De Dorito in het IJ

Tekst en Beeld /// Dieuke Kingma

Tussen drie bruggen en de Piet-Heintunnel in, ligt Zeeburgereiland, een Doritovormig eiland in het noordoosten van Amsterdam. Ik woon hier al een poosje en zie mijn wijk steeds levendiger worden. Ondertussen schieten aan de overkant van de weg de woontorens, bruggen en fietspaden als kool uit de grond. De pont richting Centraal Station is nog rustig, maar als ik de hijskranen mag geloven gaat dat de aankomende tien jaar flink veranderen. Zeeburgereiland is jong en nieuw, en als ik iets wil, moet ik het ergens anders zoeken dan op het eiland. Richting de Indische Buurt, bijvoorbeeld, of IJburg. Maar wat is hier eigenlijk te vinden? Het is hier bij vlagen zo saai en uitgestorven, als een speeltuin in de winter. Er moet hier toch ook iets te bieden zijn? Ik wil wat meer weten over dit eiland dat ik thuis noem. Daarom is het tijd voor een expeditie: langs de drie hoeken van Zeeburgereiland. 

Zuidhoek: De Amsterdamsebrug
Mijn zoektocht begint onder de Amsterdamsebrug, bij de jachthaven. Als je enigszins bekend bent met deze brug weet je dat de reis naar de Insulindeweg toe de zwaarste is. De brug is meer dan een kilometer lang en kruipt traag omhoog. Ik meet mijn tripjes ondertussen aan de hand van de lengte van liedjes: met wind tegen duurt het The Eagels’ ‘Lyin’ Eyes’ lang, met wind mee kost het slechts Patti Smith’s ‘Frederick’. 

Aan deze kant van het eiland wonen veel studenten. Vanaf het dakterras van mijn gebouw kan ik de donkergrijze containerwoningen en lichtgrijze blokken met balkonnetjes zien. Ik vind het er altijd een beetje grauw uitzien, die wijk naast de tramlijn. Sinds kort staat er ook een neongekleurd clubhuis, dat hoort bij het nieuwe Startblok Zeeburgereiland. Hier wonen driehonderd jongeren, Nederlanders en jongeren met verblijfsvergunningen.

Om bij deze studentenwoningen te komen moet je langs een parkeerplaats, en vlak voor die parkeerplaats kun je Eiburgh snacks vinden. Het Parool noemde deze snackbar een ‘frituurfenomeen’ en mij is ooit verteld dat je hier de beste friet van de stad kunt vinden. ‘s Zomers zitten er mannen naast elkaar aardappels te schillen en te snijden. De keet bestaat al sinds 1997 en is karakteristiek voor het eiland. Nog voordat de Van Moofs en havermelk het water overstaken bestond Eiburgh Snacks al. Vorig jaar leek het er ineens op dat de tent moest verdwijnen omdat deze niet paste binnen de bestemmingsplannen. Gelukkig bleek het loos alarm. 

Voor nu laat ik de brug even links liggen, en loop ik verder richting het zuiden, naar de punt. Het vinden van de zuidhoek blijkt zo makkelijk nog niet. Er wordt hier hard gewerkt aan nieuwe ligplaatsen voor boten en ik mag niet langs de hekken. Ik fiets richting het noorden en sla af naar een stuk grond gevuld met loodsen, pipowagens en bungalows. Naast een oude vriescontainer liggen een boot, een houten bijzettafel, een leeg blikje Pringles en een stapel autobanden. Er is hier niemand te bekennen, maar toch vind ik het hier levendig. Verderop zie ik kleine tuintjes en plantenbakken gevuld met bloemen. Het is hier een verzameling samenraapsels en het voelt alsof ik op vakantie ben. 

Het is hier een verzameling samenraapsels en het voelt alsof ik op vakantie ben

Een straat verderop kom ik op de Zuiderzeeweg terecht bij donkeroranje studentencomplexen. Ik wist wel dat hier veel mensen woonden, maar ik was hier nog nooit eerder geweest. Terwijl ik langzaam door de straten fiets, vraag ik me af waarom ik hier niet woon, in plaats van in mijn moderne nieuwbouwgebouw met zulke dikke betonnen muren dat ik thuis geen bereik heb. Het is hier heerlijk! Een meisje op blote voeten gaat met de gieter langs de moestuin, er lopen kippen rond en ik hoor muziek van Bob Dylan spelen op de achtergrond. Een jongen met een zachte vrijeschoolstem vertelt me dat ik bij het water kan komen door de parkeerplaats over te steken. Achter de tourbussen loopt een klein paadje dat me naar de dijk leidt. Het gras is hier zo hoog dat ik mijn voeten niet meer kan zien terwijl ik omhoog klim. Ik loop verder naar het zuiden en passeer een zwart paard, een geïmproviseerde bar en vijftigers op fietsen. Op de hoek kijk ik uit naar de brug, en tegenover me zie ik de skyline van Cruquiuseiland, die wat wegheeft van New York. Wat een wereld van verschil. 

Noordhoek: De Oranjesluizen
Onderweg naar de Oranjesluizen fiets ik door een grote zandvlakte waar een wijk uit de grond wordt getrokken. De Sluisbuurt, heet ze. Hier worden 5500 nieuwe woningen gebouwd. In een paar maanden tijd heb ik de zandvlakte zien veranderen van een kaal geheel naar een echte bouwplaats, waar palen werden geheid, muren werden opgezet en bruggen werden geplaatst. Ik vind het er heel futuristisch uitzien, als het begin van de wereld. De toekomstige woontorens zijn nu nog skeletten, met stevige grijze botten en holtes waar van alles achter zou kunnen schuilen, maar over niet al te lange tijd zullen er duizenden mede-eilanders intrekken. 

De Sluisbuurt moet in 2035 af zijn. Er komen woontorens van tussen de 60 en 125 meter hoog, die de skyline flink gaan veranderen. Om die hoogbouw was veel te doen. Volgens milieu- en monumentenorganisaties zijn de plannen in strijd met Amsterdams beleid, en gaat de woonruimte ten koste van het stadsbeeld: vanaf de Herengracht en Keizersgracht zul je de wolkenkrabbers kunnen zien, en daarom staat de Amsterdamse UNESCO-status op het spel. Ik vind het wel iets hebben, de hoge woontorens van Zeeburgereiland kunnen aanwijzen in het binnencentrum. Maar voor de stad is het confronterend, want het is wel een heel duidelijk voorbeeld van het rijmen van groei en stilstand. 

De weg naar de pont heeft nog geen naam. Of misschien heet hij ondertussen wel ‘Pontweg’. Hoe dan ook, ik fiets hier sinds januari, toen de pontverbinding werd aangelegd, vrij regelmatig. Ook dit stukje Zeeburgereiland heeft iets dystopisch. De dode meeuw tussen het voet- en fietspad ligt er al maanden, zijn vleugels begraven onder het zand. Een verkeersbord helt sinds het begin van het jaar naar rechts, over het voetpad. Aan mijn linkerzijde zie ik een brug die al is aangelegd, over water dat er nog niet is. Als het hier waait prikt het zand in je ogen. Het lijkt bijna alsof deze weg nog niet klaar is, alsof er eigenlijk hekken stonden om fietsers en wandelaars tegen te houden, maar iemand deze aan de kant heeft gezet. 

De dode meeuw tussen het voet- en fietspad ligt er al maanden, zijn vleugels begraven onder het zand

De pontverbinding is er nog maar net en is tijdelijk, maar voor de eilanders is het een verademing. Tram 26 is de slagader van Zeeburgereiland en kampt vaak met storingen. De bereikbaarheid van Zeeburgereiland hangt voor een groot deel af van andere stadsdelen, die niet altijd staan te trappelen om de groei van het eiland te aanschouwen. Ook hier bij de pont, die je van Zeeburgereiland naar het Oostenlijk Havengebied brengt. Niet alle overburen waren blij met de veerpont. Hun brede en rustige straten moesten vrij blijven voor de kinderen en leefbaar voor de andere bewoners. Ik snap ze wel, met hun grote koopwoningen en toplocatie. ‘Sporenburg géén verkeersader!’ klonk hun leus, maar het protest mocht niet baten. Drie keer per uur fietsen en lopen hier nu mensen door de straat. 

Als je vanaf de pont de Zuider IJdijk verder volgt naar het noorden kom je uiteindelijk uit bij de Oranjesluizen. Ze zijn gebouwd in 1872 en overbruggen het niveauverschil tussen het IJsselmeer en het IJ. Het is dan ook de toegang voor recreatie- en vrachtvaart richting Lelystad, Enkhuizen en Friesland. 

Als ik naar de sluizen toeloop verstilt het langzaamaan om me heen. Hier is niemand, alleen wat dobberende eenden in het water. In de verte hoor ik het water klotsen. De sluizen zijn massief – op Google Maps zagen ze er veel kleiner uit. Maar hoe dichterbij ik kom, hoe breder en logger ze worden. Na het eerste stuk heb ik prachtig uitzicht op de Schellingwouderbrug, de Amsterdamse versie van de Golden Gate Bridge. Een paar meter verder loop ik naar beneden, richting de roosters waaronder het water van het Buiten-IJ naar het Binnen-IJ stroomt. De stenen liggen hier onder de eendenpoep en ik krijg de indruk dat hier niet vaak mensen lopen. Ik houd me goed vast aan de railing als ik over het water loop, want ineens klinkt het water zo hard. Het is écht een uithoek hier, zo verlaten en afgelegen heb ik het nog niet gezien hier op het eiland. 

Oosthoek: De Enneüs Heermabrug
Het is warm en vochtig als ik weer richting de Zuider IJdijk fiets, op weg naar de laatste hoek van Zeeburgereiland. Klaprozen, boterbloempjes en vergeet-me-nietjes houden zich sterk tegen de wind. Ze staan hier zo onbeschut, naast het fietspad vanaf waar je de Zeeburgertunnel kunt zien. Links van me pronkt de rode Schellingwouderbrug, mijn favoriet. 

De grond zakt hier weg in de bodem, net als overal eigenlijk. Maar hier nog wat sneller dan gemiddeld, las ik laatst. Zeeburgereiland is ergens aan het begin van de twintigste eeuw ontstaan als baggerbergplaats, een plek waar de bagger moest worden geloosd om de haven op diepte te houden. De grond bestaat daardoor vooral uit slib, wat maar moeilijk water doorlaat. Als je hier iets wilt bouwen, moet je de grond eerst ophogen, deze dan laten inklinken en pas na een aantal jaren kan je er bouwen. Maar goed, dat dalen van de grond gaat toch wat sneller dan verwacht: over dertig jaar zal de Sluisbuurt zo’n vijftig á tachtig centimeter zijn gedaald, als er nu niet snel wat wordt gedaan. Sinds het nieuws heb ik de grond in Sluisbuurt hoger zien worden en ik las ook dat er iets wordt gedaan aan de drainage. Hopelijk is het genoeg. 

Klaprozen, boterbloempjes en vergeet-me-nietjes houden zich sterk tegen de wind

Naast een verlaten voetbalveld ligt de Zeeburgertuin, een stadsmoestuin voor de eilanders. Hier komen een pluktuin en picknicktafels die toegankelijk zijn voor iedereen. Er is nu niemand, maar de moestuinbakken zijn al gevuld met uien, kleine kropjes sla en kruiden. Tegenover de tuin begint, uit het niets, een smal fietspad dat al na een aantal meter stopt en overloopt in de autoweg. Het lijkt hier wat geïmproviseerd, het asfalt heeft verschillende kleuren. De gebouwen zijn hier grijs en log, maar de bermen kleuren felgroen. Er lopen hier kippen rond, in een klein stukje paradijs. Tegenover hun ren staat een trimsalon en achterdochtige viervoeters blaffen me na terwijl ik mijn weg vervolg. 

We zijn er nu bijna, de derde hoek. Rechts van me doemt een groot grasveld op, met uitzicht op de Enneüs Heermabrug die je naar Steigereiland brengt. Een brandgans sluipt door het gras, hoge nieuwbouwwoningen in de verte kijken toe. Voordat de miniscule Albert Heijn er kwam, moest ik voor mijn boodschappen standaard het water over. Vaak ging ik naar IJburg, nog zo’n nieuwe wijk. 

Mijn route eindigt bij Kaap Amsterdam, een restaurant met stadsstrand en uitzicht op IJburg. Het gebouw is groot, evenals de houten vlonders eromheen. En hoewel het zandstrandje nu nog wat verlaten is, jeukt het hier van potentie. Ik zie de menigtes al fietsen, langs de kippen en de trimsalon, naar de zon. 

Zeeburgereiland is jong, geïmproviseerd, groen, futuristisch, saai, modern, levendig en onaf. Het is een eiland van tegenstellingen, een verzameling probeersels. Ik vind het fijn, wonen op een plek die nog zoveel kan worden. Ik zie de verandering van dichtbij en voel me hier thuis. Deze lente heb ik het eiland prachtig groen zien kleuren. De bomen waren eerder nog wat verlegen, maar ook zij vinden hier hun plek. In de Sluisbuurt is al een slootje aangelegd, te midden van het zandlandschap. Ik vind het een mooi beeld – te midden van zoveel niksheid ligt al een toekomst. Ik ben benieuwd hoe het erbij ligt over tien jaar, dit slootje. Tegen die tijd woon ik hier misschien al niet meer. Of misschien woon ik dan wel in een van de penthouses in de Sluisbuurt en kijk ik neer op de Herengracht. Hoe dan ook, ik geef om deze plek, haar beloftes en mogelijkheden. Maar Zeeburgereiland is niet alleen een toekomst, het is ook een thuis. 

Plaats een reactie