Door: Vincent Kupers
In de zevende roman van Yves Petry (51) is een vluchtelingenkamp in West-Afrika het decor voor zijn gedachte-experiment. In De Geesten stelt de romanschrijver op vakkundige wijze de idealistische beweegredenen van de artsen in het kamp ter discussie. Ze proberen zich voor te doen als rationele denkers, maar gaat dit niet ten koste van ons individuele expressievermogen?
De Vlaamse schrijver heeft weer een boek klaar, dit betekent doorgaans dat wij hem binnen de kortste keren kunnen verwachten in onze hoofdstad. Iemand zal uiteindelijk toch De Geesten moeten uitdragen en dit lijkt me bij uitstek een taak voor de schrijver in kwestie. Op een woensdagochtend in maart verliet de romanschrijver in een Belgische trein zijn woonplaats Leuven. Een vertrouwde treinreis naar Amsterdam lag hem in het verschiet.
Je zou bijna denken dat hij tijdens die treinrit inmiddels niet meer voor verassingen zou komen te staan, maar niets bleek minder waar. ‘Het duurde opeens drie uur en een kwartier, er is namelijk geen rechtstreekse verbinding meer naar Amsterdam.’ Hoewel Petry zich wel heeft vermaakt in de trein ‘ik heb een Sudoku ingevuld’, flirtte het uitzicht met zijn gedachten. ‘De zon scheen en het water was blauw; ik was liever buiten geweest.’ Gelukkig gaf hij zich niet over aan de verleidelijke lentezon en trof ik hem keurig op tijd aan op het kantoor van Das Mag.
Een klassieke ideeënroman
Ditmaal neemt Petry de lezer mee naar een fictief conflictgebied in West-Afrika, waar een etnische strijd tussen de islamitische Hiromwe en de christelijke N’gali gaande is. In het midden van deze chaos bevindt zich het neutrale vluchtelingenkamp Bilonga van de organisatie Dokters zonder Kleur. Dit is de locatie waar het hoofdpersonage Mark Oostermans na een pijnlijke breuk met zijn vriendin werkzaam is als derdewereldarts. De middelmatige en neutrale Mark komt daar in aanraking met meer uitgesproken persoonlijkheden. De personages en de moedeloze locatie bleken een vruchtbare bodem te zijn om Petry’s gedachten op los te laten. ‘Het was voor mij belangrijk dat drie mensen ontwikkelingswerk zouden uitoefenen, maar hier elk een heel andere houding aan over hielden.’
Petry’s roman is geen sappig verhaal over de liefde, maar draagt met zijn lucide personages een weloverwogen wereldbeeld uit. De personages zijn zorgvuldig uitgewerkt en staan ergens voor. Op zijn zeventiende levensjaar begon hij al interesse te krijgen voor dit soort klassieke ideeënromans. ‘Boeken hadden toen al een grote impact op mijzelf, wat het verlangen opriep om ook op die manier te leven in het hoofd van een ander.’ Hoewel het zaadje toen al geplant was, begon hij als ‘brave en zeer ijverige jongen’ wiskunde te studeren aan de Katholieke Universiteit Leuven. ‘Ik was er goed genoeg in om er mijn ijdelheid door te kunnen laten strelen, maar het schonk geen echte vervulling.’
Al vrij snel stapte Petry over naar filosofie, wat zijn studentenleven iets enerveerde. ‘Ik had meer vrije tijd bij deze studie; het was eigenlijk alleen belangrijk dat je wakker was tijdens tentamens.’ Ondanks de schijnbaar ‘makkelijke’ studie vertelt Petry dat hij zich interesseerde in de materie. Zijn interesse in de filosofie is door de jaren heen niet op een lager pitje komen te staan; dit blijkt uit het veelvuldig gebruik van filosofische concepten in zijn roman.
Derdewereldarts als hoogst haalbare engagement
Door de tegenstrijdige opvattingen van de artsen over de idealistische doelstelling van Dokters zonder Kleur, wordt het karakter van de organisatie ter discussie gesteld. De beweegredenen van derdewereldartsen worden door Petry gronding uitgewerkt. De moralistische arts Margot is er bijvoorbeeld volledig van overtuigd dat we door ontwikkelingshulp de wereld kunnen verbeteren. Jeroen Ullings, het lievelingspersonage van de schrijver, belicht Margots idealisme vanuit een ander perspectief: ‘Doet zij dit niet vooral om inhoud te geven aan haar eigen leven?’ Petry wijst idealistische hulp zeker niet af, maar brengt vooral een kritische nuance aan. ‘Als mensen het een zinvolle invulling van hun eigen leven vinden, dan vind ik het helemaal oké. Ik verzet me alleen tegen de sociale dwang die men voelt om dit te zien als het hoogst haalbare engagement. Het is een vorm van engagement, maar niet de enige of de beste manier.’
Volgens Petry is het alsof we ons gedwongen voelen om bewondering te hebben voor personen die betrokken zijn bij noodhulp. Deze sociale druk vindt hij verwerpelijk: ‘Het mag dan hoogstaand lijken wat zij doen, maar de zoektocht naar andere vormen van vervulling wordt daarom niet gelijk minderwaardig.’ Deze verwachte bewondering komt naar voren wanneer Mark Oostermans tijdelijk terugkeert naar het ‘beschaafde’ België. Hij gaat ervan uit dat iedereen zijn verhaal enorm hoort te waarderen. Als iemand er iets onverschilliger tegenover staat reageert hij daarom ook geïrriteerd. Dit vloeit volgens Petry voort uit een gebrek aan gezond relativeringsvermogen. ‘Je ziet mensen zoals Mark en Margot volstrekt niet relativeren en daardoor intolerant worden tegenover mensen die er andere ideeën op nahouden.’
De ladder van idealisme
De personages in De Geesten zaten als het goed is nog vers in het geheugen van de trouwe Petry-lezers. Kristien en haar broertje Jasper bijvoorbeeld, komen rechtstreeks uit zijn vorige roman Liefde bij wijze van spreken. De personele setting heeft dus raakvlakken met zijn vorige roman, maar de schrijver heeft wel een splinternieuw hoofdpersonage gesmeed. Deze Mark Oostermans probeert het hart van Kristien te veroveren, maar stelt zich tegelijkertijd buitengewoon passief op. Door zijn passiviteit loopt de relatie stuk en vertrekt hij naar West-Afrika. In Petry’s vorige roman werd Mark ook al genoemd, maar was hij nog niet werkelijk een personage. Doordat Mark naar West-Afrika vertrekt als derdewereldarts, ontstond er voor de schrijver een uitgelezen kans om Jeroen Ullings in leven te roepen. ‘Iemand die het verst afstaat van alles wat wij kennen, maar toch iets van mezelf vertegenwoordigt.’
Omdat Jeroen Ullings het verst van de schrijver afstaat, moest Petry behoorlijk diep in zijn belevingswereld graven om hem een stem te kunnen geven. ‘Hij vertegenwoordigde iets waarvoor ik niet vaak de kans kreeg om over te schrijven of te praten; in dit boek creëerde ik de ruimte om het over iemand als Ullings te hebben.’ Petry vertelt dat de arts Ullings iemand is die andere morele waarden heeft en daardoor in conflict raakt met zijn collega’s. Voor hem staat de zorg voor jezelf centraal en niet de zorg voor anderen. Door in de eerste plaats jezelf in volle ernst de juiste vragen te stellen, zullen anderen hiervan ook de vruchten plukken. Deze opvatting past volgens Petry bij de oudheid of bij bepaalde tradities van het christendom, maar niet binnen het hedendaagse humanisme. Door de levensbeschouwing van Ullings moest de schrijver daarom flink tegen de tijdgeest ingaan om hem vorm te geven. ‘Dat was een moeilijke en uitdagende opdracht, maar eigenlijk ook de reden waarom mijn boek is geschreven.’
De misvatting van de ‘verlichte medemens’
Na een lange werkdag komt Mark Oostermans vaak tot bedaren in zijn vertrouwde stoel op de binnenplaats van het ziekenhuis. Dit is de plek waar Mark veelvuldig geconfronteerd wordt met de uitgesproken meningen van Ullings en Margot. Op een zekere avond raakt Mark in een filosofisch gesprek met teamleider Ullings, die zijn frustratie over de zogenaamde verlichte medemens van tegenwoordig verkondigt. Letterlijk zegt hij: ’Hij volgt gedwee de kanalen die het wetenschappelijk inzicht voor hem gegraven heeft, en mist de kracht een eigen bedding te vormen. Uiteindelijk heeft hij nog liever geen ideeën dan een idee dat wel eens niet-wetenschappelijk en bijgevolg evenmin universeel zou kunnen zijn’.
De verlichte medemens waarover Ullings het heeft, daar schuilt volgens Petry een zekere ironie in. ‘Ullings beschouwt deze personen helemaal niet als verlicht. Het gaat om mensen die zich inbeelden rationeel te zijn, omdat ze de evolutieleer kennen en iets weten van zwarte gaten.’ Ullings is hierop tegen en stelt dat het onmogelijk is om je wereldbeeld af te leiden uit wetenschap; daar is verbeelding voor nodig. Met deze opvatting kan Petry zich goed identificeren en zo vindt hij gaandeweg verschillende raakvlakken met Ullings. Petry vult de opvattingen van de arts dan ook moeiteloos aan. ‘De moderne mens denkt een rationeel wezen te zijn en zichzelf te kennen, maar eigenlijk vervreemdt die zogenaamde rationaliteit ons van onszelf. Bovendien zijn wij als moderne mens helemaal niet zo rationeel of wetenschappelijk als we graag van onszelf geloven.’
Zonder verbeelding geen individuele ontwikkeling
Petry stelt dat het op de kaart zetten van het individu één van de belangrijkste uitdagingen van onze moderne samenleving is. Volgens hem zorgt het geloof in de wetenschap ervoor dat mensen minder over ongrijpbare materie nadenken. Hij legt een verband tussen deze ontwikkeling en een afname in de belangstelling voor kunst en cultuur. ‘Ze denken dat kunstenaars vooral moeilijk doen over dingen die in feite heel eenvoudig zijn.’ Door deze instelling neigen mensen ernaar de mogelijke verbeelding omtrent hun gevoelsleven teniet te doen. ‘Dat maakt ze in mijn ogen wel saai, onappetijtelijk zelfs, met zulke mensen wil ik eigenlijk niet veel te maken hebben.’
Individuele ontwikkeling gaat volgens Petry hand in hand met verbeeldingskracht. In zijn roman werkt hij dit thema uit als een soort essay, maar dan in een interessante context waarin personages zich gaandeweg ontwikkelen. De romanschrijver betoogt dat we, net als Ullings, zo nu en dan even tegen de tijdsgeest moeten schoppen en onszelf als individu moeten laten horen. ‘Het is belangrijk dat je enigszins interessant over jezelf kan praten en daarbij ook verbeelding niet uit de weg gaat, maar wel enige afstand bewaart tot wat je je verbeeldt. Kortom, je moet eigenlijk iemand zijn die klaar is om schrijver te worden.’
Terwijl zijn kersverse roman nét in de boekhandel ligt, is er alweer een nieuwe in de maak. ‘Ik ben inmiddels alweer bezig, maar wanneer die gaat komen is nog maar de vraag; misschien sneller dan deze na de vorige kwam.’ Met deze toespeling moeten de Petry-fans voor nu genoegen nemen. Yves Petry heeft ons wederom een bijzonder verhaal voorgeschoteld en mag wat mij betreft met een voldaan gevoel weer de trein naar het zuiden nemen.
De Vlaamse romanschrijver Yves Petry (51) debuteerde in 1999 met zijn roman Het jaar van de man. Na zijn debuut kreeg hij de smaak te pakken en schreef nog zes romans, waarvan De maagd Marino een bestseller werd. Hij won onder meer de Libris-Literatuurprijs, de Inktkaap en de BNG Bank Literatuurprijs. De Geesten is zijn eerste roman bij de uitgeverij Das Mag.