Tekst door Phoebe Meekel
Mijn ogen glijden langs de georganiseerde meubels en decoraties in de kamer van mijn huisgenoot. In tegenstelling tot mijn stulpje met drukke posters, is hier alles strak ingericht, met een brede kast die de slaap- en studeerruimte van elkaar scheidt. Ik zie ineens allerlei manieren om mijn kamer (die qua ruimte identiek is aan deze kamer) een stuk minder chaotisch te maken. Wanneer ik de positionering van het bed van mijn huisgenoot zie, verwijden mijn pupillen zich tot de grootte van een vijftigcentmunt. Hoe is het nooit in mij opgekomen om mijn bed ergens anders te positioneren dan midden in de kamer? Keer op keer botst mijn scheenbeen tegen een scherpe punt van het bedframe. En keer op keer word ik geconfronteerd met de blauwe plekken als ik in de spiegel kijk.
Vanaf het moment dat ik bij mijn ouders thuiskom na een lange reis, trek ik mijn broek uit om mezelf vervolgens in de veel te kleine pyjamabroek te wurmen. Ineens slaat mijn moeder een kreet. ‘Phoebe! Die blauwe plekken kunnen echt niet meer’. Dit klinkt waarschijnlijk niet als de beste manier hoe een moeder op de blauwe plekken van haar dochter kan reageren. Maar de eerste keer dat ze mijn blauwe schenen zag, schrok ze vooral en begon mijn moeder me direct uit te vragen over de oorzaak. Nu ze de oorzaak van deze blauwe gloed weet, is ze vooral bezorgd over de esthetische toestand van mijn benen. Ik wuif haar bezorgdheid weg en doe alsof de schoonheid van mijn benen me niets kan schelen. Maar stiekem – dus vertel dit aan niemand – vind ik deze blauwe plekken ontzettend lelijk. Het begint dan ook onder mijn oksels te klotsen wanneer ik nadenk over alle korte rokjes en broeken die ik deze zomer wil dragen. Maar tijdens paaldansen vind ik het niet erg dat mijn blauwe plekken worden verlicht door de TL-buizen. Ik heb dan vooral last van de pijn die ontstaat, wanneer ik mijn onderbenen gebruik om in de paal te klimmen. Er komt dan druk te staan op de blauwe plekken en mijn lichaam schreeuwt: ‘Doe het niet! Geef me rust. Op deze manier genezen de beurse plekken nooit!’
Ook de trappers van mijn racefiets, willekeurige stoelen, tafels en deuren die op mijn pad komen zorgen voor een blauwtje hier en daar. De bloedvaten onder mijn huid worden ondertussen zo vaak vernietigd, dat mijn hersenen zijn gestaakt om deze ervaringen te registreren. Hierdoor weet ik vaak niet waar een blauwe plek vandaan komt. Het is alsof kaboutertjes mijn huid op willekeurige plekken hebben geschilderd terwijl ik in dromenland zat.
Toen Aaf Brandt Corstius in de podcast Aaf en Lies lossen het wel weer op vertelde dat ze onhandig is en dyspraxie heeft, stonden mijn oren open. Mensen met dyspraxie hebben problemen met zowel fijne motoriek als grove motoriek. Dan kan bijvoorbeeld het gooien of vangen van een bal moeilijk zijn, maar ook schrijven of veters strikken. Ook in een rechte lijn lopen kan hierdoor een lastige taak zijn. Ik vertel aan mijn vriend dat ik misschien wel dyspraxie heb, en daarom zo vaak tegen dingen aanstoot. ‘Of je bent gewoon lomp?’, reageert hij. Deze reactie staat me niet aan en ik verval gelijk – zoals altijd – in de verdediging. Natuurlijk ben ik niet lomp!
Het is nog maar de vraag of mijn onhandigheid aan lompheid te danken is, maar feit is dat ik deze blauwe-plekkenvloek niet kan vermijden. Ik heb me zo vaak tegen de punt van mijn bed gestoten, maar niets in mijn lichaam heeft hiervan geleerd. Terwijl ik dit schrijf, zit ik op de bank naast mijn bed, en ik weet bijna zeker dat ik binnenkort met mijn hoofd kermend tegen een slaapkussen zit als ik tegen de punt ben aangelopen. Want oh oh, wat doet het toch een pijn om zo onhandig te zijn.
Er lijkt een soort bobbel op mijn scheenbeen te ontstaan. Ik heb geen idee of deze bobbel er altijd al was. Een nieuwe angst wordt aan mijn inventaris toegevoegd: straks wordt de bobbel groter, of erger, misschien blijft deze er voor altijd! Maar mijn vrienden stellen me gerust dat ze geen bobbel zien. Buiten de blauwe plekken om, lijk ik dus hele normale schenen te hebben.
Aangezien mijn lichaam mij in de steek laat als het gaat om mijn eigen veiligheid, kan ik beter mijn bed – net zoals mijn huisgenoot dat heeft gedaan – in de hoek van de kamer plaatsen. Wat ik met de rest van mijn meubels aan moet, is een raadsel. Eén ding is zeker: ik zal niets meer in het midden van mijn kamer plaatsen.
