Door: Kay Rutten
Niet alleen studenten beginnen elk jaar vol spanning, nieuwsgierigheid en ambitie aan een nieuw collegejaar, dat geldt natuurlijk ook voor docenten. Daarom sprak Babel met twee kersverse hoogleraren. Om terug te blikken op hun eerste semester aan de UvA en om vooruit te kijken naar wat 2019 hun allemaal gaat brengen.
Margriet Schavemaker (1971), professor of Media and Art in Museum Practice
Bijna tien jaar is Margriet Schavemaker weggeweest bij de UvA, maar sinds september is ze terug als bijzonder hoogleraar. Na eerst aan de UvA te hebben gestudeerd, te zijn gepromoveerd en daarna ook les te hebben gegeven, ruilde ze in 2009 de academie in voor een positie bij het Stedelijk Museum. ‘Ik ben daarnaast wel altijd blijven publiceren en heb toen ook het academische tijdschrift Stedelijk Studies opgericht.’ Nu kan ze beide werelden, de academische en de museale, combineren in de speciaal voor haar gecreëerde leerstoel Media and Art in Museum Practice.
Vanaf het tweede semester gaat Margriet ook lesgeven en ze kijkt hier dan ook erg naar uit. ‘Het MA keuzevak heet The Futures of Culture. Art and Media in/outside Changing Institutions en het is een interdisciplinair vak, ik hoop dan ook op een diverse en interdisciplinaire groep.’ Tijdens het vak is het de bedoeling dat masterstudenten ontdekken hoe je culturele programma’s met impact kunt organiseren, zoals tentoonstellingen en debatten. ‘Dat is het mooie van deze gecombineerde functie, ik kan heel veel voorbeelden uit de praktijk gebruiken’, zegt ze enthousiast.
Margriet heeft duidelijk zin om weer aan de slag te gaan met studenten. ‘Er is de afgelopen tien jaar een boel veranderd op de universiteit, er is een verzakelijking opgetreden en er is een efficiëntieslag gemaakt. Daar kan je van vinden wat je wilt, maar er zitten ook positieve kanten aan.’ Zo is het nu veel meer geaccepteerd om samen te werken met instellingen buiten de academische wereld. ‘Voorheen werd dat niet gewaardeerd. Dan haalde ik twee ton binnen voor een groot lezingenproject met publicatie, maar dat mocht ik niet laten meetellen omdat het geen peer reviewed essays waren. Dat is gelukkig nu wel voorbij’, lacht ze.
De kersverse hoogleraar wil heel graag de brug slaan tussen universiteit en het museum. Een belangrijk onderwerp waar beide instellingen nog stappen kunnen maken is diversiteit en inclusiviteit. ‘In het Stedelijk Museum is maar vier procent van de collectie gemaakt door een vrouw en minder dan één procent van de collectie gemaakt door iemand van niet-westerse komaf, dat vind ik echt onacceptabel.’ Ook binnen de UvA kan het nog wel een tandje inclusiever. ‘Ik ben mij als witte vrouw heel erg bewust van mijn positie, ik wil er dan ook alles aan doen om obstakels die diversiteit in de weg staan uit de weg te ruimen.’ Dat komt ook voort uit de notie dat ze als vrouw zich altijd voor honderdvijftig procent in heeft moeten zetten in vergelijking met mannen. ‘Maar ik heb ook genoeg mensen gehad die me hebben geholpen’, geeft ze toe. ‘Hopelijk kan ik ook dat zetje zijn voor een nieuwe generatie.’
Padraic Monaghan (1972), professor of English Linguistics
Hij studeerde wiskunde en filosofie, daarna cognitieve wetenschappen en taalwetenschappen om daar uiteindelijk ook zijn PhD in te halen. Padraic was eerder hoogleraar Cognition op de afdeling psychologie aan de Lancaster University. Nu is hij sinds oktober 2018 hoogleraar English Linguistics aan de UvA. ‘Het is fantastisch om aan één van de meest toonaangevende universiteiten in mijn vakgebied te mogen werken’, vertelt Padraic enthousiast. Daarbij geeft hij erg hoog op van zijn collega’s in Amsterdam. Het is de eerste keer dat Padraic op een positie binnen de taalwetenschappen is aangesteld en dat bevalt hem uitstekend. ‘Psychologen en taalwetenschappers hebben andere benaderingen als het gaat om taal en taalwetenschappen’, legt hij uit. ‘In de psychologie probeer je de taal in componenten op te breken en los te onderzoeken, in de taalwetenschappen kijk je naar de taal als geheel. De losse componenten onderzoeken wordt gezien als een simplificatie van de taal, je moet taal in haar geheel onderzoeken.’
Volgens de professor is voornamelijk de precisie die aan het onderzoek ten grondslag ligt aan de UvA voor hem zo belangrijk. ‘Mijn onderzoek richt zich op het punt waar psychologie, taalwetenschappen en computerwetenschappen elkaar ontmoeten’, zegt hij. ‘De valkuil is dat je dan gaat generaliseren, minder precies bent, maar hier in de taalwetenschappen kom ik daar niet mee weg. Daar ben ik heel blij mee.’
Er vallen Paidrac wel een aantal verschillen op tussen Lancaster, waar hij hiervoor werkte, en Amsterdam. ‘Het grootste verschil is eigenlijk de interactie met de studenten. In Lancaster zijn de studenten meer terughoudend, hier in Amsterdam zijn de lessen veel meer interactief.’ Volgens hem wordt daarmee eigenlijk het ideaal van lesgeven bereikt, omdat iedereen actief participeert. ‘In het begin waren mijn lessen veel te lang omdat ik niet genoeg tijd voor discussie ingebouwd had. Nu houd ik daar meer rekening mee’, lacht hij.
Het zijn niet alleen de Nederlandse studenten zijn die de lessen interactief maken. ‘Ik heb het gevoel dat het door de stad komt, omdat het zo’n internationale en diverse stad is.’ En dat internationale heeft nog een ander voordeel. ‘Voor heel veel studenten is Engels niet hun eerste taal, en daarnaast komen ze uit heel veel verschillende culturen en spreken ze de Engelse taal anders. Dat is in ons vakgebied heel erg interessant’, verduidelijkt hij.
Padraic kijkt erg uit naar het aankomende jaar, omdat hij dan vakken voor de tweede keer mag geven. ‘Ik wil voortbouwen op de punten die goed werken en daar de vruchten van plukken.’ En natuurlijk om nieuwe studenten te leren kennen. ‘Die allemaal weer andere ervaringen met de Engelse taal meenemen. Die diversiteit is ook wat me zo erg aantrekt aan de UvA, aan Amsterdam.’