Tekst /// Loïs Blank Beeld /// Fieke de Groot
In het tijdperk van het laatkapitalisme is de kledingkast een grabbelton van kostuums. Mode heeft door de geschiedenis heen vele vormen gekend maar in de wereld van vandaag is het voornamelijk een performance. Bijna alle rollen waarin we ons bevinden – politiek, sociaal of maatschappelijk – hebben een bepaalde outfit. Advocaten dragen pakken, maar studenten doen dat zelden. Ook sociale rollen kennen ‘kostuums’: de meesten trekken iets anders aan naar een date dan naar college en dragen op bezoek bij de grootouders iets anders dan op een feestje. In hoeverre is kleding een kostuum wat hoort bij een performance?
Bij performance denk je al snel aan een artiest op een podium omringd door een gigantisch publiek. Harry Styles in Gucci outfit, denk ik dan meteen. Als ik door de gangen van de universiteit loop in tevens zalige doch net niet Gucci outfit, klinkt er zelden applaus. Is mijn outfit geen performance en die van Harry wel?
Definities van ‘performance’ klinken vaak als een handeling van een kunstenaar met publiek erbij. Maar ook het fenomeen afstand speelt een rol. Deze term is door verschillende filosofen in verband gebracht met de schoonheidsleer, de filosofische discipline die zich bezighoudt met waardes zoals mooi en lelijk. Bij Plato was het een synoniem voor de esthetische ervaring, bij Immanuel Kant was het de ruimte tussen waarnemer en object – bijvoorbeeld die tussen podium en publiek. In 1936 kreeg het begrip een nieuwe wending dankzij het bekende essay The Work of Art in the Age of Mechanical Reproduction van Walter Benjamin. In dit essay definieert hij afstand als een metafoor voor de autonomie van een kunstwerk. Hij noemt dit de aura van het kunstwerk, wat verwijst naar het unieke bestaan van het voorwerp in ruimte en tijd. Deze aura gaat volgens hem verloren als mechanische reproductie van het kunstwerk plaatsvindt. Iets wat tegenwoordig aan de lopende band gebeurt via foto’s, video’s, insta-posts en NFT’s. Om het nog maar niet te hebben over Mark Zuckerbergs ambitie om de gehele wereld te reproduceren tot Metaverse.
Het laatkapitalisme is het stadium van kapitalisme waar we grofweg sinds de jaren 40 in zitten, gekenmerkt door hypermoderne ontwikkelingen en een groeiende inkomensongelijkheid. De Kantiaanse ruimte tussen object en waarnemer is deels gedigitaliseerd en de aura van kunstwerken à la Benjamin is in verval door extreme reproductie. Deze opvattingen van het begrip ‘afstand’ lijken dus minder toepasbaar te zijn in de huidige tijd.
Camp, but make it zany
Welke vorm van afstand is tegenwoordig bruikbaar om mode te bekijken als performance? In hoeverre speelt de afstand tussen publiek en artiest nog een rol en zijn die glitteroutfits van Harry Styles ook een performance als ze op de hangers gedrapeerd zijn? Er zijn verschillende manieren om mode als performance te analyseren waarvan ik er twee ga uitdiepen.
Ten eerste de theorie van Sianne Ngai, een Amerikaans cultuurtheoreticus. In haar boek Our Aestetic Categories: Zany, Cute, Interesting (2012) gaat zij in op de connectie tussen dagelijkse bezigheden en kostuums . Ze beschrijft hoe de esthetische ervaring getransformeerd is door toedoen van de ‘hypercommodified, information-saturated, performance-driven conditions of the late capitalism era’. Een hele mond vol, maar het verwijst simpelweg naar de moderne maatschappij. Zij analyseert de drie kenmerken van laatkapitalisme – hypercommodificatie, informatieverzadiging en performance gedrevenheid – middels de esthetische categorieën schattig, interessant en zany. De laatstgenoemde kent geen passende Nederlandse vertaling maar betekent zoiets als clownesk of nabootsen op dwaze wijze. Het is de categorie zany die Ngai gebruikt om de prestatiegerichtheid van het laatkapitalisme te duiden. Het is volgens haar ‘the only aesthetic category in our contemporary repertoire explicitly about the politically ambiguous intersection between cultural and occupational performance, acting and service, playing and laboring’. Zaniness laat het spel zien tussen de cultuur- en werkgerelateerde prestaties en hoe mensen wisselen tussen die rollen. Afstand krijgt hier een belangrijke bijrol: volgens Ngai kan van zaniness enkel worden genoten vanaf een veilige, comfortabele afstand. De vraag is welke rol kleding speelt in de manier waarop wij onze performances (onbewust) tot leven brengen op het laatkapitalistische toneel.
Camp lacht te mislukking dus toe, terwijl zany deze uitlacht
Ten tweede kan er naar kleding als performance worden gekeken met behulp van een ander – wellicht bekender – begrip: camp. De cultuuruiting die sinds Notes on Camp (1964) van Susan Sontag de slogan ‘It’s good because it’s awful’ draagt. De kernwaarden van dit begrip zoals uiteengezet door Sontag zijn de liefde voor het onnatuurlijke, overdrijving en als twist een truc. Het is een uiting die gebruik maakt van kitscherige elementen om de massacultuur te omarmen en het ziet dingen als interessant of aangrijpend vanwege de slecht smaak of ironie die zij bezitten. ‘Camp is a woman walking around in a dress made of three million feathers’, stelde Sontag.
Zowel camp als zany zijn een vorm van verheerlijking van karakter en personages – beide relevant voor de performance van mode – maar toch verschillen de twee. Bij camp wordt de mislukking tot iets plezierigs gemaakt, terwijl de zany deze accepteert en er om lacht. Camp lacht te mislukking dus toe, terwijl zany deze uitlacht. Het clowneske dat beide posities hebben verschilt ook; bij camp poogt de performer de auteur te zijn van de grap, terwijl de zany performer enkel het object is. Waar camp dus altijd zal proberen de mislukking in een overwinning te veranderen, benadrukt zany juist het eigen onvermogen om dat te doen. Op deze manier dramatiseert zaniness precies het moment waarop camp tegen de eigen limieten aanloopt – als de mislukking niet overwonnen kan worden.
Verheerlijking van de overdrijving
Om het idee van mode als performance duidelijker te maken, wil ik nu kijken naar misschien wel het extreemste voorbeeld: het Met Gala. Dit jaarlijkse benefiet op de eerste maandag van mei is bedoeld om de jaarlijkse modetentoonstelling van het Metropolitan Museum of Art te openen. Dit gala heeft elk jaar een thema en de verwachting is dat de gasten het uitermate serieus nemen, wat ieder jaar opnieuw leidt tot de meest extravagante outfits – of vier verschillende voordat je überhaupt binnen bent à la Lady Gaga in 2019. Dat mode hier een performance is, behoeft geen uitleg: er is een thema en de gasten bedenken een ‘rol’ die daarbinnen past. Verder geldt dat het kostuum het grootste deel van de rol speelt, omdat het dragen van de kleding de performance zelf is – het is de enige manier voor de gasten om met het publiek te kunnen communiceren. Zolang de outfits maar worden vastgelegd door de paparazzi en verspreid worden over het internet.
Iets wat normaal off stage wordt gedaan werd hier juist deel van de performance
Het voorbeeld van Gaga en de vier outfits was niet zonder reden gekozen. Het thema van het gala was dat jaar, ‘Camp: Notes on Fashion’. Terwijl ze de rode loper afliep was ze gekleed in een gigantische roze baljurk met bijpassende strik op haar hoofd. Het roze gevaarte werd omgetoverd tot iets minder grote zwarte baljurk – gedecoreerd met paraplu – waarna een strakke roze satijnen jurk tevoorschijn kwam. De paraplu was ondertussen ingeruild voor zonnebril en grote telefoon. Uiteindelijk bleef er enkel zwart lingerie met netpanty en stripper heels over en paradeerde Gaga naar binnen. Dat hier sprake is van overdrijving is duidelijk. De liefde voor het onnatuurlijke bleek onder andere uit de make-up en er een truc, Gaga wisselde vloeiend tussen vier outfits. Iets dat normaal off stage gebeurt, werd hier juist deel van de performance. Het optreden van Gaga paste perfect in het thema want er was geen sprake van mislukking, en alles wat daarop leek zette ze feilloos om tot overwinning. Haar binnenkomst bij het Met Gala was meer camp dan zany, alhoewel de overdrijving van een karakter en het hoge performancegehalte ook passen binnen de definitie van die laatste.
Er was op datzelfde gala een andere gast die de grenzen van camp en zany opzocht. De acteur Jared Leto – volledig gehuld in Gucci – kwam naar het gala met als accessoire een replica van zijn eigen hoofd. De verheerlijking van het onnatuurlijke en de overdrijving- camp karakteristieken -konden niet beter gekozen zijn. Verder geeft het neppe hoofd ook een ietwat ongemakkelijke ervaring aan het publiek: het kan de illusie oproepen van onthoofding en het maakt het lastig te weten naar welke Leto we moeten kijken. Je zou kunnen zeggen dat hij zichzelf als plus één heeft meegenomen naar het gala. Het interessante is dat de lijn tussen artiest en publiek is vervaagd: is Leto zelf de performer en het hoofd een rekwisiet of vormt het hoofd de performance en is Leto zelf als publiek naar het gala gekomen? Dat laatste zou ironisch zijn aangezien hij aanwezig was op een van de grootste modevoorstellingen ter wereld én op de loper stond die het podium vormt. Vanuit het perspectief van camp zal levende Leto altijd proberen de mislukking tot overwinning te maken en dus de auteur van de grap te zijn. In dat geval is de hij de auteur van de grap en het hoofd het object ervan.
Het wordt lastiger als we deze stunt willen duiden met behulp van de categorie zany. In het geval van zaniness kan de performer enkel het object van de grap zijn en dus blijft de vraag: Welk hoofd is zany? Ook het idee dat zany enkel als genot ervaren kan worden vanaf een afstand wordt hier een probleem. Als levende Leto het hoofd heeft meegenomen als eigen publiek, maar hij en het hoofd ook samen de performance vormen, is er van afstand tussen het hoofd als publiek en het optreden – levende Leto – weinig sprake.
Zien en gezien worden
De rol van het publiek en of die überhaupt nodig is, verandert als we van het Met Gala verplaatsen naar de kledingkast. Als alle kleding een kostuum is, omdat we in het tijdperk van laatkapitalisme allemaal een rol vervullen, wie blijft er dan over als toeschouwer? Toch is het juist de wisseling van publiek in andere sociale contexten wat ons een beeld geeft van wat geschikte kleding is. Een advocaat draagt een pak om er professioneel uit te zien voor anderen. Het ‘publiek’ van de advocaat verwacht een bepaalde manier van kleden en is hier een veeleisende factor. Maar ook de kleding die iemand aantrekt op een date heeft onder andere als doel dat de ander zal vinden dat je er leuk uitziet of iets over je te weten komt op basis van wat je draagt. Wat we hier zien is dat door je in verschillende sociaal culturele contexten te begeven, de anderen altijd een publiek vormen– ook als we allemaal performers zijn omdat we tegelijkertijd andermans publiek zijn.
Je zou kunnen zeggen dat hij zichzelf als plus één heeft meegenomen naar het gala
Om deze wisselwerking van publiek en performer beter te begrijpen is het begrip ‘afstand’ behulpzaam. De Kantiaanse notie van afstand als ruimte tussen publiek en artiest, is precies de afstand die de Leto-hoofden minimaal maakte. Maar ook Benjamins idee van afstand als uniek bestaan in ruimte en tijd, gaat niet op voor het optreden van Leto. Uniek bestaan in tweevoud is een contradictie. Het subject hoeft niet bewust te zijn van een publiek, toch is het er altijd. Het Met Gala heeft veel toeschouwers, niet alleen bij het evenement, maar het bestaat vooral uit het online publiek en de media-aandacht die het evenement krijgt. Zoals eerder vermeld, zegt Ngai dat van zany alleen op afstand kan worden genoten. Deze uitspraak laat al zien dat de performer niet hoeft te weten dat er een publiek aanwezig is.
Verder is het Met Gala het mode-evenement van het jaar waar de meeste digitale reproductie van plaatsvindt via sociale media: gaan is viral gaan. Toch is het begrip ‘afstand’ hier niet volledig verloren. De toeschouwers kunnen nog altijd van deze kunstwerken genieten en door de extreme digitale verspreiding is het publiek juist groter dan een live publiek zou kunnen zijn. Wat we hier zien is dat het begrip ‘afstand’ in het tijdperk van laatkapitalisme een nieuwe vorm heeft gekregen. De Kantiaanse en Benjaminiaanse afstanden zijn lastig toe te passen op kleding in het tijdperk van laatkapitalisme,, maar toch is het bestaan van het fenomeen ‘afstand’, datgene wat nog zorgt voor een scheiding van publiek en artiest. Echter is deze scheiding minder strikt geworden, omdat iedereen op elk moment wel een sociale, culturele of maatschappelijke rol vervult.
Trek dus vooral een mooi kostuum aan als je de volgende keer voor de kast staat en ga voor applaus, maar vergeet niet ook af en toe van de show te genieten.