De Nederlandse taal barst van mooie, vreemde, bijzondere en wanstaltige woorden en uitdrukkingen. Elke maand pluist Babel er een uit. Deze maand staat in het teken van het beschrijven van de Ander.
Tekst: Robin Phoelich /// Beeld: Imke Chatrou
Steeds meer zien we hoe men worstelt met het vinden van de juiste woorden om de Ander te beschrijven en te bespreken. Want hoe beschrijven we de Ander eigenlijk? En is het mogelijk om het gesprek over de Ander te voeren met ons huidige taalbestel en gewoontes? Deze worsteling geschiedt natuurlijk niet enkel in de Nederlandse taal, maar de Nederlandse taal biedt wel een aantal voorbeelden van deze wanstaltige en dubieuze bewoordingen.
Ik heb het over de Ander als een filosofische term bedacht door Emanuel Levinas. Als je de definitie van het woord an sich opzoekt betekent de Ander niet dezelfde, niet hetzelfde, of alternatief, tweede, volgende, eerstvolgende, of diegene die je niet zelf bent. In deze hoedanigheid zijn vooral ‘alternatief’ en ‘tweede’ zeer interessant. Met taal proberen we juist diegene te bereiken die niet onszelf is, maar daar lijkt het één en ander vaak langs elkaar heen te bewegen.

Een goed voorbeeld van een typische Nederlandse term om deze Ander te beschrijven is ‘allochtoon’. Deze term is op verschillende manieren te definiëren en draagt verschillende lagen van betekenis. Denk aan ‘ander’, ‘vreemd’, ‘van andere aarde of van elders’, of aan ‘niet-inheems’, of een ‘niet-oorspronkelijke bewoner’. De Van Dale kiest zelfs voor ‘personen met een niet-blanke huidskleur.’ Dus wie is de allochtoon dan eigenlijk? Deze term bevat geen informatie of betekenis aangaande de persoon in kwestie die beschreven wordt. Men gebruikt deze term eerder om te schelden, te otheren. Om (hate) speech act theory te bedrijven, om aan te geven dat iemand apart zou staan van de Nederlandse etniciteit of cultuur.
De realisatie van de problematiek die inherent is aan deze term drong langzaam door tot Nederland – of tenminste tot een deel van Nederland – en dan alsnog in beperkte mate. Vervolgens werd er geworsteld om een nieuwe term in het leven te roepen. Immers, deze Ander niet beschrijven of benoemen blijkt niet een optie te zijn. Het gedrocht van een term: ‘persoon met (niet-westerse) migratieachtergrond’ werd in het leven geroepen. Maar deze term draagt wederom een marker van otherness of difference en vat wederom geen werkelijke lading. Niet-westers zou net zo goed ‘islamiet’ kunnen betekenen, want dat is de associatie die het bij de meesten zal oproepen; zelfs al ben je hier geboren, spreek je geen andere taal dan Nederlands, ben je hartstikke Eurocentrisch en heb je nog nooit waargenomen buiten het continent van Europa.
Zo zijn er meerdere Nederlandse termen om de Ander te beschrijven die leeg aan betekenis zijn. Maar de vraag die dit oproept is of taal wel werkelijk de deur naar de Ander kan openen; naar het interacteren met, en erkennen van, deze Ander. Abdelkader Benali stelde in zijn voorgenomen voordracht voor de Dodenherdenking dit jaar zeer toepasselijk dat het de stilte is wat de deur naar de Ander opent. Hij pleit voor stilte als een actieve handeling. Stilte vertelt ons waarschijnlijk veel meer over die Ander die we met man en macht proberen te beschrijven, om hem of haar vervolgens tot nauwe hokjes te verbannen. De drift om te benoemen met woorden is hardnekkig, en viert normaliter zege boven de stilte, maar zo vormt taal in dit geval eerder een obstakel dan een communicatief middel.