Familieruzie, rammende deuren en ongemakkelijke etentjes. Op 17 maart beginnen de Tweede Kamerverkiezingen. De laatste jaren is extreemrechts teruggekeerd aan de keukentafel. Thierry Baudet, Victor Orbán, het lijken eerder blatende beroemdheden dan serieuze politici. Tijdens kerstdiners en dagjes weg worden mijn familiegesprekken opgeslokt door jolige opmerkingen, ‘die Baudet is een toffe peer’ en ‘Orbán is lekker bezig’. Maar in werkelijkheid zijn ze al jaren bezig om de rechten waar lhbti+’ers al ontzettend lang voor strijden, af te breken. In een familie met Orbán sympathisanten val ik als transgender persoon al snel buiten de boot.
Tekst: Tammie Schoots // Beeld: Dorota Dabrowska
We moeten de Tweede Kamerverkiezingen zien als de concretisering van een culturele contradictie die al jaren de ronde doet. Als je niet tot de ‘norm’ behoort, ken je vast wel iemand waar je van houdt of dol op bent, die een partij aanhangt fundamenteel tegen jouw rechten. Zo besloot de Partij voor de Vrijheid tegen het verbod op homogenezing te stemmen en was Forum voor Democratie het niet eens met het verbeteren van de overladen transgenderzorg. Op andere momenten in het jaar kan je het misschien weglachen, maar op 17 maart betekent het iets. Je naasten denken het niet alleen, maar handelen ook naar die ideologie. Het confronteerde mij met een vraagstuk dat anders achterwege blijft: kan ik van iemand houden die tegelijkertijd politieke opvattingen heeft die mijn bestaansrecht aantasten?
Familiediner
‘Ik weet niet of Victor Orbán jou wel in zijn Hongarije wilt hebben.’ Er had een doodse stilte moeten vallen maar die kwam maar niet. Niemand leek op te kijken van deze opmerking. Er werd guitig gelachen en het volgende biertje was alweer ingeschonken. Ik had gevraagd of ik mee zou mogen naar zijn vakantiehuisje in Hongarije, die hij had gekocht om ‘te vluchten van de buitenlanders’. Op vakantie gaan en tijd met mijn jonge achternichtjes spenderen, dat leek me gewoon leuk. Maar het werd zo’n moment waar mijn neef in een Orbán-aanhanger veranderde. Ik was niet meer hun trotse nicht naar wiens studie ze consequent vroegen, maar iets wat ze niet helemaal begrepen. Niet meer degene waar mijn kleine achternichtjes gillend naar toe renden en jaloers met hun kleine vingers door mijn lange haren streken, maar een rariteit waar eigenlijk iets heel erg mis mee is. Niet het familielid met spannende verhalen uit Amsterdam maar dié transgender. Ik had het gevoel dat ik een gesprek over mijn genitaliën en gender-wetgeving moest beginnen. Dat ik iets uit te leggen had, mij moest verdedigen. Mijn neef schoof voorzichtig een biertje mijn kant uit. Was ik weer zijn gewaardeerde familielid of het gender-gekkie? Toen hij mijn gezicht zag wist hij dat hij zijn uitspraak moest adresseren: ‘Het is toch allemaal doorgeslagen, die gender-gekte? Je hebt gewoon mannen en vrouwen. Klaar.’ Hij was overduidelijk niet verder gekomen dan een lomp artikeltje in de Elsevier. Naarmate de avond vorderde begon hij te vragen naar die ene leuke jongen. Ik was een radio-dj aan het daten, dat vond hij heel spannend. In zijn woorden, een stap vooruit van de gebruikelijke casanova’s, want ik moest wel aan mijn toekomst denken.
Het werd zo’n moment waar mijn neef in een Orbán-aanhanger veranderde
Ook mijn studies vindt hij machtig interessant. Na lange ondervragingen komt hij altijd tot de conclusie dat hij weer terug de studiebanken ingaat zodra zijn kindjes het huis uit zijn. Aan het einde van de avond, terwijl ik de deur uitloop, kijkt hij me met rozige oogjes aan ‘ik ben trots op je.’ Mijn neef haat me niet. Hij weet gewoon niet hoe hij twee kanten van mij moet verenigen. Het ijverige nichtje waar hij zo trots op is, en dié transgender, het ding. Soms kunnen we de complexiteit van een persoon niet bevatten en laten we de delen achterwege die ons niet uitkomen. Mijn neef ageert tegen de verruiming van gendernormen. ‘Ze’ mogen er allemaal wel zijn en zo, die ‘transdingen’ en ‘manvrouwen’, maar het loopt nu de spuigaten uit. Hij klampt zich vast aan de zekerheid van een kerngezin: mannen en vrouwen worden verliefd, krijgen kinderen, en zo gaat de cirkel weer rond. Het is makkelijk om iets simpels aan te hangen in een wereld vol gender- kleuren waar hij niets van begrijpt. Hij mag dat vinden. Dat vertellen Victor Orbán en Thierry Baudet hem. Nog sterker zelfs, hij moet dat bevinden. Hij is deel van een grotere strijd om de conservatieve waardes te beschermen. Maar in dat wereldbeeld pas ik niet.

Het culturele krachtenveld zet mijn neef lijnrecht tegenover mij. Het benoemen van mijn trans-identiteit in de context van extreemrechts reduceert me tot een ding. Het verandert de manier hoe ik mij tot hem en mijn familie verhoud. Het is niet Tammie die aan tafel zit, wie ik ben is opeens afhankelijk van grote krantenkoppen als ‘man is eigenlijk vrouw’ en venijnige video’s over de doorgeslagen gender-gekte. Ik wil het liefst een knuffel, een schouderklopje, horen dat ik het goed doe, maar hoe meer ik naar hem toe beweeg, des te meer hij terugschiet. Sommige seconden ben ik wat hij zo veracht, waar zijn grote helden tegen ageren. Het is een geforceerde dans waarin ik constant van rol verschiet, van zijn lieve nichtje naar transgender persoon en weer terug. Krampachtig bewegen we om elkaar heen, wachtend op de momenten dat het ter sprake komt. Dat wil ik helemaal niet. Ik wil gewoon aan tafel zitten en kunnen praten over mijn leven. Met alle complexiteiten.
Referentiekader
De aankomende verkiezingen gaan over wetgeving, maar de politieke strijd is niet zo plat als een paar regeltjes op papier. Extreemrechts is langzaam terrein aan het winnen en zet de semantische hakbijl in de rechten van minderheden. Iedereen die ‘anders’ is en buiten het Arische ideaal van de kernfamilie valt, wordt geconfronteerd met vraagstukken die tot voor kort heel normaal leken. Het is een strijd om een betekenis. Het is een bril die zich langzaam vereenzelvigt met je gezicht en opeens kan je niet anders meer zien. Je wordt geleerd dat het eigenlijk helemaal niet zo normaal is om een transgender persoon te zijn en dat ‘houden van’ niet samen hoeft te gaan met bijbehorende rechten. Wat deze partijen doen is het oprekken van grenzen die voorheen onbesproken bleven. Het leek logisch dat dezelfde rechten voor lhbti+’ers als voor de heteroseksuele cisgender meerderheid moesten gaan gelden. Maar ineens is dat niet meer zo. Uit naam van het ‘kerngezin’ en ‘de maatschappij’ wordt lhbti-wetgeving ter discussie gesteld. Het is tijdens de Tweede Kamerverkiezing dat de verandering plaatsvindt van denken naar doen. Het blijft niet meer bij ideeën in de hoofden van degenen waar je van houdt, zij kiezen daarvoor.
Kort geleden introduceerde Victor Orbán en zijn Fidesz-partij de anti-transgenderwet, het einde van transgender erkenning door de wet. En daar bleef het niet bij. In een vlaag van wetgeven tegen trans-identiteit werd het transgender mensen verboden om kinderen te adopteren. Het is een juridisch drama, maar het gaat verder dan dat. In die momenten van anti-lhbti-wetgeving zegt Orbán tegen zijn aanhangers: ‘Jij mag dit vinden, want ik doe het ook.’ Daarmee stelt hij ter discussie wat eerder een gegeven leek te zijn. Om deze normalisatie verder uit te diepen, creëert hij een valse contradictie. In de wetgeving waarin hij lhbti-mensen van adoptie weerhoudt, voegde hij het volgende toe: ‘Het recht om op te groeien in de sekse die bij de geboorte is toegewezen’ en liet hij het ‘traditionele gezin’ wettelijk erkennen. Daarmee impliceert hij dat het uitbreiden van lhbti-wetgeving ten koste zou gaan van een gezin dat bestaat uit een man een vrouw en hun biologische kinderen.

Het blijft niet bij dit internationale boegbeeld van extreemrechts, in ons eigen kikkerlandje wordt ook getrokken aan geaccepteerde minderheidsrechten. Zo stemde zowel de PVV als FvD tegen het opnemen van seksuele gerichtheid in Artikel 1 van de Grondwet. Deze toevoeging aan het anti-discriminatieverbod had concrete handvatten moeten bieden aan het tegengaan van geweld tegen lhbti’ers. Iets wat nu lastig tot niet te bewijzen is. Ook stemde de PVV tegen de transgender-en interseksewet, het juridische verbod op ‘het ongeoorloofd onderscheid maken op grond van geslachts-kenmerken, genderidentiteit en genderexpressie.’ Daarnaast is hele concrete wetgeving ook niet veilig voor de donkerbruine partijen. Zo ageerden ze tegen een verbod op homogenezing en stemde ze niet mee met een verbetering van de transgenderzorg, waar de wachtlijsten voor een intake inmiddels zijn opgelopen tot twee jaar. De juridische aanpassingen zijn onderdeel van een semantische oorlog. Hoewel de Nederlandse strijd niet zo openbaar is als in Hongarije, is het wel even schadelijk. Zo zei het inmiddels geroyeerde FvD-kopstuk Freek Jansen in een interview met de Nieuwe Revu dat de teloorgang van onze samenleving het best wordt verbeeld door transgender kinderen. Ook hier wordt het narratief van een strijd opgezet waarin het ‘klassieke’ gezin, met de bijbehorende noties van masculiniteit en vrouwelijkheid, wordt afgezet tegen een divers gender- en seksualiteitenspectrum.
Orde in de chaos
Hoe kan mijn lieve neef van mij houden en tegelijkertijd deze ijskoude ideologie aanhangen? Zo logisch als een wijdverbreid genderspectrum voor mij lijkt, zo inherent chaotisch is het voor hem. De manier hoe een leven hoort te verlopen wordt afgebroken door het idee dat hij opeens niet meer tot de norm behoort. Harde mannen, zachte vrouwen en vertederende kinderblikken; het is een kwetsbaar bestaan maar wat betekent het nog? De logica van een leven waarin je naar school gaat, werk zoekt en een gezin sticht, staat opeens op zijn kop. Vrouwen verbinden met baarmoeders en mannen met een piemel was een logische link, wat daar allemaal buiten bestond was een foutje waarvan we net deden alsof het niet bestond. Tot heel lang zei mijn familie: ‘Met Tammie is gewoon iets fout gegaan, vrouwenhersenen en een mannelijk lichaam.’ Die tijd is voorbij. De lhbti-strijd is niet meer eentje die voor een plekje vecht in de marges van de norm, maar diens geaccepteerde dominantie aan de kaak stelt. Als transgender-vrouw leid ik ook een vrouwenleven, zonder baarmoeder.
De harde realiteit van extreemrechts staat in schril contrast met de zachte liefde in de ogen van mijn neef
Die hardheid is beangstigend voor iemand zoals mijn neef. Het volatiel gesleutel aan een realiteit waar hij zich aan vast heeft kunnen houden, slaat de ondergrond onder zijn voeten vandaan. Mijn neef wil niet aan mijn rechten toornen, hij wil stabiliteit, orde en ik ben daar geen onderdeel van. Dat is wat de volksmenner zoals Orbán en Baudet doet, ze bieden een volledig wereldbeeld.‘Het is oké om je vast te houden aan iets wat altijd zo is geweest’. Die harde realiteit van extreemrechts staat in schril contrast met de zachte liefde in de ogen van mijn neef, wanneer hij zijn trots uitspreekt. Het is iets liefhebben wat je niet begrijpt. Ik ben de chaos in een veranderende wereld waarin hij zoekt naar orde.
Op de vraag hoe je van iemand kunt houden die tegen jouw rechten stemt, heb ik geen antwoord. Ik ben dol op mijn neef, maar tegelijkertijd vind ik de standpunten die hij verkondigt verachtelijk. En deze tegenstelling gaat niet alleen maar op voor transgender mensen. Zo wil de partij JA-21 een debat over abortus. Als persoon met een baarmoeder wordt je autonomie ter discussie gesteld. De SGP stemt tegen homorechten, probeer je vriendje nog maar eens mee te nemen naar je familie in de Biblebelt. Het raakt aan een fundamenteel probleem: hoe is liefde met afwijzing
te verenigen? De Tweede Kamerverkiezingen maakt deze tegenstelling zo concreet als het maar kan omdat die nare denkbeelden tot handelen leiden. Voor mij zijn de verkiezingen daarom geen viering van de democratie, maar een pijnlijk moment van verdriet. Op die ene dag worden de scheuren in de samenlevingen blootgelegd, en kan ik niet meer een oogje toeknijpen. Het gaat ergens over. Dat is wat polarisatie teweegbrengt. Die koude term in lange academische essays heeft een wezenlijk effect en splijt families en vrienden. We worden uit elkaar getrokken door de gewelddadigheid van een onderhuidse woordenoorlog. Hoe ga je daarmee om? Een ding weet ik zeker. Het is gemakkelijk om degene om wie je geeft af te schrijven als ‘van de foute kant’ maar het is veel moeilijker om de ander te leren begrijpen.
poeh, wat een arrogantie heeft dit meisje. Alles draait blijkbaar om mevrouw
LikeLike