De afgelopen jaren is er een toename te zien van het aantal demonstraties, met als duidelijk voorbeeld de koffiedrinkende demonstranten op zondagmiddag op het Museumplein. Hun anticorona-demonstraties haalden wekelijks het nieuws, niet alleen vanwege de controversiële houding van de demonstranten – ze hielden zich natuurlijk niet aan de coronamaatregelen – maar ook vanwege de forse inzet van de Mobiele Eenheid. Hoe komt het dat de politie steeds harder lijkt in te grijpen bij demonstraties? Mag dat zomaar? En wat betekent dat ingrijpen voor toekomstige protesten?
Tekst/// Max Rensink Beeld/// Bob Foulidis
De demonstraties tegen de coronamaatregelen op het Museumplein leidden wekenlang tot charges met politiepaarden en de inzet van ‘waterwerpers’, een eufemistisch woord voor waterkanon. Op AT5 was live te zien dat de demonstranten zich vaak niet zonder slag of stoot overgaven, wat tot een grimmige sfeer leidde. Tijdens de eerste zondagmiddagdemonstraties kwamen er bovendien regelmatig hooligans op het protest af. Zij leken maar wat graag te willen knokken met de politie. Later veranderde de grimmige sfeer echter in een gemoedelijke – zoals Het Parool op 18 april beschreef, hadden de meeste relschoppers op een gegeven moment een Museumpleinverbod – en leek het politieoptreden op zijn zachtst gezegd overdreven.
De demonstranten hielden zich weliswaar nauwelijks aan de coronaregels, maar tussen het handhaven van deze regels en het ontruimen van een volledig plein met wapenstokken, honden en waterkanonnen zit een wereld van verschil. Ook tijdens het afsluitende protest op 14 maart ontruimde de politie het Haagse Malieveld met grof geschut. De gemeente en politie kondigden vooraf al aan dat er slechts een beperkt aantal demonstranten toegestaan zou worden en tijdens de demonstratie verspreidden zij het bericht dat mensen niet meer naar het Malieveld moesten komen. Toch liep het uit de hand.
Tussen het handhaven van de coronaregels en het ontruimen van een volledig plein met wapenstokken, honden en waterkanonnen zit een wereld van verschil
Sociale media
De ME greep hard in en er kwam veel kritiek op haar optreden: naar aanleiding van de op sociale media circulerende beelden van ME-geweld zijn er verschillende onderzoeken ingesteld en stelde de Tweede Kamer vragen aan de minister van Veiligheid en Justitie Ferd Grapperhaus. Volgens Grapperhaus doen beelden niet altijd recht aan daadwerkelijke gebeurtenissen. Gemonteerde beelden kunnen zeker vertekend zijn, maar de vraag is of dat echt zo’n groot verschil heeft gemaakt bij bijvoorbeeld de beelden van een weerloos op de grond liggende demonstrant die meerdere keren met een wapenstok wordt geslagen, alvorens hij door een hond wordt gebeten.
Door alle onrustig verlopen demonstraties van de afgelopen maanden en het daaropvolgende harde ingrijpen van de politie lijkt er een trend zichtbaar: burgers lijken snel geweld te gebruiken tegen de politie, die op haar beurt ook snel overgaat tot hardhandig ingrijpen. Onder andere vanwege deze ontwikkelingen gaan er stemmen op om het geweldsmonopolie, dat bij de politie en het leger ligt, uit te breiden.

Het geweldsmonopolie houdt in dat de politie en het leger namens de overheid de enige zijn die geweld mogen gebruiken binnen een staat. Dat zij hier het alleenrecht op hebben is belangrijk, omdat het gebruik van geweld anders in een grijs gebied terechtkomt: wie mag het wel en wie niet, wanneer mag het wel en wanneer niet? Bovendien zijn er strenge regels verbonden aan het geweldsmonopolie. De politie mag alleen in het uiterste geval geweld gebruiken, waarbij er voldaan moet worden aan de voorwaarden van subsidiariteit en proportionaliteit. Dat houdt in dat een doel niet op een andere manier bereikt kan worden dan met geweld en dat het geweld tot een minimum moet worden beperkt. De instanties die het recht hebben om geweld te gebruiken hebben een machtige positie. Het is daarom belangrijk dat de politie goede training krijgt en voldoende wordt gecontroleerd.
Ook de boa’s?
In juni 2020 kopte Het Parool nog: ‘Omvang politiegeweld nauwelijks veranderd’, waarin de krant beschrijft dat de politie weliswaar vaker pepperspray en vuurwapens gebruikt, maar minder vaak dan voorheen overgaat tot fysiek geweld. Het kan bijna niet anders dan dat de grote politie-inzet en vele demonstraties van het afgelopen jaar het fysieke politiegeweld hebben doen toenemen. Dit was bijvoorbeeld duidelijk te zien tijdens de avondklokrellen, waarbij er avonden achtereen surrealistische taferelen plaatsvonden. De politie reageerde op mensen die hen met flessen en vuurwerk bekogelden, die politiebusjes omgooiden en die van alles in brand staken; dit hield dagenlang aan.
Met het voorbeeld van deze buitensporige avondklokrellen in het achterhoofd is het triest maar helaas niet verwonderlijk dat ook buitengewoon opsporingsambtenaren (de boa’s) steeds vaker met geweld te maken krijgen. Zij vervullen een belangrijke rol bij het handhaven van de coronaregels. Omdat zij niet onder de politie vallen, zijn zij niet bewapend. Dit brengt boa’s regelmatig in gevaarlijke situaties, waardoor zij minister Grapperhaus al maandenlang verzoeken om ook bewapend te worden. Waar de minister hier eerst pertinent op tegen was, heeft hij nu een draai gemaakt. Gefaseerd krijgen de boa’s een wapenstok.
Vanuit het idee van het geweldsmonopolie is dit een interessante keuze. De legitimiteit om geweld te gebruiken verspreidt zich door dit besluit namelijk tot buiten de politie. Een wapenstok is natuurlijk een relatief licht wapen – het is geen taser of pistool – maar het is toch een wapen en daarmee een trendbreuk met het geweldsmonopolie. Voor de boa’s is de kous nog niet af: zij willen ook graag pepperspray kunnen gebruiken. Er zijn daarentegen goede argumenten tegen het bewapenen van boa’s te noemen. De boa’s krijgen weliswaar regelmatig met geweld te maken, maar dat geldt voor meer beroepsgroepen. Denk bijvoorbeeld aan nachtclubbewakers of ambulancepersoneel. Je kunt moeilijk alle beroepsgroepen bewapenen die een hoger risico hebben om met geweld in aanraking te komen. En heeft het bewapenen van de boa’s geen averechts effect? Met een wapenstok op zak zullen zij waarschijnlijk eerder geweld gebruiken, wat juist weer agressie kan uitlokken bij burgers. Is het wel zo verstandig om de boa’s te bewapenen? Er is in ieder geval een zorgelijke trend te zien: aan de ene kant neemt geweld tegen de politie en andere ambtenaren toe, terwijl aan de andere kant beroepsgroepen worden bewapend die geen deel uitmaken van de politie.
Een vreemde positie voor de politie
De rol van de politie bij demonstraties is overigens een bijzondere. De politie is er voor iedereen in het land die hulp nodig heeft en om ieders veiligheid te bewaken. Vanwege de grote aantallen mensen die op demonstraties afkomen is er politie aanwezig om het protest in goede banen te leiden, maar ook om op te treden bij ongeregeldheden. Maar de politie verdedigt ook het beleid van de overheid tijdens de coronademonstraties en moet burgers die zich niet aan de maatregelen houden tot de orde roepen. Op deze manier staat de politie tussen de overheid en de burgers in, waar zij het liefst samen optrekt met beide en op zoek gaat naar misdadigers. Deze ingewikkelde positie van de politie maakt de situatie er niet gemakkelijker op en leidt vaker tot geweld.
Verboden te filmen
Ook landen om ons heen kampen met een toename van geweld tegen, maar ook vanuit de politie. In Frankrijk zijn demonstraties al jarenlang behoorlijk gewelddadig van beide kanten. Zo vond er tijdens de welbekende gelehesjesprotesten over en weer veel geweld plaats, wat leidde tot nog hevigere rellen en demonstraties. Het Franse parlement zette vervolgens een merkwaardige stap om geweld tegen de politie in te dammen en stond aan het einde van 2020 op het punt een omstreden wet in te voeren. De wet zou burgers verbieden om Franse agenten te filmen en die filmpjes vervolgens te verspreiden wanneer er sprake zou zijn van kwade bedoelingen, bijvoorbeeld om agenten te schaden. Dit zou de politie de mogelijkheid geven om het filmen van agenten sterk aan banden te leggen en mensen die toch filmen direct op te pakken. Tegenstanders hiervan beargumenteren terecht dat dit het moeilijker maakt om misstanden aan te tonen en dat deze wet het recht op informatie zou schenden.
In november 2020 gingen burgers in zeventig Franse steden de straat op om te demonstreren tegen deze controversiële nieuwe wet, met gedeeltelijk succes. Er werd een grote wijziging aangekondigd en de wet werd opnieuw onder de loep worden genomen, met als doel zowel de veiligheid van politieagenten te vergroten als het recht op informatie te behouden. Het Franse parlement gaf het echter niet op en probeerde de aangepaste wet alsnog in te voeren, maar in mei stak een rechter daar een stokje voor. Volgens de rechter was het niet duidelijk genoeg in welke situaties er wel en niet gefilmd zou mogen worden.
Naast het feit dat de wet een grote klap voor de journalistiek zou zijn, zijn veel Fransen terecht bang dat de nieuwe wet racisme in de kaart speelt. Zij denken dat deze nieuwe wet meer nadelige gevolgen zal hebben voor mensen van kleur. Het is namelijk bekend dat de politie vaker geweld inzet tegen hen, en het filmen van die misstanden kan dat mogelijk aantonen en daardoor hopelijk verminderen. Als het filmen verboden wordt, kan dat het probleem vergroten.
Toekomstige demonstraties
Als je de beelden van de hooligans ziet die tijdens de anticorona-demonstraties op het Museumplein de politie belaagden, kun je weinig bezwaar hebben tegen het ingrijpen van de politie. Het is echter onwenselijk om politiegeweld zonder kritische blik goed te keuren. De komende jaren zullen er ongetwijfeld veel meer belangrijke demonstraties plaatsvinden, denk bijvoorbeeld aan klimaatdemonstraties. Ook daar grijpt de politie soms onevenredig hard in. Zo drukte de Belgische politie in 2019 een demonstratie van de klimaatactivisten van Extinction Rebellion hardhandig de kop in. De Belgische politie gebruikte bij de vreedzame demonstratie traangas en een waterkanon. Er doken beelden op van een demonstrant die, terwijl hij al geboeid op de grond lag, pepperspray in de ogen gespoten kreeg. Volgens de politie was dit harde ingrijpen nodig, omdat het protest rondom de tuinen van het Koninklijk Paleis plaatsvond en het gevaar dreigde dat de demonstranten daar zouden binnendringen. Het harde ingrijpen van de politie lijkt dus niet altijd af te hangen van agressiviteit van demonstranten.
Zorgelijke trend
Er is sprake van een moeilijke balans: aan de ene kant ziet de politie meer agressiviteit en geweld tegen zich gericht, aan de andere kant grijpt diezelfde politie ook harder in. De beelden die vervolgens op sociale media circuleren helpen niet mee aan het kalmeren van de situatie. Integendeel, die beelden creëren verontwaardiging en leidden tot een nog groter ‘wij-zij’-gevoel. En dat terwijl de politie er niet tegen maar juist vóór de burgers is.
Als binnenkort de klimaatdemonstraties groter worden en meer mensen verontwaardigd raken over de trage transitie van de overheid en bedrijven, houd ik mijn hart vast. De politie heeft de afgelopen maanden uitgebreid laten zien hoe zij demonstraties met geweld kan beëindigen. We moeten er absoluut voor waken dat dit geen gewoonte wordt. Hier ligt een verantwoordelijkheid voor zowel de politie als demonstranten. We zullen vreedzaam moeten blijven demonstreren, zodat dit grondrecht voor iedereen beschikbaar blijft. Zodat demonstreren veilig blijft voor iedereen.