Hou jij ook van mij?

Na een maand leegte is deze keer een existentiële filosoof aan de beurt: Jean-Paul Sartre. Eigenlijk een beetje te laat aangezien Valentijnsdag alweer een tijdje terug is, maar we gaan het hebben over liefde. Sartre karakteriseert het als een conflict. Waarom en hoe?

Jean-Paul Sartre (1905-1980) is vooral bekend door zijn existentiële filosofie. Existentialisme is een filosofie die zich bezighoudt met het menselijke. Een beginpunt in deze filosofie is het angstige gevoel van leven in een absurde wereld. Het individu is hierdoor verward en gedesoriënteerd. Bij Sartre is dit idee in zijn filosofische, maar ook in zijn literaire schrijven terug te zien.

In een van zijn hoofdwerken Het zijn en het niet (oorspronkelijk: L’Être et le néant) bespreekt Sartre wat de ander voor mij betekent. Hij karakteriseert deze houding aan de hand van de blik. Een ander doet mij bestaan (doet mij zijn) door zijn blik. Ik kan mijzelf nooit zien, maar een ander kan dat wel – daardoor doet de ander mij zijn. Sartre stelt daarmee dat de ander – door zijn blik – het geheim van mijn zijn bezit. Datgeen van mezelf dat ik nooit kan kennen, is juist hetgeen wat de ander weet, en wat mij karakteriseert. Om dat geheim te ontdekken moet ik ten aanzien van mezelf het standpunt van de ander innemen.

In de liefde onthult dit zich in het willen bezitten van de ander. Ik wil mijzelf kunnen funderen, maar dat fundament bevindt zich bij de ander. Ik zal dus de ander in mij op moeten nemen om mijn fundament, mijn vrijheid te herwinnen. Hieronder zal ik proberen uiteen te zetten hoe dit herwinnen volgens Sartre in zijn werk gaat.

Om te beginnen stelt Sartre dat tussen zelf en ander een wederkerige relatie bestaat: dat wat voor mij geldt, geldt ook voor de ander. In zekere zin is er sprake van een conflict. Door de blik van de ander besta ik in de wereld. Maar dit is een contingent fenomeen – willekeurig welke persoon bezit die blik, maar het is wel míjn fundament dat diegene bezit. Wil ik dit fundament in mezelf opnemen, dan moet ik de ander in mij opnemen, zonder daadwerkelijk de ander te doen laten verdwijnen. Mijn zijn hangt immers af van het bestaan van een ander. Ik zal dus eigenlijk alleen vanuit mezelf het standpunt van de ander in moeten nemen, terwijl ik constant bevestig dat ik niet die ander bén.

De ander ziet mij slechts als object tussen andere objecten, terwijl ik hem zie als mijn ultieme project om mezelf te herwinnen. Ik probeer op de vrijheid van de ander in te werken zodat hij mij niet meer als object tussen andere objecten ziet – en dat is het ideaal van de liefde.

Algemeen gesteld gaat liefde als volgt in zijn werk. Zoals gezegd moet ik op de vrijheid van de ander inwerken. Maar ik wil wel dat diegene een vrijheid blijft houden, anders is het een automaat die van mij houdt. Ik wil dus diegene zijn vrijheid áls vrijheid bezitten. In het algemeen stelt Sartre dat de minnaar er voor gekozen heeft dat de beminde verschijnt. Hiermee is de minnaar de absolute grens van de vrijheid van de beminde. Die is immers afhankelijk van de keuze van de minnaar. Als minnaar wil ik dus de grens, of de voorwaarde, voor het bestaan van de wereld van de beminde zijn. Alles wat in de wereld van de beminde verschijnt is daar slechts, omdat ik die wereld voor diegene laat bestaan.

Dit is nog maar één kant op. De beminde houdt nog niet van mij. Hoe gaat dat dan in zijn werk? Vooralsnog ben ik voor de beminde slechts een object tussen andere objecten. Ik moet dus op de een of andere manier er voor zorgen dat ik daadwerkelijk de grens van haar wereld word. Ik moet mijzelf tot een verleidelijk object maken. Dit kan onder andere door te laten zien hoe rijk ik ben of hoeveel relaties tot andere mensen ik heb. Zo ben ik als het ware de bemiddelaar tussen de beminde en haar wereld.

Zodra de beminde hierdoor verleid wordt en mij gaat zien als aantrekkelijk object zal zij op haar beurt bemind willen worden. Dan gaat het hele rijtje dat ik hierboven heb opgenoemd ook voor de beminde op. Dan word ik ander, en dan ben ik degene die het fundament van haar bestaan bezit. Deze relatie tussen zelf en ander is dus wederkerig.

Dit is natuurlijk geen volledige uitleg van wat Sartre doet. Wil je het konijnenhol induiken? Kijk dan eens naar de volgende titel:Sartre, J-P., vert. F. de, Haan, 1943, Het zijn en het niet: proeve van een fenomenologische ontologie, Lemniscaat, Rotterdam

Tekst: Arthur Meijer // Beeld: Winonah van den Bosch

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s