Tekst door Phoebe Meekel
Op het scherm van de breedbeeldtelevisie zie ik de Teletubbies dansen, terwijl ik met beide knieën op de grond, zonder mijn handen te gebruiken, verkruimelde cream crackers uit een schaaltje eet. Ik blaf naar de lachende zon uit Teletubbies en vouw mezelf vervolgens in elkaar als een hond die gaat slapen in zijn mand. Mijn zus maakt zich zorgen en vraagt aan mijn moeder: ‘Is dit wel normaal gedrag voor een vierjarige?’
Ontsnappen aan een fantasiewereld lijkt steeds meer ontmoedigd te worden naarmate je ouder wordt. En dat is zonde. Zo blijkt uit mijn peuter -en kleuterjaren dat ik veel vreugde haalde uit mijn fascinatie voor dieren. Ik deed als vierjarige vaak alsof ik er een was. De ene dag voelde ik me een vogel en de andere een krokodil, bever of kat. Ik ging volledig op in mijn rol en vergat dat ik in feite gewoon een mens was. Om mezelf volledig in de psyche van een hond te wanen blafte, rende en ‘sprong’ ik soms op een familielid of oppas – want dat is wat honden doen toch? Mijn zus hoefde zich niet lang zorgen te maken, aangezien deze habitus na een aantal maanden stopte.
Daar kwam echter een andere obsessie voor in de plaats. Door films als Heksje Lilly en Foeksia de miniheks geloofde ik dat heksen bestonden en wilde ik er graag een zijn. Sterker nog, ik wilde dit niet alleen, maar geloofde dat ik daadwerkelijk een heks was! Alleen moest ik – maakte ik mezelf wijs – mijn toverkrachten nog ontdekken. Ik wilde weten hoe ik moest toveren en ging op onderzoek uit. Na lang speuren ontdekte ik op YouTube een video waarin Foeksia de miniheks vertelde dat er in de boekenwinkel toverboeken te koop zijn. Het was zó simpel: je moest alleen de moed opbrengen om een medewerker te vragen naar dit boek. En voilà, je kan toveren! Maar ik durfde niet. Helaas, want als ik dit boek wel had bemachtigd, kon ik nu de spreuk uitspreken die ervoor zorgt dat mijn vaat binnen enkele seconden schoon is.
Een aantal jaren later werd ik op slag verliefd op Legolas in Lord of the Rings, toen hij aankondigde dat de Orks de hobbits naar Isengard ontvoerden. Ook nu was ik ervan overtuigd iets anders dan een mens te zijn: ik was een elf! Niet alleen omdat ik toen daadwerkelijk elf jaar oud was, maar ook door mijn naam. Phoebe is immers een variatie op de naam Phoebus – en Phoebus is een elvennaam – als ik het internet moet geloven. Dus ik begon met het leren van verschillende woorden uit het Elvish, bakte hongerstillend Lembas bread en stopte – zoals de elven – met het eten van vlees. Sindsdien heb ik nooit meer vlees gegeten (ik eet echter nog wel vis). Maar toen ik erachter kwam dat de acteur die Legolas speelt geen lang blond haar en blauwe ogen had – en het tegenovergestelde van Legolas was – voelde ik me bedrogen. Zo kwam ook deze fase aan zijn eind.
Nu ben ik er niet van overtuigd dat ik een hond, heks of elf ben. In tegenstelling tot vroeger ben ik me er nu juist van bewust dat ik een gemiddeld mens ben. En dat vind ik erg saai. Ik mis het gevoel van het aannemen van een totaal onwerkelijke identiteit. Ik kon de wereld om me heen vergeten, door enkel en alleen mijn fantasie te gebruiken, en in deze te geloven. Ik speelde niet met Lego, Playmobile of Barbies, omdat mijn verbeeldingskracht voldoende was. De afgelopen jaren lijkt mijn verbeeldingskracht verdwenen te zijn. Het is bijna alsof ik mezelf alleen kan vermaken door te kijken naar YouTube video’s, series op Netflix of shorts op Instagram. Ik kan mezelf niet vermaken door enkel en alleen mijn fantasie te gebruiken. Komt dat doordat ik ouder word? Of door de veelheid aan prikkels om me heen?
Verbeeldingskracht wordt ontmoedigd wanneer je ouder wordt. Eerst begint het met de onthulling dat Sinterklaas niet werkelijk bestaat. In de puberteit voel je je volwassen en lijkt het daarom kinderachtig om te spelen met barbies of te doen alsof je een heks bent. En wanneer je je als twintigjarige bezighoudt met furries of Comic Con is dat cringe. Nu zeg ik niet dat iedereen met poppen moet spelen of moet geloven dat Legolas echt bestaat, maar het is zonde om rijke fantasieën en sterke verbeeldingskracht te bedwingen en af te keuren. Laten we elkaar juist stimuleren om meer te fantaseren. Misschien durf ik dan wel een keer naar dat toverboek te vragen.
