlogssituaties in onder andere Uruzgan en Afghanistan.
Een uitzondering die de regel bevestigt is dan weer Theater Kwast, dat juist zo nauwkeurig mogelijk de originele opvoering wilde vertonen. Zo speelde de voorstelling ook op 3 januari (maar dan in 2018), op de exacte locatie als waar de eerste schouwburg had gestaan. Alle rollen werden gespeeld door mannen (wat in de tijd van Joost van den Vondel standaard was). De kostuums deden eer aan de tijdsgeest en ook de melodieën zouden net zo gezongen zijn als in de zeventiende eeuw. In 2019 en 2020 voegde Theater Kwast hier De bruyloft van Kloris en Roosje aan toe en in 2021 werd er tijdens de lockdown zelfs een hoorspel gemaakt van de Gijsbrecht.
Het toneelstuk Gijsbrecht van Aemstel is vierhonderd jaar na de eerste vertoning nog steeds relevant. De hoeveelheid gegooide tomaten, voetnoten bij de toneelteksten of überhaupt mensen die ooit eerstehands Gijsbrecht van Aemstel en De bruyloft van Kloris en Roosje ervaarden, doen er niet toe. De nieuwjaarswens van de ouders van Kloris, is verworden tot een onkruid dat bestand is tegen elk verdelgingsmiddel. Dat betekent niet dat dit onkruid verdelgd móet worden en zeker niet dat het een doorn in het oog is. Immers worden paardenbloemen ook gezien als onkruid, terwijl hun zaden net zoveel geluk zouden brengen als de nieuwjaarswens dat behoort te doen.