College has started again, tourists are not welcome in the garden and in the building.
Tekst: Arthur Meijer // Winonah van den Bosch
Daar sta je dan met een peuk in je hand, terwijl een groep toeristen je argwanend staat aan te gapen alsof je een dier in de dierentuin bent. De Marlboro-man presenteerde het toch een stuk romantischer. Als je bij de Oudemanhuispoort bent geweest sinds het begin van het huidige studiejaar, herken je het bovenstaande bord wel, met de bijbehorende reactie van de enthousiaste – totdat ze het bord zien – toeristengroepen. Het beste dat je daartegen kan doen, is vanachter je mistwolk argwanend terugkijken. Tegenwoordig mag je het ook een rookwolk noemen. Vroeger noemden ze het mist: toen bestond er nog geen term voor roken (de wolk leek op mist en de roker dronk als het ware de mist op). Waarom roken we eigenlijk, en is er verschil tussen de man als roker en de vrouw als roker? Zelf ben ik er niet erg in thuis, en wat ik erover lees is nogal vaag: niemand schijnt het exact te weten.
Maar goed, zelf ben ik nooit gaan roken uit rebellie of om mezelf mannelijker te voelen, dan wel te doen lijken. Sterker nog: ik rook, na vele omwegen, de shag die mijn moeder ook rookt. Mijn vader rookte Gauloises, intussen is hij ook overgestapt op Drum. Ik heb ook wel Gauloises gerookt; ik ben zo’n beetje elk bekend merk afgegaan voordat ik uiteindelijk een Drum-roker werd. De doorslag was eigenlijk de Oudemanhuispoort, daar komt zo’n beetje iedereen in de pauze met een filter tussen de lippen naar buiten om een sjekkie te draaien. Als student heeft dat hoogstwaarschijnlijk een economische oorsprong. Daar ligt trouwens het hoogtepunt van mijn ‘rebellie’: mijn moeder zou voor geen goud een filter meedraaien – ik zweer erbij.
Bij mij thuis rookt iedereen; ik ben uit pure nieuwsgierigheid ook begonnen. In de tijd van mijn ouders was het gebruikelijker om te roken dan nu: punkers, rockers en zo’n beetje elk bekend figuur had wel een sigaret tussen de lippen hangen. Tegenwoordig zie je het steeds minder. Waar ikzelf nog de meeste rokers zie is op de universiteit of op de portretfotootjes op de achterkant van filosofieboeken (wat het stigma ‘intellectuele roker’ aanwakkert). Naast een ivoren toren komt een verduisterende rookwolk op zijn tijd ook van pas wanneer je de wereld aanschouwt. Voor mij blijft roken toch een vorm van terugtrekken: kwartiertje voordat een tentamen begint? Peuk. Pauze tijdens het studeren? Peuk. Is dat mannelijk? Is dat vrouwelijk? De bekendste figuur van het roken is waarschijnlijk toch nog de Marlboro-man, die als een loner-cowboy op de rug van zijn paard een sigaretje rookt. Dat heeft wel een ‘western-vibe’, die hoogstwaarschijnlijk als mannelijk wordt gezien.
Volgens mij is het onderscheid mannelijk/vrouwelijk lang niet zo goed afgebakend als we zouden willen. Voor mij zijn zaken als standvastigheid, autonomie en eigen inzicht, dingen die onder mannelijk zouden vallen, maar een vrouw die deze eigenschappen bezit is zeker niet minder vrouw en meer man. Veel van de eigenschappen, of liever deugden, die onder de ene categorie vallen, passen ook prima in de andere: deugden zijn immers eigenschappen die jou als persoon beter maken, of vooruithelpen, ongeacht of je nu man of vrouw bent. Een verslaving, roken dus ook, valt naar mijn mening niet onder deugden, en vind ik dus niet bepaald mannelijk of vrouwelijk. De enige reden om een onderscheid te maken binnen het roken lijkt mij een reclamestrategie te zijn, zoals de Marlboro-man dat uiteindelijk ook is. Waarom zou iemand een dunnere, langere sigaret genaamd Vogue of Glamm roken tenzij er wordt beargumenteerd dat je dan je vrouwelijke elegantie beter kan tonen? Waarom wordt iemand die een sjekkie rolt al gauw een bouwvakker genoemd? Waarom lijk je plotseling intellectueel als je in je eentje in stilte een sigaret oprookt? Mij lijkt het niet dat je plotseling alle regels van elegantie doorhebt, een gebouw kan neerzetten of oneindigheid kan verklaren, wanneer je een bepaalde sigaret opsteekt. Maar het is natuurlijk wel fijn om met zoiets simpels ergens bij te kunnen horen. Daarnaast heeft de sigaret sinds de Tweede Wereldoorlog nog een extra positieve connotatie gekregen: de Amerikaanse soldaten hadden ze in hun rantsoen zitten en deelden ze uit onder de bevolking van de bevrijde gebieden. Daardoor hoorde de sigaret bij het imago van de good guys.
Ik denk eerlijk gezegd niet dat we roken om ons mannelijker of vrouwelijker te voelen; dat onderscheid is later pas aangebracht. Ik denk dat het uiteindelijk neerkomt op ‘het onttrekken aan het alledaagse’: net als alcohol hangt nicotine als een mist in je hoofd en lijken je alledaagse zorgen net even minder erg, ook al is het maar voor vijf minuten. Wie weet, misschien komen we er wel achter als we ons even terugtrekken en erover nadenken onder het genot van een sigaret.