Wat rijmt op accusatie?

Tekst /// Tammie Schoots Beeld /// Fiona Triest 

In de stiekeme minuutjes wanneer de zon op z’n hoogst staat, kan hij mijn raam niet zien. Op warme zomerdagen is dat precies wanneer mijn klok kwart voor 1 slaat en ik nog tien seconden op mijn vingers tel. In de winter is het een uurtje eerder. Op zulke momenten reflecteren de lichtstralen op mijn hoge kozijn, zodat hij wordt verblind maar ik vanaf mijn straatkant gewoon nog door mijn ramen kan kijken. Die kennis bezit ik niet door een of andere hachelijke berekening volgens de wetten van Fresnel, maar door geniepig spieken. Elke dag wel een paar keer. Als hij me zag, dan dook ik naar beneden. Een goede ononderbroken loer was bijna onmogelijk toen hij besloot zijn werk-pc naar het raam toe te draaien. Toevalligerwijs nadat hij me voor de zoveelste keer betrapte. 

Ik trok mijn laatste vinger omhoog, tijd om te staren. Meestal zat hij gestileerd te knikken achter zijn verouderde Windows, maar nu was zijn rossige blonde haar naar het raam gekeerd. Met ontblote schouders leek zijn lijf strak geconcentreerd te zijn op iets zich wat op zijn schoot bevond. Zijn arm maakte een sierlijke beweging die abrupt eindigde, alsof hij constant halve rondjes op zijn onderlijf tekende. De spier in zijn rechterschouderblad spande aan en liet weer even los. In een golvende beweging veranderde zijn schouder van strakke bollingen naar een schuin aflopende helling, en weer terug. Als een rups die de tijd neemt om rustig het blaadje af te kruipen. Mijn oplettende oog merkte een versnelling in het ritmische gebeuren. Steeds sneller bewoog hij heen en weer. Een zweetdruppeltje ontstond in het putje van zijn nek. Het zoutige vocht glibberde langs de haartjes op zijn rug totdat een ader, die langzaam uit zijn lijf leek te spatten, het van zijn rug afwendde. 

Toet!Toet! Ik had zo gebiologeerd gekeken naar het schouwspel dat ik niet opmerkte dat de zon langzaam verplaatste. Een auto voor mijn appartementsgebouw toeterde opeens. Mijn ogen flitsen naar beneden. Ik merkte op hoe dicht ik bij het glas had gezeten doordat een rond, vochtig plekje langzaam van het glas verdween. Gepikeerd stak een vrouwtje – dat eruitzag alsof ze de honderd al had gepasseerd – haar middelvinger op. Twee langslopende vrouwen in lange gewaden hadden hun hoofden naar het duo gedraaid en liepen, alsof er niets was gebeurd, weer verder. De zon was net voorbij het punt van reflectie gegleden. Het feit dat ik me niet kon verschuilen maakte dit alleen maar spannender. 

Mijn ogen fixeerden weer verlekkerd op zijn rug. Een rode plek was ontstaan net waar zijn beeldscherm zijn rug afsneed. De verkleuring verspreidde zich snel naar zijn nek. De beweging in zijn arm werd schokkeriger. Met zijn andere arm duwde hij de druppels in zijn nekhaartjes naar boven. De onderste lokken waren vochtig geworden. Zijn schouders draaide. Ik dook weg. Ik mocht hem niet leuk vinden. Toen ik weer naar boven kwam zag ik dat hij iets schuin naar links was gaan verzitten. Iets vlezigs stak aan de rechterkant van het beeldscherm uit. Aan het uiteinde ontstond iets wits.

Ik had mijn bril opgezet en keek weer naar de overkant van de raam. Ik schrok. Hij keek me recht in mijn ogen aan. Met rode blosjes stond hij voor het raamkozijn, dat inmiddels wagenwijd openstond. Een briesje doet goed op broeierige dagen als deze. Hij had niets anders aan dan zwarte sportshorts onder zijn afgetrainde lijf. Een scheve glimlach ontstond op zijn gezicht. Hij knipoogde. In zijn kielzog zat een ietwat chagrijnige kat die waarschijnlijk net van zijn schoot af was gejaagd. De haren vanaf zijn kopje tot zijn staart waren gladder dan de rest van zijn wilde manen. Mijn overbuurjongen had het beest vol adoratie geaaid. 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s