Er waart een spook door het Leidse gangetje

De vermoedens van antisemitisme en racisme binnen Forum voor Democratie zijn in de afgelopen periode in een onvermijdelijke werkelijkheid veranderd. Hoewel we door de Partij voor de Vrijheid al langer gewend zijn aan extreemrechtse sentimenten, is het zorgwekkend dat Forum voor Democratie en diens ideologie haar oorsprong kent binnen de academie.

Tekst /// Robin Phoelich     Beeld /// Bob Foulidis 

Daarom moeten we het dan ook hebben over de ‘geestelijk vader’ van de partij; Paul Cliteur. Zijn betrokkenheid bij FvD roept namelijk allerlei vragen op: Waar ligt de grens van het vrije academische woord? En is deze bereikt? Dezelfde wetenschap als die het met genderstudies en dekoloniale/postkoloniale studies opneemt voor gemarginaliseerden, heeft tegelijkertijd een plek voor racistische en antisemitische ideeën. Want hoewel Paul Cliteur hoogleraar encyclopedisch recht is aan de Universiteit van Leiden, moeten we het juist hebben over zijn ‘geesteswetenschappelijke’ opvattingen. Wat Cliteur kenmerkt als filosoof, is de ideologische opvatting dat de westerse beschaving ten onder gaat door bedreigingen van binnen en buiten uit. Dit standpunt is kenmerkend voor het hele Leidse gangetje, een afdeling van de Leidse rechtenfaculteit. Voordat we Cliteurs theorieën over het cultuurmarxisme en -relativisme induiken, even de standpunten van Cliteur – die wel enigszins logisch aandoen. Cliteur is een radicaal verlichtingsdenker, voor radicale vrijheid van meningsuiting – zo radicaal, dat men het nihilistisch noemt – het vrije academische woord en het open debat. Maar de onvermijdelijke vragen die hieruit voortkomen – gezien Cliteurs opvattingen – zijn: wie krijgen daadwerkelijk de kans te participeren in het open debat? En wanneer is er sprake van het misbruiken van het vrije academische woord?

Solidair met Baudet

In december hebben onderzoeken plaatsgevonden naar mogelijk antisemitisme binnen de Rechtenfaculteit van Leiden. De conclusie is dat er geen sprake is van antisemitisme, net zoals dat niet concreet terug te vinden is in Cliteurs werk. Desondanks vertonen zijn theorieën over het cultuurmarxisme, zo stelt politicoloog Merijn Oudenampsen in de Volkskrant, wel degelijk grote overeenkomsten met het antisemitisme in de jaren 20 en 30. Het antisemitische denken uit die tijd strekt erg breed, maar het is voornamelijk gemobiliseerd door het nazisme. Zij geloofden ook in dreigingen die de westerse cultuur van binnenuit omver zouden werpen, voornamelijk de joden. Máár ook de communisten en marxisten. Vergelijkbaar met Baudets uitspraak: ‘de westerse beschaving is superieur, en de Joodse cultuur is een parasitaire cultuur binnen het westen.’ De Universiteit van Leiden heeft zich al lang geleden gedistantieerd van Baudet, en daarmee dus een hoop van haar medewerkers en hoogleraren. Het zou Cliteur dan ook betamen zijn wetenschappelijke collega’s te volgen. Cliteur weigert dit echter. Als reactie op Baudets uitspraak ‘Bijna iedereen die ik ken is antisemiet,’ stelt Cliteur ‘solidair te zijn met Baudet en zijn ideologische lijn.’ Solidariteit met Baudet is bij uitstek onhoudbaar in een positie als die van hoogleraar, vooral omdat Baudet ‘redeneringen’ uitkraamt die niks meer te maken hebben met het vrije woord of logica, en omdat Baudet daarbovenop zelfs uitspraken doet over het recht die compleet incorrect zijn. Zo zegt hij dat er geen onafhankelijke rechtspraak bestaat in Nederland, terwijl Nederland juist wat dat betreft bij de top van de wereld hoort.

Allang voor de creatie van Thierry Baudet was Cliteur bezig met een conservatieve revolutie. Deze conservatieve revolutie is gericht tegen de dreigingen van binnenuit; de babyboomers, de geest van ’68 en cultuurmarxisme en -relativisme. Impliciet is deze revolutie tegen vooruitgangen en ontwikkelingen die wij als samenleving vaak als waardevol beschouwen, maar misschien belangrijker nog, die wij binnen de academie als waardevol beschouwen.

Als reactie op Baudets uitspraak ‘Bijna iedereen die ik ken is antisemiet,’ stelt Cliteur ‘solidair te zijn met Baudet en zijn ideologische lijn’

Daar later meer over. Voor nu is het van belang, voordat ik mijn betoog voortzet, om te stellen dat mijn politieke spreekpositie een linkse is en ik bewust ben van het feit dat mijn standpunt enigszins polemisch is. Wat ik hier wil betogen is niet dat linkse opvattingen de norm zijn of zouden moeten zijn, maar dat het links dat Cliteur aanvalt simpelweg bestaat uit een stereotypering die imagined is. Stellen dat links tolerant is naar minderheden of niet racistisch zou zijn, en rechts daarentegen wel, zijn generalisaties die de mens achter ‘links’ of ‘rechts’ te kort doen. Deze generalisatie omvat een retoriek en polemiek die Cliteur maar al te graag aanhoudt. En Cliteur kan zich niet beroepen op het feit dat objectiviteit niet bestaat in postmoderne academia, want dat is nou juist iets waar hij hard tegen ageert.

Politicoloog Merijn Oudenampsen stelt dat er daarnaast ook radicale elementen in het werk van Cliteur zitten. Omdat Cliteur bijvoorbeeld beweert in zekere zin dat onze instituties ons niet kunnen en zullen beschermen, is er het risico dat mensen tot de conclusie zullen komen dat er een eigenrichting nodig is, bijvoorbeeld met geweld. Dit gaat vooral over intolerantie richting bepaalde minderheden die hier haast vanzelfsprekend mee gepaard gaan. De conclusie die hieruit te trekken is, is dat Cliteur niet zomaar rechts-conservatief is, zoals de academie in het algemeen vaak links-progressief is. Cliteur toont actief intolerantie naar minderheden. Daarnaast voert hij zijn conservatieve agenda door via zijn werkgroepen. De contradictie is hier dat het Leidse gangetje dus de werkelijke plek is waar het universitaire onderwijs te veel politieke en ideologische veren aan het ontwikkelen is, niet in het ‘cultuurmarxistische onderwijs’ zoals Cliteur beweert. Helaas is dat bij verre niet de enige grove contradictie die het gedachtegoed van Cliteur definieert.

Cultuurmarxisme

De opvattingen van Cliteur wat betreft het cultuurmarxisme zijn het beste te beschrijven als het idee dat het marxisme nooit is gestorven, maar enkel haar pijlers heeft veranderd van economie naar cultuur, media en onderwijs. In zijn theorie onderscheidt hij nauwelijks tussen ‘marxistisch’ en ‘links.’ Vanuit dit perspectief is het marxistische denken de dreiging van binnenuit waar we ons druk om moeten maken. Immers, de marxisten zouden ook de dreigingen van buitenaf faciliteren, denk aan de EU of ‘de’ islam. Links is kortgezegd te postmodern, te feministisch en te pro-islamitisch. Kenmerken van hedendaags cultuurmarxisme zijn volgens Cliteur postmodernisme, identiteitspolitiek en het criminaliseren van islamofobie. Links en marxistische ideeën zouden kortgezegd verantwoordelijk zijn voor het omverwerpen en ondermijnen van de westerse cultuur; zondebok-denken pur sang. In het boek Cultuurmarxisme: Er waart een spook door het Westen, waar Cliteur coauteur en co-redacteur van is, gaat coauteur Jesper Jensen nog een paar stappen verder. Hij insinueert dat feministen voor het islamisme zijn zodat ze het patriarchaat van de westerse cultuur omver kunnen werpen. Dit is toch niets meer dan een ondoordachte complottheorie? Naast het feit dat de logica achter cultuurmarxisme ver te zoeken is, komen er in het boek weinig nuances of tegenargumenten voor. Klinkt dit ook maar enigszins wetenschappelijk? Weldoordacht? Aanvaardbaar beargumenteerd?

Cultuurrelativisme

Naast het cultuurmarxisme, dat dus nogal een breed omvattende ingebeelde categorie behelst, is voor Cliteur het cultuurrelativisme eveneens problematisch. Zowel binnen de academie als de politiek en samenleving. Het cultuurrelativisme stelt dat opvattingen en culturen niet simpelweg met elkaar vergeleken kunnen worden, want normen en waarden zijn niet universeel, maar worden slechts begrepen vanuit de cultuur waar ze zijn ontstaan. Het cultuurrelativisme omvat een ingewikkeld debat, met genoeg valide tegenargumenten. Een groot knelpunt in het debat rondom cultuurrelativisme zijn mensenrechten. De breed gedeelde opvatting – en terecht ook – is dat deze universeel zouden moeten zijn. Maar let wel, het is altijd de vraag of het werkelijk universeel kán gelden in de praktijk. Het cultuurrelativisme is een ontzettend brede term, en wetenschappelijk gezien vallen dus ook de disciplines van (niet-westers) feminisme, postmodernisme en het postkolonialisme hieronder. Dit zijn disciplines en verschuivingen die niet meer weg te denken zijn uit de wetenschap.

Wat Cliteur nu juist deelt met deze kolonialisten is de hardnekkige overtuiging dat de westerse cultuur en het westerse verlichtingsdenken superieur zouden zijn.

Om een kort voorbeeld te geven van de wijze waarop Cliteur redeneert in de context van het cultuurrelativisme citeer ik zijn woorden uit een opiniestuk in Trouw uit 1999 (zijn redenatie is namelijk niet veel veranderd). ‘Morele filosofie van Spencer en het sociaal-darwinisme had grote invloed op de legitimatie van kolonialisme. Het sociaal-darwinisme werd gebruikt om te rechtvaardigen dat beschaving door Europeanen naar primitieve volkeren gebracht zou worden. Zij zouden dit doen in de naam van vooruitgang.’ Dit is een aanvaardbaar argument tegen vooruitgangsdrang en tegen het modern-wetenschappelijke idee van progressie. Maar wat Cliteur nu juist deelt met deze kolonialisten is de hardnekkige overtuiging dat de westerse cultuur en het westerse verlichtingsdenken superieur zouden zijn. Want ook voor Cliteur omvat het verlichtingsdenken vanzelfsprekend vooruitgang. Is dat een vooruitgang die volgens hem nu bedreigd wordt door meer vooruitgang? Of door vooruitgang voor hen die niet westers, rijk, wit en man zijn?

Het open debat

Gezien Cliteurs opvattingen wat betreft cultuurrelativisme en- marxisme moet de vraag gesteld worden: wie is welkom in Cliteurs open debat? Ook de linkse cultuurmarxist die de westerse samenleving omver wil werpen? De feminist of de moslim die schijnbaar hetzelfde beogen? De postkoloniale wetenschapper? De niet-westerse wetenschapper? Het probleem met dit westerse superioriteitsdenken is dat het indicatief is voor het in stand houden van koloniale machtsstructuren. Het koloniale denken valt namelijk niet weg te denken uit het verlichtingsdenken – een besef dat in de ‘cultuurmarxistische en postmoderne’ academie allang is doorgedrongen. En hoe moeten we Cliteur nu eigenlijk categoriseren? Een vermenging van het geesteswetenschappelijke, politieke en rechtsgeleerdheid is een ware belichaming van het Kantiaanse conflict van de faculteiten. Het vrije academische woord is van zeer groot belang, maar dat wil niet zeggen dat het misbruikt mag en kan worden met zondebokdenken als doel. Er is namelijk niks wetenschappelijks aan het aanmerken van een probleem in de samenleving om het vervolgens te wijten aan een specifieke groep of trope zoals de feminist,
de cultuurrelativist of de islamist.

Het is zóveel gemakkelijker om een uitspraak zoals ‘meer of minder Marokkanen’ te vervolgen en te verguizen.

Het verhullen van extreemrechts en antisemitisch gedachtegoed in een wetenschappelijk jasje is gevaarlijk, onder andere omdat het zo misleidend is. Cliteur maakt gebruik aan van zijn aanzien binnen de rechtswetenschap en de Universiteit van Leiden om niet-wetenschappelijke of menswetenschappelijke claims valide te laten klinken. Dat dit een misleidend effect heeft wordt helder door de maatschappelijke reactie op FvD, die in vergelijking met Wilders redelijke acceptatie geniet. Baudet heeft immers nog geen vervolging te vrezen gehad. Omdat het men blijkbaar nou eenmaal allemaal minder goed opvalt wanneer je racisme uitdrukt met moeilijke begrippen zoals ‘de Uil van Minerva,’ ‘de boreale wereld’ of de ‘homeopathische verdunning van ons volk met alle volken van de wereld.’ Het is zóveel gemakkelijker om een uitspraak zoals ‘meer of minder Marokkanen’ te vervolgen en te verguizen.

De redeneringen van Cliteur aangaande het cultuurmarxisme en -relativisme zijn wetenschappelijk op geen enkele manier valide. En hoe je het ook draait of keert, de redenering komt hoe dan ook op hetzelfde uit; het (open) debat mag gevoerd worden door de boreaal-ogende man. Enkele weerstand tegen de boreale bubbel wordt niet geduld, en weggezet als cultuurmarxisme, en daarmee als een immanent gevaar voor onze westerse beschaving. Het is een feest van drogredeneringen en schaamteloze retoriek. In deze zin had Cliteur van meet af aan politicus moeten worden, of jurist, maar liever geen geesteswetenschapper. En waar volgens Cliteur het marxisme springlevend is, stel ik dat het antisemitische en racistische denken springlevend is, warend als spook door de boreale broedplaats.


Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s