Al sinds hij zich kan heugen schrijft hij korte gedichtjes. Toen hij ze in 2010 ook begon te tweeten, nam zijn carrière als dichter een grote vlucht. Vier jaar later verscheen zijn eerste bundel Versjes van Lars en eind deze maand alweer zijn vijfde. Nog altijd verovert dichter Lars van der Werf (1987) met zijn korte en lieflijke versjes menig Instagramhart: ‘Het is een kunstvorm waar ik per ongeluk heel goed in ben geworden.’
‘Voor dichters is één uur wel vroeg’, is het eerste wat Lars zegt wanneer ik hem ontmoet in zijn stamkroeg in het oude centrum van Rotterdam. Dat Lars er een vaste gast is, blijkt al snel wanneer de vrolijke serveerster het net bestelde biertje met ‘kijk eens aan, Lars’ op de tafel zet. De kroeg is een van de vaste werkplekken van de dichter. ‘Ik moet echt plekken hebben waar ik aan het werk ben en plekken waar ik dat niet ben. Als je overal gaat schrijven wordt de hele wereld je kantoor.’ Al vanaf zijn studententijd komt Lars geregeld in deze typische bruine kroeg waar hij de mensen kent en de mensen hem. Hij studeerde journalistiek, maar vond het journalistenbestaan vreselijk. ‘Het probleem met de journalistiek voor mij is dat je andermans verhalen aan het vertellen bent, die ook nog eens waar moeten zijn. Daar had ik geen zin meer in. Ik had zelf verhalen te vertellen.’
Hij zat dan ook vaker met een biertje in de kroeg dan met zijn neus in de boeken. ‘Ik had niet echt het idee dat ik met studeren bezig was. Het was gewoon elke dag feest. Ik schreef altijd gedichtjes op bierviltjes aan de bar voor vrienden en kennissen, en die vonden dat zo leuk, dat ik op een gegeven moment bedacht het op Twitter te gooien. De gedichtjes passen namelijk perfect in zo’n korte tweet. Dat werkte heel goed, het werd veel geretweet en mensen vonden het leuk. Toen dacht ik, daar zit meer in. De journalistiek kan m’n rug op, ik moet dichter worden.’
Pretentieloze plezierpoëet
Na een aantal jaren succes op Twitter, Facebook en later Instagram, zocht Lars een uitgever. Met de simpele tweet ‘ik zoek een uitgever’ had hij in een mum van tijd vijf potentiële uitgevers die zijn eerste bundel Versjes van Lars wilden uitgeven. ‘Ik had zelf al een kartonnen boekje gemaakt en ik wilde dat mensen mijn versjes ook echt konden kopen of cadeau konden doen. Boeken hebben toch iets magisch.’
Ondanks dat de bundels de boekenwinkels uit vlogen, klonk er ook kritiek, met name uit de hoogculturele literaire hoek. Volgens die kritiek zou de zuivere, traditionele poëzie dood en ingewisseld zijn voor simpele, voorspelbare en kunsteloze consumentenpleziertjes. De Insta-dichters, ook wel enigszins denigrerend aangeduid als ‘plezierdichters’ zijn geen echte dichters, aldus de poëzie-elite. Die kritiek komt volgens Lars grotendeels voort uit jaloezie. ‘De twee recensenten die mij echt de grond in hebben geschreven, van De Volkskrant en van een of andere literaire kutwebsite, zijn gewoon mislukte dichters. Die hebben nooit meer bundels verkocht dan aan hun ouders, ooms en tantes.’
Met die term ‘plezierdichter’ heeft Lars overigens weinig moeite. ‘Ik heb veel plezier in dichten en ben zelf erg pretentieloos, dus ik neem het mensen niet kwalijk als ze mij als plezierdichter zien. Het is ook gewoon hoe het is: ik weet dat ik geen enorm hoogdravende of moeilijke poëzie schrijf. Ik noem mijn gedichten ook versjes.’ De inhoud van de kritiek stuit bij Lars wel op enige weerstand, alhoewel hij zich er ook niet al te druk om maakt. ‘Nederland is een heel bekrompen land. We willen alles per se in hokjes duwen. Je hoort er niet bij als je light-verse maakt en dat geldt voor de gehele literatuur, maar bijvoorbeeld ook voor de muziek. Ik maak een lichte vorm van poëzie wat alsnog heel zwaar kan zijn. Het is een bepaalde kunstvorm waarin ik per ongeluk heel goed ben geworden.’
Zijn onzekere financiële bestaan vindt de versjesschrijver nog wel eens lastig. Vorige maand tweette hij duidelijk gefrustreerd dat een andere uitgever dan de zijne een versje wilde publiceren voor het oneerlijke bedrag van 25 euro. ‘Na zulke verzoeken denk ik vaak: krijg lekker de tering maar allemaal met je zooi, ik kap er gewoon mee. Want uiteindelijk is het zo dat ik al jarenlang zonder vakantie m’n reet eraf werk en ik bijvoorbeeld niet eens een arbeidsongeschiktheidsverzekering kan betalen’, aldus een nijdig van zich af twitterende Lars. ‘Ik zit gelukkig in de bovenste regionen, maar het is alsnog hard werken’, vertelt hij verder. ‘Ik moet altijd schrijven en altijd produceren, maar uiteindelijk ben ik degene die er het minste aan verdient. Zo’n boekje kost acht à tien euro en daar houd ik dan tachtig cent aan over. Ik klus daarom veel bij op bruiloften en partijen met mijn Versjes op maat. Soms voel ik me daardoor een beetje Gerard Joling.’
De ondernemende dichter
De Amerikaanse legende onder de Instagram-poëten, Rupi Kaur, vergelijkt haar carrière met ondernemerschap: zij staat aan het roer van haar eigen merk. Lars onderschrijft dit gevoel. ‘Rupi Kaur is geweldig! Zij is wat ik ook altijd heb willen zijn, namelijk een ondernemer. Hetzelfde geldt voor Herman Brood, waar ik ook veel van heb geleerd. Hij zei altijd: “Ik heb een winkeltje en ik moet spulletjes verkopen.” Zo zie ik dat ook.’
Afgezien van dat hij soms snakt naar een vast loon, geniet Lars van zijn vrijheid als dichter. ‘Ik heb geen baas, kan elke dag doen wat ik wil en hoef aan niemand verantwoording af te leggen. Daarnaast mag ik de hele dag bezig zijn met gevoel en creativiteit. De keerzijde hiervan is dat ik bijvoorbeeld geen collega’s heb en het dichterschap een vrij eenzaam beroep is. Structuur aanbrengen in je dagelijkse routine is een van de moeilijkste dingen wanneer je voor jezelf werkt. Ik probeer altijd op tijd op te staan en het grootste deel van de ochtend te schrijven. ’s Middags ga ik wandelen door de stad en zie ik meestal vrienden of familie. ’s Avonds kijk ik veel films en ga ik zuipen.’
Op de misschien ietwat cultuurbarbaarse vraag wat het nut van poëzie is in onze huidige tijd, heeft Lars een kort antwoord: poëzie heeft geen enkel nut. ‘Ik heb daarover een goede quote van de Utrechtse dichter Ingmar Heytze, die poëzie en dichters precies beschrijft zoals het is: “Dichters hebben weinig directe invloed op hun omgeving. Haal alle dichters en gedichten uit de wereld weg en je zult merken dat de meeste mengkranen, lichtschakelaars, centrifuges, diesel- en benzinemotoren nog werken. Er is alleen niemand meer om zich daarover te verwonderen, of waarover dan ook. Dichters weten dat allemaal, maar ondervinden er betrekkelijk weinig last van.” Dat is precies zoals poëzie is. Poëzie heeft op zichzelf geen zin, ook al kan het wel helpen. Veel mensen sturen me berichtjes dat ze in donkere tijden zich vastklampen aan mijn versjes en daar wat aan hebben.’
Dat poëzie je helpt de wereld beter te begrijpen en je ogen kan openen, gelooft Lars niet zozeer. ‘De mensheid heeft dat allemaal al in zich. Je moet de poëzie niet belangrijker maken dan het is. Poëzie is slechts het duwtje in de rug. Soms de verkeerde kant op. Poëzie kan ook heel deprimerend zijn, maar daarvoor hebben we alcohol’, grijnst Lars. Tijd voor de tweede ronde bier.
Komt wel goed
Op 21 april verschijnt zijn nieuwe bundel Komt wel goed. ‘Deze bundel is heel anders. Het is meer een verhaal dan de vorige bundels. De vorige boekjes waren eigenlijk meer bijeenraapsels van verschillende versjes. Deze keer zit er wel echt een route in.’ De liefde blijft, zoals we van hem gewend zijn, het overkoepelende thema. ‘Ik raak er maar niet over uitgeluld. Ik weet niet wie dit gezegd heeft, maar als je één keer verliefd bent geweest, kun je er een miljoen gedichten over schrijven. Ik weet dat ik twee keer echt verliefd ben geweest en daar put ik alles uit. Het verbaast me soms hoe vaak ik ‘jou’ en ‘hou’ op elkaar heb laten rijmen. Dat lijkt oneindig te zijn.’
‘Ik vond de titel ‘Komt wel goed’ mooi, want zo sta ik heel erg in het leven. Het leven is vol hobbels en beren op de weg, maar veel dingen komen uiteindelijk wel goed, ondanks dat je het op dat moment zelf niet denkt. Verder zeg ik het, zoals heel veel mensen, in het dagelijks leven vaak, maar dat heb ik met alle titels van m’n bundels wel gehad. ‘Heb lief’ gebruik ik bijvoorbeeld altijd aan het einde van een e-mail. Het is tegelijkertijd een opdracht en een uiting van affectie. Veel beter dan ‘Met vriendelijke groet’, toch?’
Naast zijn dagelijkse dichtwerkzaamheden schrijft Lars fanatiek aan zijn debuutroman. ‘Het einde nadert, gelukkig. Ik denk dat het over een jaar wel echt klaar is.’ Het schrijfproces is hem niet in de koude kleren gaan zitten. ‘Ik had er nooit aan moeten beginnen. Een boek schrijven is het vreselijkste wat er is, maar dat vindt volgens mij elke schrijver. Niemand weet namelijk hoe het moet: je doet maar wat. Het is een heel onzeker en eenzaam proces.’ Die eenzaamheid ligt bij Lars eigenlijk altijd op de loer. ‘Mijn beroep is gewoonweg eenzaam en de liefde is ook niet zo succesvol op het moment. Maar dat is verder niet erg hoor, dat is goed voor de inspiratie, zeg ik maar altijd. Ik vind het ook niet erg om alles te voelen, ik zoek het zelf ook op.’
Een jaar lang werkte Lars in een Rotterdams hostel als nachtportier waar hij een hoop meemaakte. ‘Mister Delgado, een kaal Portugees mannetje dat een drugsimperium runde, woonde daar permanent. Ik werd op een gegeven moment per ongeluk vrienden met die man en hij vertelde me allerlei dingen. Ik kreeg een inkijkje in de onderwereld. Zo kwam Delgado op een nacht rond vijf uur thuis vanuit Antwerpen met een kickbokser als chauffeur en een achterbak vol kalasjnikovs. Als crimineel was hij heel eenzaam, want hij kon natuurlijk niemand vertrouwen. Ik herkende mezelf heel erg in die eenzaamheid: het was net uit met mijn vriendinnetje en ik kon geen andere liefde verdragen. Er ontstond een connectie door die eenzaamheid. Dat is uiteindelijk waar het boek over gaat. Die Mister Delgado is trouwens verdwenen. Hij schijnt ergens in Oost-Afrika in een gevangenis te zitten. Niet echt de beste plek om in de gevangenis te zitten, lijkt mij.’
Groot denken
Lars’ droom voor de toekomst is het maken van een film en een theatervoorstelling. Met dat laatste is hij al druk in overleg met een producent. ‘Het wordt een soort onemanshow in kleine theatertjes. Gewoon lullen met versjes tussendoor en een beetje comedy. Als ik voorlees doe ik dat eigenlijk al, maar nu wil ik het wat meer gestructureerd opschrijven, zodat ik echt goed word.’ Voordragen en spoken word vindt Lars overigens onzinnig en ‘moeilijk doen’. ‘Voorlezen is het toch gewoon? Ik lees gewoon voor en vertel er een verhaaltje bij.’
Ondanks de afwezigheid van enige hoogmoed of pedanterie, hoopt de versjesschrijver later, na zijn dood, op een eigen straatnaam. ‘Het heet hier het Eendrachtsplein, maar dat mag best het ‘Lars van der Werfplein’ worden. En ik wil ook een praalgraf met een standbeeld erop en hekjes eromheen. Dat lijkt me heerlijk.’
‘We zijn in Nederland heel slecht in eerbetoon. Jules Deelder die net is overleden krijgt wel een straat, maar dat wordt dus een klein steegje. In Parijs krijgen dichters pleinen en grote boulevards. Dat is hier in Nederland heel ongebruikelijk.’ Nederlanders moeten leren om groot te denken, sluit Lars af. ‘Bravoure hebben en groot denken is heel belangrijk. Het hoeft niet allemaal te lukken, maar dan heb je het in ieder geval geprobeerd.’ You can always be the next big thing, luidt dan ook Lars’ lijfspreuk.
Tekst: Freek Haye // Beeld: Danielle Kliwon