Tekst door Phoebe Meekel
Op het nippertje heb ik een plekje kunnen bemachtigen in de overvolle trein. Er spoelt een golf van ontspanning over mij heen wanneer ik op het raam lees dat dit een stiltecoupé is. Eindelijk een moment om in alle rust George Orwells 1984 uit te lezen. Maar deze rust wordt al snel verstoord wanneer de ringtone van mijn medepassagier klinkt. Ze neemt het telefoongesprek aan en begint te praten. Niemand zegt er wat van. Ook ik niet.
Velen om mij heen vragen zich af hoe ik de vier uur durende reis vanuit Groningen naar mijn thuisstad overbrug. Hoe zit ik zo lang stil in een treinstoel? Het verbaast je wellicht, maar ik vind die lange ritten hartstikke prima. Sterker nog, ik heb liever een lange reis met één overstap, dan een korte reis waar ik drie keer moet overstappen. Laat mij dus maar lekker zitten. Na een drukke week vol uitgaan, studeren en colleges bijwonen, wil ik genieten van de rust in de stiltecoupé. Dan sluit ik mijn ogen terwijl ik de podcast Zo, Opgelost luister of staar ik gewoon uit het raam. Toch is het vinden van een daadwerkelijk stille stiltecoupé een lastigere taak dan ik zou willen.
Wanneer ik in een niet-stille stiltecoupé zit, vraag ook ik me – net als mijn vrienden – ineens af hoe ik deze lange reis ga overleven. De onruststokers zijn groepen kakelende vrienden, huilende kinderen, luide eters en mensen die niet weten dat er een stille modus op de telefoon bestaat. Nee, ik hoef niet te weten hoeveel berichten je binnenkrijgt en nee, ik wil ook niet van elk telefoongesprek meegenieten. Hoe kun je niet doorhebben dat je in de stiltecoupé zit? Het staat immers redelijk groot afgebeeld op het raam naast je. Ik denk dat veel mensen die luidruchtig gebruikmaken van de stiltecoupé dan ook dondersgoed weten dat ze eigenlijk stil horen te zijn. Het kan ze niets schelen. Laatst belde een medepassagier vrolijk haar ouders op om te vertellen dat ze haar propedeuse had gehaald. Ik probeerde me hier niets van aan te trekken, ze was heel blij en ik wilde dat ook niet verstoren. Maar na vijftien minuten was het telefoongesprek nog steeds aan de gang. Ik gaf haar het voordeel van de twijfel: wellicht had ze niet door dat ze zich in de stiltecoupé begaf? Deze hypothese verdampte niet veel later toen ik zag dat mijn blije medepassagier snel het gesprek beëindigde, toen de conducteur aankwam. Ach ja, nu was het tenminste stil. Maar niets was minder waar: het telefoongesprek begon weer toen de conducteur uit zicht was.
Oké, hoe vervelend het ook is, een onrustige reis is niet het einde van de wereld. Dan maar een keer niet een boek lezen. Maar af en toe wil ik die vier uur juist zo efficiënt mogelijk benutten en gaan studeren voor mijn tentamens. Met een lichaam dat giert van de stress probeer ik de teksten van Quine en Wittgenstein te begrijpen. Deze stress wordt alleen maar erger wanneer iemand naast mij luid chips begint te eten. Ik probeer het gekraak van de paprikachipszak te dempen door mijn noise-cancelling koptelefoon op te zetten, maar begin vanbinnen spontaan te huilen wanneer die de geluiden niet tegenhoudt. Wellicht is het een goed idee om van coupé te wisselen? Maar ik besef dat ik geen zin heb om op te staan. Bovendien weet ik niet of een andere coupé er beter aan toe is dan deze. Dan maar wachten tot iemand anders de rustverstoorders op hun gedrag aanspreekt. En als dit niet gebeurt – en het gebeurt zelden tot nooit – moet ik de onrust accepteren.
Waarom spreek ik de praters en bellers in de stiltecoupé hier eigenlijk zelf niet op aan? Omdat ik bang ben om als een zeur over te komen. Ik voel me een last en vind dat ongemakkelijk. En die ongemakkelijkheid wil ik voorkomen wanneer ik nog drie uur voor de boeg heb. Maar waarom ben ik bang om vervelend over te komen op de rustverstoorders, terwijl juist zij vervelend zijn? Waarschijnlijk wacht het merendeel in de stiltecoupé – net als ik – op een held die de onrust herstelt. Ondanks dat ik deze held nog niet ben, kan ik toch proberen om iets minder passief te zijn. Laat ik de boosdoeners eens geïrriteerd in de ogen kijken. Misschien durf ik ze hierna ooit wél aan te spreken. Ik hoop het maar, want dan kan ik in ieder geval weer rustig in mijn boek lezen, Quine snappen of gewoon lekker niks doen in de trein. In stilte de vier uur durende reis overleven.
