Door: Cornelis van der Plas en Kay Rutten
Beeld: Imke Chatrou
Op dit moment is de tentoonstelling 1001 vrouwen in de 20ste eeuw van historica Els Kloek te zien in het Amsterdam Museum, naar aanleiding van haar gelijknamige boek. Zij laat ons kennismaken met bijzondere en belangrijke vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis. Van politici tot kunstenaars, van atleten tot academici. Dit gaf Babel het excuus om een paar van onze eigen UvA kopstukken uit te lichten. Sommige vrouwen zijn geleend uit de lijst van Kloek, maar er zijn ook vrouwen waarvan wij vonden dat die genoemd moesten worden. Hoe veroverden deze vrouwen een plekje in deze canon?
Om in aanmerking te komen voor een plek in de tentoonstelling moet je naast vrouwzijn, ook iets voor het eerst gedaan hebben of excelleren in een vakgebied. Kloek wil met het boek en de tentoonstelling met name de jonge generatie bereiken en hun doordringen van de prestaties van deze vrouwen. Volgens haar wordt de maatschappelijke positie van de vrouw tegenwoordig snel als een vanzelfsprekendheid gezien, terwijl die juist zwaar bevochten is. Het is om die reden dat Kloek maar liefst 1001 vrouwen aanvoert, om duidelijk te maken dat die inmiddels vrijwel gelijkwaardige maatschappelijke positie pas zeer recentelijk een feit is.
Eerste viool spelen
Rond het einde van de negentiende eeuw en aan het begin van de twintigste eeuw was dat nog allerminst het geval. In deze periode namen steeds minder vrouwen genoegen met een plaatsje op de tweede rang en eisten een plek op de voorgrond. De opkomst van de vrouwenbeweging zorgde er uiteindelijk voor dat meer vrouwen konden studeren en uiteindelijk ook aanstellingen aan universiteiten konden bemachtigen. Deze vrouwelijke academici gingen op den duur ook andere accenten leggen in hun onderzoek dan hun mannelijke collega’s. De door mannen gedomineerde wetenschap had lange tijd weinig oog voor de prestaties van vrouwen; vrouwelijke historici begonnen wél aandacht te schenken aan de rol die vrouwen hebben gespeeld in onze geschiedschrijving.
Wegbereiders
Tussen de 1001 vrouwen van de tentoonstelling vonden we de historica Johanna Naber (1859-1941). Tijdens haar leven publiceerde ze een groot aantal biografieën van vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis. Misschien wel haar meest befaamde werk is het boek Wegbereidsters uit 1909: een geschiedenis van vrouwen die de weg hadden vrijgemaakt voor de Nederlandse vrouwenbeweging. Als historica, hoewel zonder graad, was ze geen lichtgewicht. De befaamde historicus H.Th. Colenbrander (1871-1945) leunde – naar verluidt iets te veel – op Nabers standaardwerk over de Franse tijd toen hij een monografie over dezelfde periode schreef.
Haar nalatenschap is niet gering geweest. Naast geschiedschrijving bereikte ze ook een groot publiek met het schrijven van humoristisch polemische pamfletten over de beperkingen van vrouwenarbeid. Atria, het Amsterdamse kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis, heeft ze mede helpen oprichten. Verder was ze ook nog actief als gemeenteraadslid voor de Vrijheidsbond in Amsterdam, een verre voorloper van de VVD.
In 1917 werd in Nederland de eerste vrouwelijke hoogleraar benoemd: Johanna Westerdijk (1883-1961). Zij werd buitengewoon hoogleraar in de ziekteleer der planten (fytopathologie) in Utrecht. In 1930 kreeg zij ook nog een leerstoel in Amsterdam. Westerdijk stond niet alleen bekend om haar werklust maar ook om haar voorliefde voor feesten, drank en dans. Boven haar deur in het Phytopathologisch Laboratorium in Amsterdam stond haar levensmotto in steen gebeiteld: ‘Werken en feesten vormt schoone geesten.’ Ze zou uiteindelijk bijna vijftig jaar directeur van het Phytopathologisch Laboratorium blijven. Westerdijk bleek een grote stimulans te zijn voor vrouwelijke studenten in de biologie. In haar laboratorium werkten en promoveerden er eerder nooit zo veel vrouwen onder een hoogleraar.
Een nieuwe wind in de academie
Niet elke vrouw uit de lijst heeft constant de wind van voren gehad. Het talent van de fonetica Louise Kaiser(1891-1973)heeft haar de eerste vrouwelijke lector gemaakt aan de Universiteit van Amsterdam. Kaiser geldt als een pionier in de fonetiek, waarbij zij zich vooral richtte op de bewoners van Urk, die door de geïsoleerde ligging van het eiland een interessant onderzoeksobject vormden. Zij deed baanbrekend onderzoek in de fonetiek, een onderdeel van de taalkunde dat zich bezighoudt met de bestudering van de fysiologische en fysische aspecten van spraak. Bij het onderzoek werden onder andere de hoogtes van het gehemelten van Urkers opgemeten en hun haar- en oogkleur onderzocht.
Terwijl Kaiser haar baanbrekende werk in relatieve luwte kon volbrengen, hadden andere vrouwelijke academici het moeilijker. Een daarvan was Derkje Hazewinkel-Suringa (1889-1970), de eerste vrouwelijke hoogleraar aan een Nederlandse rechtenfaculteit en later de eerste vrouwelijke decaan van de Gemeentelijke Universiteit, de voorloper van de UvA. Haar benoeming tot hoogleraar in 1932 deed een hoop stof opwaaien: volgens critici had ze weinig ervaring in het specifieke vakgebied; strafrecht en strafprocesrecht. Daarnaast was ze ook nog eens getrouwd en moeder van drie kinderen, in een tijd waarin het gebruikelijk was dat vrouwelijke ambtenaren ontslagen werden wanneer zij trouwden. Haar critici werden snel de mond gesnoerd, want het naslagwerk Inleiding tot de studie van het Nederlands strafrecht gold jarenlang als het standaardwerk voor beginnende strafrechtstudenten. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was zij een van de weinige hoogleraren die zich bleef verzetten tegen de invloed van de Duitse bezetter op de Amsterdamse universiteit.
Een andere pionier die niet zo moeilijk was om op te graven uit de geschiedenis was Emilie Haspels (1894-1980). De Nederlandse klassieke archeologe deed baanbrekend onderzoek in de Anatolische archeologie. Na haar promotie bij de École française in 1935 legde ze zich eerst vele jaren toe op veldwerk in Turkije. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak kon zij niet terugkeren naar Nederland en besloot ze in Istanbul te blijven. Daar kreeg ze een aanstelling aan de universiteit. Aldaar bleken adequate leermiddelen in haar vakgebied te ontbreken, waardoor ze besloot zelf een handboek genaamd Eski YunanBoyalıKeramiği in het Turks uit te geven over Griekse keramiek.
Na de oorlog keerde de archeologe terug naar Nederland, waar ze in 1946 benoemd werd op de leerstoel Klassieke archeologie aan de UvA. Tegelijkertijd werd zij de eerste vrouwelijke directeur van het Allard Pierson Museum. Haar hoogleraarschap bleef ze combineren met veldwerk en bij haar emiraat in 1965 ontving Haspels de onderscheiding van Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
Veelzijdige politica’s
Hoewel Kloek zich voornamelijk richt op Nederlandse vrouwen van naam die al overleden zijn, vinden wij het belangrijk om ook een aantal levende vrouwen in de spotlight te zetten. Iemand die bijvoorbeeld absoluut niet mag ontbreken is jonkvrouwe Jacqueline de Savornin Lohman (1933), hoogleraar andragogie aan de UvA. Adragogie is een stroming binnen de pedagogiek over de opvoeding en vorming van volwassenen. Lohman specialiseerde zich vooral in thema’s rondom gedwongen en vrijwillige hulpverlening. Naast hoogleraar was zij een van de initiators van de politieke partij D66 en voor die partij zat zij ook enkele jaren in de Eerste Kamer. Inmiddels is ze met emiraat en geeft geen colleges meer, maar ze zit niet stil: sinds 2003 treedt zij op als cabaretière.
Sommige vrouwen veroverden een plekje in de geschiedenisboeken op een minder conventionele wijze. Een voorbeeld van zo iemand is Annemarie Grewel (1935-1998). Zij was, als pedagoge, activiste, politica en bestuurder, een zwaargewicht. Naar eigen zeggen was ze drievoudig gehandicapt: ze was van joodse komaf, lesbisch en feministe.
Die zelfbenoemde achterstand belette haar overigens niet om stevig op de voorgrond te treden: zo was ze tussen 1975 en 1981 voorzitter van de Partij van de Arbeid en bekleedde ze nevenfuncties als voorzitter van de Universiteitsraad van Amsterdam. Dit waren maar een paar van de vele voorzittersfuncties die ze had. Vandaar dat ze ook wel dé voorzitter van Nederland werd genoemd. Haar rappe en scherpe tong, eigenzinnigheid en humor maakte haar overal een bijzondere verschijning doordat ze zich door niets of niemand iets wijs liet maken. Hier maakte ze dan ook goed gebruik van als lid van de Eerste Kamer en columniste. Zo wilde ze alle boeken van Willem Frederik Hermans uit de bibliotheken van Amsterdam laten verwijderen, omdat Hermans’ bezoek aan Zuid-Afrika de boycot tegen dit land zou hebben geschonden.Voor Grewel was vrouwenemancipatie wel belangrijk, maar het ging haar meer om het opheffen van sociale ongelijkheid. De positie van de vrouw was voor haar slechts een onderdeel van dat doel.
Vandaag de dag, nu er meer vrouwelijke studenten op de UvA rondlopen dan mannelijke, en ook het aantal benoemingen van vrouwelijke hoogleraren steeds verder stijgt, is het makkelijk om het belang van de geschiedenis van bovenstaande pioniers uit het oog te verliezen. Wie denkt dat de positie van de vrouw een vanzelfsprekendheid is moet toch eens even langsgaan bij de tentoonstelling over deze wegbereiders. Juist ook om de huidige maatschappelijke positie van de vrouw in Nederland op haar waarde te blijven schatten.
Benieuwd naar nog meer vrouwelijke pioniers aan de UvA? Tot en met 19 maart kun jein het museumcafé van het Allard Pierson Museum, naast Emilie Haspels, de portretten en biografieën van tien andere belangrijke vrouwen uit de geschiedenis van de UvA bewonderen. De toegang is gratis, maar de ervaring onbetaalbaar.