Geen censuur, geen weet van wat spreken is

Monden worden zowel gesnoerd als gedwongen geopend en tegenwoordig kan men zogezegd ook nog worden ‘gecanceld’. Censuur doet denken aan vormen van strijd, maar ongemerkt lijken we vaak bij voorbaat al woorden in te slikken. Men mijdt conflicten en wil niemand bezeren. Babel vraagt zich af wanneer deze ‘zelfcensuur’ ons ‘zelf’ in het gezicht mept.

Tekst: Sofia de Valk /// Beeld: Imke Chatrou

Dagelijks krijgen we te maken met nieuwe vraagstukken en blijken waarheden non-waarheden te zijn. Woordenboeken blijven groeien en hulpkreten worden nog altijd zogenaamd niet gehoord. Ideeën over anderen, over hier en over de overkant van de oceaan, worden bekritiseerd of genuanceerd. De waarde van onze lichamen verandert iedere dag en de waarde van onze stem verandert daarin mee. Censuur is iets van alle tijden. Geloofshuizen die door de staat worden gesloten, sociale media die tot geweld aanzettende posts weigeren of standvastige ouders die hun kind verbieden verder dan de negentiende zender te zappen. Al sinds circa 200 v.Chr. kennen we beruchte boekverbrandingen, zoals de Chinese Keizer Shi Huangdi die geschriften van eerdere regimes vernietigde. Op 9 november herden- ken we de Kristallnacht, waarin onder het pogrom van de nazi’s, 1400 synagogen in brand werden gestoken.

Elk van mijn naasten heeft wel eens zijn mond moeten spoelen, na onschuldige verbale roekeloosheid, of door (on)bewust riskante of kwetsende uitspraken. Echter komt steeds vaker aan het licht dat men bij voorbaat van conflicten, van mogelijke meningsverschillen of bij het aan zien komen van een sterke(re) voorbijganger, zijn eigen mond al snoert. Men houdt gedachten vaak voor zichzelf, vanuit het idee een ander zo niet te kwetsen, een weerzin tegen het moeten voeren van een discussie of door angst voor verkeerde interpretaties van hun bedoeling. Deze vorm van zelfcensuur is een bescherming voor de ander, maar indirect ook een schild voor degene die deze zelfbeperking oplegt.

Elk van mijn naasten heeft wel eens zijn mond moeten spoelen, na onschuldige verbale roekeloosheid, of door (on)bewust riskante of kwetsende uitspraken.

Het veiligstellen van zowel je omgeving als jezelf klinkt redelijk en proactief. Maar deze bescherming lijkt vaker 180 graden te draaien. Denk aan kinderen die niet eerlijk aan hun ouders vertellen waardoor ze wekelijks blauwe plekken hebben en hoe hun fietsband toch constant lek gaat. Het in toom houden van emoties om de ander niet tot last te zijn kan op lange termijn leiden tot zelfdestructie. Of denk aan die medestudent van tien jaar geleden met een provocerende denkwijze over andermans geloofsovertuigingen, waarmee niemand de discussie aandurfde. Is het mogelijk te stellen dat wanneer jij een mogelijk nuancerend alternatief had gegeven, de voormalig student nu niet geradicaliseerd was?

Zelfcensuur is een gevolg van angst voor de beruchte censuur door overheid of private instanties, waarbij de beperking van het uitspreken buiten eigen macht om wordt opgelegd. Wat deze beperking van expressie precies inhoudt en waar de wil voor deze controle over de verspreiding van bepaalde informatie vandaan komt, is niet direct te vatten. Het is soms onduidelijk of het gevreesde woord ‘censuur’ enkel gaat over het niet mogen uiten van onze hersenspinsels, of dat censuur ook het verbod omvat om bepaalde kennis of ideeën op te nemen, te lezen of te willen begrijpen. De staat of een privaat bedrijf dat een publicatie verwijdert, kan als beschermend wezen voor kwetsbaren worden gezien, maar ook als onderdrukker van vrijheid van meningsuiting. In artikel 7 van de Grondwet wordt de vrijheid van meningsuiting beschermd door een verbod op algemeen censuur. Hierbij stelt de wet geldende regels over wanneer uitspraken toch ingetrokken moeten worden. De staat kan deze wetten inzetten om aanzet tot (verbaal) geweld of om burgers te beschermen. Dit laatste is in de geschiedenis helaas al vaker misbruikt door overheden. De preventieve vorm van censuur is echter in Nederlands sinds 1977 verboden, als bescherming voor de vrijheid van meningsuiting. Dit betekent dat censuur voornamelijk het achteraf deleten van publicaties betreft. Hoe de afwezigheid van preventieve censuur gecontroleerd kan worden, lijkt een ingewikkeld vraagstuk. Men hoeft slechts een beetje te manipuleren met woorden om een bepaald boek ongemerkt onmogelijk verkrijgbaar te maken voor anderen.

Censuur in schaapskleren

Vorig jaar werd ik geprikkeld door een college over de Kritische theorie en de filosoof Adorno, een belangrijk vertegenwoordiger van de Frankfurter Schule. Met een paar studiegenoten meldden we ons aan voor een lezing diezelfde week, over de zojuist in het Nederlands uitgebrachte voordracht van Adorno ‘Aspecten van het nieuwe rechts radicalisme.’ Dit essay toont een analyse van de middelen en tactieken van het nieuwe rechts-radicalisme en hoe het gevaar van het rechts-radicalisme in elke actualiteit kan loeren, alhoewel vermomd in andere kledij dan het stereotype doet verwachten. De zaal zat vol met schrijvers, studenten, geïnteresseerden op leeftijd en andere denkers; er heerste een ontvankelijke sfeer. Totdat langzamerhand iedereen in hun ooghoek een onverwachte gast op het balkon zag. 
Voorman van Forum voor Democratie Thierry Baudet, zat omringd door zijn wingmen aan het gangpad, waar ik hem door mijn wimpers gedurende de hele lezing vermoeid op zijn geelgekleurde Iphone zag scrollen. Zijn vermoeidheid kon ik mij enigszins voorstellen. Voor mij was de avond enerverend, een nieuw soort omgeving. Hij zat vast en zeker veel te vaak op houten tribunestoeltjes, naar moeilijke woorden te luisteren die hij al minstens vijftien jaar iedere dag om zijn oren hoort vliegen — al dan niet vijandig tot hem gericht of als verweer tegen de kritiek over zijn ideeën voor de veiligheid van ‘ons’ land. De opmerkzame onvoorspelbaarheid in de zaal werd gelukkig beantwoord in de laatste tien minuten van de lezing, waar hij met zijn sidekicks opstond om een kritische vraag in de trant van de zojuist besproken mogelijke wederkeer van het rechts-radicalisme te beantwoorden. Ik kan mij niet veel van de inhoud van zijn uitspraken herinneren, qua essentie kon ik tussen de Hegeliaanse woorden volgens mij weinig verbanden zien. Echter herinner ik mij des te beter de situatie die volgde. De politicus was eerder de zaal uitgegaan, met zijn metgezellen op de voet, terwijl in de zaal nog het applaus en een dankwoord voor de sprekers volgde. Toen ik de zelf de tribune afliep, de foyer betrad en vastberaden naar de ingerichte balie liep om Adorno’s vertaalde essay te kopen, zag ik een bekende achter de balie staan. Ze kijkt geschrokken, maar deelt direct haar zojuist gebeurde verwarrende ervaring. ‘Hij heeft ze allemaal opgekocht. Althans, hij wilde alles hebben wat ik ik nog had. Ik heb nog een klein doosje achter staan, maar hij was nogal dwingend. Kijk, ik moest een factuur naar zijn rekening van FvD sturen. Wilde je er eentje hebben? Sorry, ik ga dat doosje achter even halen.’

Er is veel te speculeren over wat die avond werkelijk gebeurd is. Tijdens de lezing had ik als kersverse filosofiestudente hoogstwaarschijnlijk te weinig kennis om alles te begrijpen wat in de lezing werd gezegd. Wie weet zag Baudet de net verschenen oplage van dit essay als kans om zich samen met zijn partijleden te verdiepen in de woorden van hun linkse  gesprekspartners, die de dialectiek en verlichting wellicht anders definiëren. Al dan geeft het mij een misplaatst gevoel dat iemand zich mateloos lijkt te vervelen tijdens een lezing, waarna hij wel 250 boeken verorbert waarvan de inhoud hem waarschijnlijk niet goed uit de verf laat komen.

Censuur tegen censuur

Men kan zich afvragen of Baudet hier doelbewust een onmogelijkheid creëerde om ander publiek toegang te bieden tot de waarschuwing voor rechts-radicale ideeën, inclusief de bijgevoegde schets van de hedendaagse collectie schaapskleren die extreemrechtsen zouden kunnen dragen. Echter is de actie op zichzelf juridisch gezien niet verboden. Als dit bovendien een werkelijke vorm van censuur zou zijn geweest, was Baudets actie fel tegen zijn eigen standpunt in, die hij 10 januari poneerde bij Op1. Aan de talkshowtafel werd afgelopen maand het onderwerpcancel-culture besproken naar aanleiding van de commotie rondom Twitter, die —destijds nog president— Trump, cancelde wegens ‘het risico op verdere aanzet tot geweld.’ Baudet gaf aan een anti-censuurwet te willen indienen en deze binnen zijn partij al te hebben uitgewerkt. Volgens hem zouden er nu coupes worden gepleegd door extreemlinkse partijen, middels Twitter en Facebook, die schaamteloos de vrijheid van meningsuiting bij mensen aantast. Met twee vingers aan beide oren krommend, waarmee hij volgens mij de al wat cynische aanhalingstekens wilde uitbeelden, legde hij uit: ‘Ik wil dat de staat deze “juridisch gezien” private ruimte gaat beschermen, aangezien deze de “feitelijk gezien” publieke ruimte, openbaar maakt.’ 

Door technologische ontwikkelingen suizen politieke of maatschappelijke meningen, propaganda, maar daarmee ook oproep tot haatzaaiing, geweld en misbruik, met een sneltrein door de kanalen.

Deze uitspraak spookte nog wat dagen door mijn hoofd. De puzzelstukjes lijken niet te passen. Aan de ene kant mogen we volgens Baudet anderen niet verantwoordelijk houden voor de mogelijke gevolgen die aan opgeworpen uitspraken worden verbonden. Anderzijds zouden we verplicht zijn om alles te plaatsen, ongeacht smaak of persoonlijke overtuiging; omdat dit dan de innerlijke wens is van de voorman van het rechtse forum. Facebook en Twitter zijn private bedrijven, maar deelname aan deze platforms is een gekozen publiekelijke actie, en bevat de keuze om mogelijk bekritiseerd te worden door uiteenlopende overtuigingen. Door technologische ontwikkelingen suizen politieke of maatschappelijke meningen, propaganda, maar daarmee ook oproepen tot haatzaaiing, geweld en misbruik, met een sneltrein door de kanalen. Dat Twitter Trump liever niet meer op hun platform ziet, toont dat er angst is en grenzen niet geaccepteerd lijken te worden. Met het bestaan van duizend en één andere sociale media, beperkt deze cancel van Twitter de voormalige president niet in het delen van zijn gedachten met de rest van wereld. Wellicht is er wel een nieuw onderwerp om over te spreken; over waar de grenzen liggen van bijvoorbeeld andermans angst of tolerantie.

Geen vrijheid zonder beperking

Iedereen kent grenzen in doen en laten, welke worden bepaald door regels, intuïtieve gevoelens en maatschappelijke conventies. Dit soort vormen van zelfcensuur is een individueel opgelegde beperking, vanuit het inspelen op voorspelde reacties. In mijn omgeving vroeg ik een tiental verschillende mensen om hun ervaring met het bewust of onbewust inhouden van bepaalde uitspraken,  bewegingen, of andere verlangens te delen. 

Over het algemeen vonden mensen het moeilijk om direct antwoord te geven op de vraag of zij zichzelf wel eens inhouden om bepaalde uitspraken, bewegingen, of andere manieren van expressie te uiten. Vaak leek men niet zeker of hun antwoord wel de juiste zou zijn. Nadat ik nogmaals benadrukte dat het hun ervaring is, waar alleen zij het antwoord op hebben, kreeg ik diverse reacties. Zo stelde een student psychologie aan de Universiteit Utrecht, dat hij sinds het publiekelijke debat omtrent Black Lives Matter, veel over het wel of niet uitspreken van zijn standpunt heeft getobd. Na een verwilderde discussie hierover besloot hij in het vervolg zijn mond te houden. ‘Het had geen zin om nogmaals als enige mijzelf te moeten verdedigen en de sfeer naar beneden te halen. Ik had het gevoel dat er geen winst te behalen was, in zowel poging tot overtuiging als überhaupt al een luisterend oor bieden. Dit slaat eigenlijk nergens op, want ik sta wel 200% achter mijn gevoel.’ Angst, onzekerheid, maar ook liefde blijken voor heroverweging te zorgen. ‘Als de koning voor mijn deur zou staan zou ik hem als overtuigd Republikein de toegang willen weigeren, maar ik laat hem binnen. In dit geval vanwege mijn partner die fan is van het tv-programma Blauw Bloed,’ aldus een 77 jarige theaterregisseur. 


Een docent aan de Hogeschool in Tilburg slikt haar eigen lach regelmatig in, om haar studenten juist voor het gevaar van zelfcensuur te beschermen. Ze vertelt hun altijd: ‘domme vragen bestaan niet, dus durf alles te vragen,’ maar toch moet ze haar lachspieren soms stiekem temmen. De schrijver Femmetje de Vries schreef afgelopen jaar in Het Parool dat ze in de Joodse cultuur binnen de beperkingen een schoonheid is gaan ervaren. ‘Juist de onbegrensde vrijheid in onze maatschappij kan beklemmend zijn en stress geven. Terwijl je binnen de begrenzing van regels soms veel meer vrijheid kunt vinden.’ Mijn oom uit Breda vindt ook zijn vrijheid en heling in zelfcensuur. Hij schreef mij: ‘Er liggen grenzen bij het onherstelbaar kwetsen en normatief beschouwen.’ Vroeger was hij rücksichtslos direct, nu herkent hij zijn geldingsdrang en ziet daarnaast ‘een vrijheid om zijn uitspraken, bewegingen of andere verlangens van expressie voor zich te houden.’ Een docent aan de Faculteit Geesteswetenschappen schetste mij de verschillen tussen een onafgebroken vorm van censuur in persoonlijke relaties, en de meer doordachte manier van het begrenzen in haar werkveld. Zo concluderen meerdere mensen dat maatschappelijke conventies als politieke en pedagogische perspectieven ervoor zorgen dat er geen vrijheid bestaat zonder het gegeven van een vorm van censuur.

Wolven komen in schaapskleren, deze schaapskleren veranderen van kleur en textuur.

Wolven doen niet aan censuur

Zelfcensuur staat niet los van censuur. Zelfcensuur lijkt als een kinderlijke les te werken, waarbij we binnen onze eigen ervaring denken te hebben geleerd wat relevant en toegestaan is qua gedrag. Belangrijk is dat kritiek op de ander ook op onszelf wordt gericht. Reflectie op het effect van jouw aanwezigheid, maar ook op je zwijgen. Censuur is een wettelijke maatregel, maar in essentie kan ook middels manipulatie een onmogelijkheid voor anderen worden gecreëerd, om bepaalde boeken te openen. Een ‘anti-wet’ neemt iemand de innerlijke drijfveren af om te zwijgen uit bescherming, of vermijdt het aanleren van wat ‘te ver gaan’ is. We dienen te begrijpen waar de grenzen liggen tussen ‘op ons hoede zijn’ voor innerlijk of actief leed, en het argeloos wegflikkeren van de mening die ons niet deert. Wolven komen in schaapskleren, deze schaapskleren veranderen van kleur en textuur. Als de staat daadwerkelijk verantwoordelijk wil zijn voor de rechtvaardiging of beschuldiging van wat kwetsend, haatzaaiend of discriminerend is, dient ze met het hele volk hun beweegredenen te delen. Het opkopen van boeken die het radicalisme de mond proberen te snoeren, is wellicht een slappe grap om toekomstige censuur op de voorman zijn eigen uitspraken vóór te zijn. Een slappe grap voor critici, maar voor deze politicus kan het metafoor misschien eigenaardig bevredigend zijn, wanneer hij ’s avonds in het knetterend linkse vuur zit te staren.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s