Binnenstebuiten

Deze keer in ‘De Lijst’: postmodernisme, de beerput van de filosofie. Alles wat we niet begrijpen, alles wat op losse schroeven staat, wordt hieraan toegeschreven. Het lijkt wat dat betreft op psychoanalyse en het onbewuste. Om een beetje duidelijkheid te scheppen, een korte introductie.

Postmodernisme is – niet geheel onverwacht –  een reactie op het modernisme. Algemeen gesteld kan je de filosofie van Descartes (1596 – 1650), Kant (1724 – 1804) en Hegel (1770 – 1831) als raamwerk gebruiken voor het modernisme. Modernisme is gegrond in het idee dat kennis een stijgende lijn volgt: onze kennis neemt constant toe, en op een gegeven moment hebben we een totaalbeeld.

Het postmodernisme stelt dat dit niet klopt. Om dit aan te tonen morrelen postmodernisten aan de meest fundamentele concepten van het modernisme, en dan met name aan de metafysica. Deze metafysica gaat ervan uit dat kennis berust op één enkel fundament. Vanuit die veronderstelling wordt geprobeerd om dit fundament aan te wijzen en te concretiseren. Het postmodernisme stelt daarentegen dat dit fundament nooit aangewezen kan worden. Grote namen binnen het postmodernisme zijn: Jacques Derrida (1930 – 2004), Jean-François Lyotard (1924 – 1998) en Jean-Luc Nancy (geb. 1940).

De indringer

Het essay De indringer (2000) van Nancy is een van de makkelijker te begrijpen teksten binnen het postmodernisme, die tegelijkertijd de kernaspecten ervan toelicht.

In dit essay bespreekt Nancy zijn harttransplantatie. Hij gaat in op hoe je, zelfs zonder harttransplantatie, jezelf de vraag kunt stellen waar het zelf nu in bestaat. Het hart is symbolisch de bron van leven, en van onze identiteit. Maar Nancy is na het hart van een ander te hebben gekregen niet opeens radicaal anders geworden. Geheel volgens het postmodernistische denkpatroon – en dan vooral deconstructie: het vernietigen en weer opbouwen van een concept – bevraagt hij vervolgens hoe het zit met dit symbolische fundament van onze identiteit.

De indringer is hier, uiteraard, het hart van een onbekende dat Nancy in zijn lichaam moest toelaten. Dit hart houdt hem in leven, maar wordt tegelijkertijd afgestoten door zijn lichaam – het lichaam houdt niet van indringers. Ook vraagt hij zich af in hoeverre hij zijn eigen hart ‘eigen’ kon noemen; het liet hem immers in de steek. Het orgaan dat de bron van leven zou moeten zijn, was voor hem de vernietiging van leven. Juist door dit falen werd zijn eigen orgaan een vreemdeling, een indringer, in eigen lichaam.

Dan is er ook nog het medische, technologische proces van een transplantatie. Donorharten zijn er niet in overvloed. Er zal dus een wachtlijst opgesteld moeten worden. Vervolgens moeten hart en patiënt aan bepaalde voorwaarden voldoen om tot transplantatie over te gaan. Het voortbestaan van een zelf, van een eigen identiteit, die we zo graag als onafhankelijk zien, is onderhevig aan talloze, vreemde processen die geheel buiten ons plaatsvinden. In hoeverre kunnen we dus spreken van een onderscheid tussen ‘zelf’ en ‘ander’, wanneer zoveel van ‘zelf’ van ‘ander’ afhangt?

Nancy’s ‘eigen’ leven dat hier gered wordt, kan hij dus niet in zichzelf lokaliseren. Het zit niet in de symbolische kern: die laat hem immers in de steek. Het zit ook niet in zijn eigen doorzettingsvermogen; hij is namelijk afhankelijk van complexe, technische en medische processen buiten hem om. De ‘eigenheid’ van leven is dus lang niet zo vanzelfsprekend als we dachten. Het zit niet ‘in’ ons, noch kunnen we het ergens aanwijzen. Toch veronderstellen we dat er zoiets bestaat als een ‘eigen’ leven. We zouden ook niet zonder deze aanname kunnen – dat zou immers leiden tot nihilisme, een compleet wantrouwen tegen alles om ons heen, en ook tegen onszelf.

Drang naar verbetering

Nancy eindigt De indringer met het idee dat de mens zelf zijn eigen indringer is. De mens is continu bezig de natuur te veranderen door middel van technologie. Denk bijvoorbeeld aan het onnatuurlijk verlengen van een leven door een harttransplantatie. Niet alleen verandert de mens de natuur buiten hem, maar ook zijn eigen natuur wordt hierdoor veranderd. De mens dringt continu bij anderen, en bij zichzelf binnen om te verbeteren. Deze drang naar verbetering is inherent menselijk: de mens dringt dus binnen bij de mens om mens te zijn.

En dat is nu precies de kern van het postmodernisme. Zoals ik hierboven heb gesteld, was het idee van het modernisme om een aanwijsbaar fundament te vinden. Postmodernisme reageert hierop door, al dan niet in zeer ingewikkelde taal om haar punt bij te staan, te stellen dat dit fundament niet bestaat.

Tekst: Arthur Meijer // Beeld: Dorota Dabrowska

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s