Door: Eva Essers
Beeld: Winonah van den Bosch
Van toverlantaarns en rarekieks naar Zondag met Lubach en De Speld. In Nederland kennen we een eeuwenoude satiretraditie. Wat is het verschil tussen vroegere vormen van satire en de satire van tegenwoordig?
Als we echt ver teruggaan zou er gesteld kunnen worden dat Desiderius Erasmus een van de eerste bekende Nederlandse satirici was met Lof der zotheid, een tekst die hij aan het begin van de zestiende eeuw schreef. In dit werk bekritiseert Erasmus de maatschappij op ironische wijze; zo neemt hij onder andere kerkelijke autoriteiten, kooplieden, vorsten en wetenschappers op de hak. Vervolgens werd in de zeventiende eeuw de spot gedreven met politieke kwesties door middel van libellen: pamfletten met hekeldichten of spotliederen.
Volgens Ivo Nieuwenhuis, onderzoeker bij de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), ging de satire in de achttiende eeuw er vaak harder aan toe dan nu. Zo had je de zogenoemde toverlantaarns en rarekieks: prenten en teksten waarin Patriottische en Oranjegezinde politici belachelijk werden gemaakt. ‘We klagen nu wel over verruwing op internet, in columns of cabaretvoorstellingen, maar die toverlantaarns waren vaak keihard en mikten altijd onder de gordel. Het ging echt om leedvermaak,’ zegt Nieuwenhuis. Ook bestond De Lantaarn, een nep-almanak waarin marine-arts Pieter van Woensel onder pseudoniem kritisch-ironisch commentaar leverde op de politiek van de Bataafse Republiek.
Nieuwenhuis ziet ook overeenkomsten tussen deze achttiende-eeuwse satire en de satire van tegenwoordig. ‘De Lantaarn was een meer elitaire, intellectuele satirevorm zoals De Speld. De volksere, ongenuanceerde toverlantaarns en rarekieks vallen in dezelfde categorie als GeenStijl, die een breed publiek aanspreekt. Maar altijd gebruikt of imiteert men bestaande culturele uitingsvormen om zaken belachelijk te maken of van een kritische noot te voorzien. Dat bevestigt de continuïteit van satire als cultureel, mediaal, politiek en sociaal fenomeen.’
Eind negentiende-eeuw kwam het Nederlands cabaret op, en in diezelfde periode, in 1890 om precies te zijn, werd het Amsterdamsch literair-satirisch studentenweekblad Propria Cures opgericht. In het oudste studentenblad van Nederland, opgericht door leden van het Amsterdamse studentencorps, schrijft de redactie op een satirische en tegendraadse toon over onder andere de Nederlandse literatuur. Dat Propria Cures echt schuurde blijkt wel uit de verschillende aanklachten die er gedaan zijn tegen het tijdschrift in de loop der jaren. Zo vervolgde justitie het tijdschrift wegens godslastering toen in 1965 Jezus Christus een ‘door actieve zelfstudie opgeklommen timmermanszoon’ werd genoemd. En in 1992 moest het blad een schadevergoeding betalen van 10.000 gulden voor het plaatsen van een montagefoto van schrijver Leon de Winter liggend in een massagraf – volgens Propria Cures exploiteerde De Winter te zeer zijn Joodse achtergrond.
Hoewel Propria Cures en het cabaret nog steeds bestaan, ziet de Nederlandse satire er tegenwoordig heel anders uit. Verscheidene satirische televisieprogramma’s zijn gekomen en gegaan, en door de komst van het internet is satire tegenwoordig democratischer dan ooit. Hierdoor lijkt de satire inhoudelijk ook veranderd te zijn, en de manier waarop mensen erop reageren.
Preken voor eigen parochie
Als communicatiewetenschapper aan de Universiteit van Amsterdam deed Mark Boukes onderzoek naar wat bepaalt of mensen een satire wel of niet als grappig of aanstootgevend beoordelen. Volgens hem moeten mensen ten eerste gebruik maken van hun bestaande kennis en ervaringen om satire te kunnen begrijpen; context is belangrijk. ‘Aangezien de kennis en ervaringen van mensen onderling wijd uiteen lopen, kan de interpretatie en appreciatie van satire ook flink verschillen,’ aldus Boukes. Hij benadrukt dat eerdere studies hebben aangetoond dat politieke satire niet grappig wordt gevonden als mensen zich er persoonlijk aangevallen door voelen. ‘Wanneer een publiek doorheeft dat zij of mensen waarmee ze zich affiliëren (bijvoorbeeld politici, partijen of een regering) belachelijk worden gemaakt, kan dit hun zelfbeeld dermate in gevaar brengen dat ze onbewust besluiten de satire niet leuk te vinden. Of een grap wel of niet leuk gevonden wordt hangt er in veel gevallen vanaf of mensen het bekritiseerde onderwerp van de satire steunen of juist afwijzen. Het is immers niet grappig om te constateren dat jij of hetgeen waarin je gelooft belachelijk wordt gemaakt.’
Maar er zijn ook genoeg gevallen van satire die ook grappig gevonden worden door de mensen wiens denkbeelden ermee voor schut worden gezet. Een bekend populair voorbeeld onder mensen met uiteenlopende politieke voorkeuren was de Tegenpartij van F. Jacobse en Tedje van Es vertolkt door Kees van Kooten en Wim de Bie. ‘Terwijl de kiezers aan de linkse kant van het politieke spectrum deze komedies waarschijnlijk grappig vonden omdat rechts-populistische denkbeelden werden geparodieerd, vonden rechtse kijkers het mooi om te zien hoe hun mening eindelijk eens duidelijke en scherp naar voren werd gebracht.’ Dit wordt ‘selectieve verwerking’ genoemd, legt Boukes uit: ‘Mensen interpreteren satire het liefst op een manier die goed in hun straatje past en dus geen bedreiging vormt voor hun zelfbeeld.’
Hoe zit het met de hedendaagse satire en de reacties daarop? Aan de ene kant lijkt de satire van nu minder te schuren dan eerst. Freek de Jonge verklaarde satire zelfs ‘morsdood’ in een interview in het Algemeen Dagblad in 2017. Volgens De Jonge is het verschil tussen zijn cabaretshows in de jaren tachtig en negentig en de satire van nu dat er tegenwoordig geen publiek meer is dat zich eraan ergert. ‘De mensen die naar Arjen Lubach kijken, zijn niet degenen die zich aan hem storen. Hun ideeën worden juist bevestigd. Het is preken voor eigen parochie,’ aldus De Jonge.
Kleine kans dus dat er op zondag veel mensen zwaar geërgerd voor de buis zitten te kijken naar een kritisch item over Donald Trump van Zondag met Lubach. Maar het programma weet ook items over Nederlandse zaken zo te brengen dat ze niet veel tegengeluid uitlokken. Volgens een onderzoek van Jurre Fledderus aan de Universiteit van Utrecht naar het politiek-satirische programma, komt dit doordat het gebruik maakt van ‘parasociale strategieën’. Dit zijn strategieën die ervoor zorgen dat kijkers het gevoel hebben dat er sprake is van een interactie tussen hen en Arjen Lubach zoals tussen ‘echte’ mensen in het dagelijks leven – aldus een schijnrelatie. Lubach generaliseert het publiek veel en politieke figuren worden bekritiseerd en belachelijk gemaakt, maar er wordt nooit een voorkeur of afkeur voor een partij uitgesproken.
Sneller beledigd
Ook volgens Thomas Hogeling, redacteur bij De Speld en de Volkskrant, wringt er te weinig in de satire van tegenwoordig, zo schrijft hij in een artikel in de Volkskrant. Volgens Hogeling komt dit voornamelijk doordat de politieke figuren van tegenwoordig zoals Trump, Wilders, Baudet en Denk, ons al voorzien van inkoppers waardoor de trukendoos thuisgelaten kan worden. Trump en Wilders kun je niet pakken op hun kapsel, want daar hebben ze zelf voor gekozen, en Thierry Baudet niet op het feit dat hij een keer liggend op een piano heeft geposeerd. ‘Het is ironie om de ironie, die alleen oplucht bij de maker,’ schrijft Hogeling. Volgens Hogeling is het belangrijk dat satirici juist nú beide kanten van de medaille tonen.
Aan de andere kant kwam uit een debat in De Balie – over de grenzen van satire onder leiding van Raoul Heertje – dat de Nederlander tegenwoordig juist wat sneller beledigd lijkt te zijn. Waarom mensen tegenwoordig sneller beledigd lijken te zijn is een moeilijke vraag, maar vermoedelijk heeft het internet er iets mee te maken. Op sociale media kan iedereen elkaar in de gaten houden en kritiek leveren op iedereen, en dit zorgt ervoor dat mensen gevoeliger en voorzichtiger geworden zijn. Tegenwoordig kan iedereen alles zien, terugkijken, doorsturen en uiteindelijk hun mening erover de wereld in sturen. Een kwetsende grap die eerst eenmalig ergens bekeken werd door een selectief publiek, in het theater of op televisie, kan nu eindeloos gedeeld worden op het internet, uit zijn context gerukt worden, en een stoet aan ophef verwachten. ‘Mensen zijn tegenwoordig banger om een harde grap te maken uit angst om voor homofoob, seksist of racist te worden uitgescholden,’ aldus cabaretière Wimie Wilhelm in het radioprogramma ’t Wordt Nu Laat op NPO Radio 2.
Niet alleen heeft het internet de mogelijkheid gegeven om satirici zelf in hogere mate te bekritiseren, ook zijn er in het digitale tijdperk nieuwe vormen van satire opgekomen waarbij iedereen de mogelijkheid heeft om satire te maken en te verspreiden. Zo werd er als reactie op het door de politieke partij Forum voor Democratie gelanceerde meldpunt ‘linkse indoctrinatie’ in het onderwijs, meteen het satirische Twitter-account ‘Meldpunt Linkse Leraren’ aangemaakt. Dit account meldt op ironische wijze de linkse indoctrinatie van niet bestaande docenten en scholen, zo luidt een van de tweets: ‘Mensen, a.u.b. niet meer mailen over het Kennedycollege in Breda. Het is ons bekend dat er broodjes avocado, quinoa en linksdraaiende yoghurt op het menu in de kantine staan. Geen zorgen, ze staan nadrukkelijk bij ons op de radar.’ Ook zijn memes een populaire vorm van de democratisering van satire dankzij het internet. Memes zijn voor iedereen simpel om te maken en te verspreiden, en zijn dus een effectieve manier om kritiek te leveren op de maatschappij en publieke personen.
Dat satire in Nederland er vroeger harder aan toe leek te gaan dan nu lijkt aan de ene kant te liggen aan het digitale tijdperk, dat ervoor heeft gezorgd dat satirici misschien iets meer op hun woorden letten dan vroeger. Ze hebben geen trek in het uitlokken van een enorme stortvloed aan haatreacties op het internet. Aan de andere kant zou een oorzaak kunnen zijn dat die hele harde en ongenuanceerde satire van vroeger nu deels ook al uitgeoefend lijkt te worden door de burger op het internet, en dat hedendaagse satirici het daarom op een hoger niveau moeten zoeken. Morsdood is satire allerminst, we moeten mee-evolueren met de tijd.